Stef Smulders's Blog: Italiaanse Toestanden - Posts Tagged "italy"
Non ci sono problemi
Mijn rechterbeen stond nog op de grond maar toch reed de auto van de makelaar al weg. Alleen door mijn been snel binnenboord te trekken en het portier dicht te slaan, kon ik een ongeluk voorkomen. De makelaar had haast! We zouden twee huizen gaan bekijken, in de Oltrepò Pavese, aan de overkant van de grote rivier de Po, die dwars door Noord-Italië loopt. Vanuit onze tijdelijke woonplaats Pavia was dat een half uur rijden. Ik zat voorin en de makelaar kletste honderduit in rap Italiaans. Ik verstond maar een deel van wat hij zei, ook doordat ik afgeleid werd door het verkeer waar we op zijn Italiaans doorheen kruisten.
Sinds een aantal weken woonden we in het rustige, historische universiteitsstadje Pavia, dat een kleine zestig kilometer ten zuiden van Milaan ligt. Ik zou er gedurende een half jaar mijn masterstudie Middeleeuwse Cultuur, die ik in Utrecht begonnen was, voort gaan zetten en mijn echtgenoot Nico zou er van een, na twintig jaar kantoorwerk welverdiende sabbatical gaan genieten. Hij ging dus stofzuigen, boodschappen doen en koken, terwijl ik me verder ging verdiepen in lang vervlogen tijden. Maar stiekem kriebelde er ook een andere, nauwelijks uitgesproken wens: zouden we niet …, als we nu eens …, stel je voor dat ...?
En nu al, kort na het begin van ons verblijf in Pavia, gingen we een paar huizen bekijken! Om erin te gaan wonen! En om het voor een deel te kunnen verhuren! Om een bed & breakfast te gaan beginnen! Al snel nadat we onze intrek in een appartement in Pavia genomen hadden, ontdekten we namelijk het wijngebied de Oltrepò Pavese ten zuiden van Pavia en waren we verkocht. Wat een mooi gebied! En dus was onze geheime wens nog sterker gaan kriebelen: als we hier toch eens een geschikt huis zouden kunnen vinden, boven op een heuvel, met een panoramisch uitzicht … In een van de gratis blaadjes met advertenties van de agenzie immobiliari, de makelaarskantoortjes, die je overal in de stad zag liggen, waren onze gretige ogen al snel gevallen op een huis dat zeer geschikt leek voor ons doel. En naar dat huis waren we nu op weg, met een makelaar die vooral in gladde praatjes en ‘sportief’ autorijden gediplomeerd leek.
Eenmaal ten zuiden van Pavia was het rustiger op de weg, zodat ik het Italiaans van Olita, zoals onze makelaar heette, beter kon volgen. Hij had het vooral over zijn kennis van zaken en over de goede staat van de huizen die we gingen bekijken. Wat er eventueel niet naar onze zin zou zijn kon eenvoudig worden aangepakt, zonder extra kosten, zei hij. Dat had hij al met de verkopers afgesproken. “Non ci sono problemi,” riep hij enthousiast. De verkooppraatjes waren duidelijk al begonnen. Als de kleur van het huis ons niet zou bevallen dan kon het overgeschilderd worden, nog voor de oplevering, in elke, ja, echt elke kleur die we maar wilden, zelfs pimpelpaars, beweerde Olita. “Non ci sono problemi!” Ook de door maandenlange (of jarenlange?) verwaarlozing in oerwouden veranderde tuinen zouden speciaal voor ons ‘ontgonnen’ worden.
Het landschap ten zuiden van Pavia was vooralsnog vlak, met overal waar je keek rijstvelden (voor de beroemde Italiaanse risotto), akkers en populierenplantages. Langs de provinciale weg zagen we veel lintbebouwing, een afwisseling van huizen in alle soorten en maten en winkelcentra. We passeerden op volle snelheid kleine dorpjes met winkeltjes, één of twee restaurants en steevast enkele barretjes. De witte bordjes die elektronische snelheidscontroles in het vooruitzicht stelden negeerde Olita. Betaalde zijn werkgever zijn boetes soms? Of draaiden wij daar indirect voor op? We wisten al dat we Olita (net als de verkopers) provisie verschuldigd waren als we via hem een huis zouden kopen, want we hadden ons al in Nederland terdege voorbereid op alle rampen die er voor aspirant kopers van een huis in Italië in het verschiet lagen. Het was opletten geblazen! Zich niet bewust van mijn argwaan reed Olita in volle vaart verder. Op verschillende plekken langs de kant van de weg zagen we kleine monumentjes, die door nabestaanden waren opgericht, ter nagedachtenis aan wijlen hun geliefde, maar tragisch verongelukte wegpiraten. Olita was kennelijk niet bang zo te eindigen, want langzaam rijdende voorliggers haalde hij genadeloos in, doorgetrokken streep of niet. Later, toen we al een paar maanden in de Oltrepò woonden, ontdekten we dat er hier vlakbij zelfs een santuario, een herdenkingskapel, was opgericht om de vele verkeersslachtoffers te herdenken. Het spreekwoordelijke roekeloze rijgedrag van de Italiaan berustte misschien echt op waarheid. Olita deed in ieder geval zijn best om het beeld te bevestigen. Af en toe kwamen ons twee tegenliggers naast elkaar tegemoet, maar gelukkig pasten er hier gemakkelijk drie auto's op de tweebaansweg. Non ci sono problemi.
We bereikten de Ponte della Becca, de één kilometer lange ijzeren brug uit 1912, die de samenvloeiing van de Po en de Ticino overspant. Aan de andere kant begon de Oltrepò, eerst nog steeds vlak, maar al snel heuvelachtig. Daar in de verte zou het huis van onze dromen moeten liggen. De eerste wijngaarden verschenen op de hellingen langs de weg. Op een uitloper van de heuvels zagen we de toren van een opvallend kasteel en raadpleegden we onze regionale deskundige, genaamd Olita. “Welk kasteel is dat?” vroegen we nieuwsgierig. Hij wist het niet. Maar non ci sono problemi, hij zou het navragen en het ons laten weten, zei hij. Misschien werd ons huis toch niet pimpelpaars …
Het werd nu al snel duidelijk waarom Olita haast had: hij kende de weg niet en reed kriskras door de heuvels, op zoek naar herkenningspunten. Wonder boven wonder vonden we het geselecteerde huis, dat toch niet zo geschikt bleek als we dachten, welke kleur het ook zou krijgen. Aan één kant lag het tegen een talud, aan de andere kant werd het uitzicht geblokkeerd door een schuur. De tuin was van postzegelformaat. Jammer. Gelukkig hadden we uit het aanbod van dezelfde agenzia nog een tweede huis gekozen op basis van de gunstige prijs. Op het fotootje bij de advertentie zag dit huis er niet aantrekkelijk uit: een grauwgrijs betonblok zonder kraak of smaak. Maar ja, als we toch in de buurt waren ...
Het tweede deel van de puzzelrit bracht ons onder veel binnensmonds gevloek en gemompel van Olita bij het goedkopere huis. De buitenkant beloofde ook in werkelijkheid niet veel goeds, daar zou geen enkele kleur uit de regenboog iets aan kunnen veranderen. Maar de binnenkant! Het huis bestond uit twee appartementen van elk honderd vierkante meter. Het onderste appartement bleek van binnen geheel gemoderniseerd met nieuwe plavuizen, was overal voorzien van cv, het had een complete keuken, er was een zitruimte met sofa's en er was een kant-en-klare moderne badkamer. Het appartement was op de aansluiting van gas en elektra na, direct bewoonbaar. We raakten enthousiast.
Na de bezichtiging van dit eerste appartement leidde Olita ons naar boven, naar het tweede appartement en opende de luiken van de slaapkamer die aan de dalzijde lag. Een fabelachtig uitzicht van glooiende heuvels en impressionistisch gekleurde wijngaarden ontvouwde zich voor onze ogen. In de verte zagen we het karakteristieke maar vooralsnog onbekende kasteel liggen. En verderop lag nog een kasteel. En daar nog één. We waren verkocht. Non ci sono problemi! Daar waren wij nu voor even van overtuigd.
Italiaanse Toestanden - Leven en overleven in Italie
Sinds een aantal weken woonden we in het rustige, historische universiteitsstadje Pavia, dat een kleine zestig kilometer ten zuiden van Milaan ligt. Ik zou er gedurende een half jaar mijn masterstudie Middeleeuwse Cultuur, die ik in Utrecht begonnen was, voort gaan zetten en mijn echtgenoot Nico zou er van een, na twintig jaar kantoorwerk welverdiende sabbatical gaan genieten. Hij ging dus stofzuigen, boodschappen doen en koken, terwijl ik me verder ging verdiepen in lang vervlogen tijden. Maar stiekem kriebelde er ook een andere, nauwelijks uitgesproken wens: zouden we niet …, als we nu eens …, stel je voor dat ...?
En nu al, kort na het begin van ons verblijf in Pavia, gingen we een paar huizen bekijken! Om erin te gaan wonen! En om het voor een deel te kunnen verhuren! Om een bed & breakfast te gaan beginnen! Al snel nadat we onze intrek in een appartement in Pavia genomen hadden, ontdekten we namelijk het wijngebied de Oltrepò Pavese ten zuiden van Pavia en waren we verkocht. Wat een mooi gebied! En dus was onze geheime wens nog sterker gaan kriebelen: als we hier toch eens een geschikt huis zouden kunnen vinden, boven op een heuvel, met een panoramisch uitzicht … In een van de gratis blaadjes met advertenties van de agenzie immobiliari, de makelaarskantoortjes, die je overal in de stad zag liggen, waren onze gretige ogen al snel gevallen op een huis dat zeer geschikt leek voor ons doel. En naar dat huis waren we nu op weg, met een makelaar die vooral in gladde praatjes en ‘sportief’ autorijden gediplomeerd leek.
Eenmaal ten zuiden van Pavia was het rustiger op de weg, zodat ik het Italiaans van Olita, zoals onze makelaar heette, beter kon volgen. Hij had het vooral over zijn kennis van zaken en over de goede staat van de huizen die we gingen bekijken. Wat er eventueel niet naar onze zin zou zijn kon eenvoudig worden aangepakt, zonder extra kosten, zei hij. Dat had hij al met de verkopers afgesproken. “Non ci sono problemi,” riep hij enthousiast. De verkooppraatjes waren duidelijk al begonnen. Als de kleur van het huis ons niet zou bevallen dan kon het overgeschilderd worden, nog voor de oplevering, in elke, ja, echt elke kleur die we maar wilden, zelfs pimpelpaars, beweerde Olita. “Non ci sono problemi!” Ook de door maandenlange (of jarenlange?) verwaarlozing in oerwouden veranderde tuinen zouden speciaal voor ons ‘ontgonnen’ worden.
Het landschap ten zuiden van Pavia was vooralsnog vlak, met overal waar je keek rijstvelden (voor de beroemde Italiaanse risotto), akkers en populierenplantages. Langs de provinciale weg zagen we veel lintbebouwing, een afwisseling van huizen in alle soorten en maten en winkelcentra. We passeerden op volle snelheid kleine dorpjes met winkeltjes, één of twee restaurants en steevast enkele barretjes. De witte bordjes die elektronische snelheidscontroles in het vooruitzicht stelden negeerde Olita. Betaalde zijn werkgever zijn boetes soms? Of draaiden wij daar indirect voor op? We wisten al dat we Olita (net als de verkopers) provisie verschuldigd waren als we via hem een huis zouden kopen, want we hadden ons al in Nederland terdege voorbereid op alle rampen die er voor aspirant kopers van een huis in Italië in het verschiet lagen. Het was opletten geblazen! Zich niet bewust van mijn argwaan reed Olita in volle vaart verder. Op verschillende plekken langs de kant van de weg zagen we kleine monumentjes, die door nabestaanden waren opgericht, ter nagedachtenis aan wijlen hun geliefde, maar tragisch verongelukte wegpiraten. Olita was kennelijk niet bang zo te eindigen, want langzaam rijdende voorliggers haalde hij genadeloos in, doorgetrokken streep of niet. Later, toen we al een paar maanden in de Oltrepò woonden, ontdekten we dat er hier vlakbij zelfs een santuario, een herdenkingskapel, was opgericht om de vele verkeersslachtoffers te herdenken. Het spreekwoordelijke roekeloze rijgedrag van de Italiaan berustte misschien echt op waarheid. Olita deed in ieder geval zijn best om het beeld te bevestigen. Af en toe kwamen ons twee tegenliggers naast elkaar tegemoet, maar gelukkig pasten er hier gemakkelijk drie auto's op de tweebaansweg. Non ci sono problemi.
We bereikten de Ponte della Becca, de één kilometer lange ijzeren brug uit 1912, die de samenvloeiing van de Po en de Ticino overspant. Aan de andere kant begon de Oltrepò, eerst nog steeds vlak, maar al snel heuvelachtig. Daar in de verte zou het huis van onze dromen moeten liggen. De eerste wijngaarden verschenen op de hellingen langs de weg. Op een uitloper van de heuvels zagen we de toren van een opvallend kasteel en raadpleegden we onze regionale deskundige, genaamd Olita. “Welk kasteel is dat?” vroegen we nieuwsgierig. Hij wist het niet. Maar non ci sono problemi, hij zou het navragen en het ons laten weten, zei hij. Misschien werd ons huis toch niet pimpelpaars …
Het werd nu al snel duidelijk waarom Olita haast had: hij kende de weg niet en reed kriskras door de heuvels, op zoek naar herkenningspunten. Wonder boven wonder vonden we het geselecteerde huis, dat toch niet zo geschikt bleek als we dachten, welke kleur het ook zou krijgen. Aan één kant lag het tegen een talud, aan de andere kant werd het uitzicht geblokkeerd door een schuur. De tuin was van postzegelformaat. Jammer. Gelukkig hadden we uit het aanbod van dezelfde agenzia nog een tweede huis gekozen op basis van de gunstige prijs. Op het fotootje bij de advertentie zag dit huis er niet aantrekkelijk uit: een grauwgrijs betonblok zonder kraak of smaak. Maar ja, als we toch in de buurt waren ...
Het tweede deel van de puzzelrit bracht ons onder veel binnensmonds gevloek en gemompel van Olita bij het goedkopere huis. De buitenkant beloofde ook in werkelijkheid niet veel goeds, daar zou geen enkele kleur uit de regenboog iets aan kunnen veranderen. Maar de binnenkant! Het huis bestond uit twee appartementen van elk honderd vierkante meter. Het onderste appartement bleek van binnen geheel gemoderniseerd met nieuwe plavuizen, was overal voorzien van cv, het had een complete keuken, er was een zitruimte met sofa's en er was een kant-en-klare moderne badkamer. Het appartement was op de aansluiting van gas en elektra na, direct bewoonbaar. We raakten enthousiast.
Na de bezichtiging van dit eerste appartement leidde Olita ons naar boven, naar het tweede appartement en opende de luiken van de slaapkamer die aan de dalzijde lag. Een fabelachtig uitzicht van glooiende heuvels en impressionistisch gekleurde wijngaarden ontvouwde zich voor onze ogen. In de verte zagen we het karakteristieke maar vooralsnog onbekende kasteel liggen. En verderop lag nog een kasteel. En daar nog één. We waren verkocht. Non ci sono problemi! Daar waren wij nu voor even van overtuigd.
Italiaanse Toestanden - Leven en overleven in Italie
Prima visita
Ik zie twee vuilgele rubberen handschoenen op een van de stoeltjes in de wachtruimte liggen. Dat voorspelt niet veel goeds. Hoe hygiënisch werkt men in Italiaanse ziekenhuizen eigenlijk? Uit de zich in mijn geheugen bevindende verzameling rampverhalen over de gezondheidszorg in Italië duikt spontaan de affaire van het ziekenhuis in Rome op. Daar had men jaren geleden per ongeluk een paar aansluitingen in de kelder verwisseld waarna de bedden van een hele afdeling intensive care opeens ‘vrijkwamen’. Ook schieten mij de waarschuwingen van een paar van onze Italiaanse kennissen te binnen: „Zit je bij de ASL? Die laten je gewoon doodgaan hoor!” De ASL, de Azienda Sanitaria Locale, is het Italiaanse ziekenfonds, vooral bekend van bureaucratie en inefficiëntie. En sterfgevallen dus, volgens de ons verschrikt toesprekende local experts. Maar ik laat me niet zo gauw intimideren door die bange en door gezondheid geobsedeerde zuiderlingen. Een spatje regen, een zuchtje wind, een beetje kou en deze hypochonders denken dat ze al met een been in het graf staan. Italianen denken vanaf hun geboorte aan niets anders dan doodgaan.
Maar nu zit ik hier toch maar, zie die tuinhandschoenen, ontworpen voor het diepere spitwerk, en piep een klein beetje anders. Het is een prima visita, een eerste consult bij de uroloog voor een typisch oudemannenkwaaltje: plasproblemen. Het ziekenhuis ziet er al niet erg bemoedigend uit: de gebruikelijke oude en slecht onderhouden zooi die je in alle Italiaanse overheidsgebouwen aantreft. Gammele, steevast olijfgroen geverfde deuren, afgekloven tafels en stoelen, rammelende vensters met afgebladderde, roestige, ijzeren kozijnen en her en der met tape beplakte barsten in de ruiten en verder nauwelijks voorzieningen. Een flesje water zou toch wel handig zijn met deze hitte (midzomer 33⁰ buiten, 37⁰ binnen) maar de hypermoderne automaat die het levensreddende vocht zou moeten verstrekken, is leeg. Niet bijgevuld. En de overheid maar benadrukken dat het met deze hitte zo belangrijk is om te blijven drinken.
Ik ben veel te vroeg want bij een eerste bezoek weet je nooit hoeveel tijd het allemaal kost en je wilt er wel zeker van zijn dat je op tijd bent. Eerst moet je langs het CUP, het Centro Unico di Prenotazione, om je ticket, de eigen bijdrage te betalen. Het begrip unico zie je wel vaker bij officiële zaken opduiken en betekent dat er vroeger verschillende centra (meervoud!) zijn geweest maar dat de overheid de bureaucratie een fatale slag heeft toegebracht door die centra samen te brengen. Zou het? Het wachten voor de loketten van het CUP kan afhankelijk van seizoen, dag van de week en uur van de dag nog steeds aardig wat tijd vergen. Ook de zaal van het CUP van het Ospedale di Voghera is op een massa gezondheidsbehoeftigen berekend. Er zijn wel zeven loketten (op dit uur nog met door luxaflex geblindeerde raampjes) en lange rijen met stoelen. Ook is er een nummertjesmachine. Als ik om half acht binnenkom, is er nog niemand. Ik trek maar alvast een nummertje: 57. Hopelijk beginnen ze straks niet met 1. Uit de met informatie-A4tjes volgehangen loketwanden maak ik op dat de intake pas om acht uur begint. Gelukkig ligt er tegenover het ziekenhuis een café (wie had anders verwacht?) waar ik even een caffè lungo kan drinken. Jammer genoeg is dit een krantloos lokaal dus ben ik al snel weer terug in de wachtzaal. Inmiddels zit er een andere patiënt, op de achterste rij. Hij beantwoordt mijn groet niet. Maleducato, denk ik.
Nog een kwartiertje wachten. Geleidelijk druppelen er nog wat klanten binnen. Ze trekken allemaal hun nummertje. Ik ben dus zeker de eerste, of beter: ik ben de eerste twee want doordat ik te hard had getrokken, kreeg ik nummer 57 én 58 in handen. De ouwe chagrijn die na mij komt, zal dus nog een fractie langer moeten wachten, tot duidelijk is dat nummer 58 niet (meer) aanwezig is. Dat zal hem leren. De luxaflexen blijven nog omlaag maar ik zie achter een aantal raampjes wel wat handen die druk bezig zijn rollen met muntjes klaar te leggen. Wisselgeld. Hoeveel zal mijn ticket dit keer kosten? vraag ik me af. Maar wacht, daar gaat de eerste luxaflex omhoog. Erachter vandaan verschijnt een niet onknappe jongeman die meteen „Il primo!” roept. Fout natuurlijk want hij moet een nummer roepen en dat ook op het digitale schermpje boven zijn loket laten verschijnen. Mijn oude concurrent staat met een voor een hulpbehoevende patiënt verbazingwekkende snelheid op en is al bij het loket voor ik nog maar naar adem heb kunnen happen. Maar nu maak ik ook aanstalten om naar het loket te gaan. De jongeman ziet de verwarring en roept gauw (in paniek?) „Numero cinquantasette!” een nummer dat tegelijkertijd ook onverbiddelijk in rode ledlichten boven zijn hoofd verschijnt. Ik steek mijn arm met mijn nummertje, het bewijsstuk, naar voren. De oude atleet begint tegen mij te mopperen. „Hoe kan het dat u een lager nummer heeft?” vraagt hij ongelovig, „Ik was hier als eerste.” „Nee, ik was er al om half acht,” antwoord ik glimlachend. Boos kijkt de norse man mij aan. „Dus daarna bent u weer weggegaan!” zegt hij bestraffend. „Ja, ik ben even koffie gaan drinken,” zeg ik nonchalant. „Mooi is dat, dan kom ik in het vervolg al de avond ervoor om een nummer te trekken!” roept hij nu verontwaardigd uit en kijkt daarbij vragend naar de jonge lokettist. Die pakt echter mijn papieren en begint mijn gegevens in te voeren. De oude man druipt mopperend af. „Nummer 58” hoor ik vanuit een loket verderop dat kennelijk ook net is opengegaan. Hij vangt weer bot, denk ik vals, maar als niemand zich meldt is de oude hork toch aan de beurt. Vanaf mijn plek hoor ik hem nog doorgaan met klagen tegen de andere lokettist.
„Alles oké, dat is dan 28,60 euro,” zegt de mooie loketjongen en geeft me mijn papieren terug. „De afdeling Urologie is op de eerste verdieping,” vervolgt hij. Shit, hij weet natuurlijk waarvoor ik kom, denk ik beteuterd. Privacy ho maar! En dit ondanks alle officiële regeltjes die de Italiaanse overheidsinstellingen uitentreuren op alle documenten afdrukken. Zie ik daar een vluchtige glimlach om de mond van mijn lokettist? Prostaatklantje zal hij wel denken, besef ik en druip verslagen af. Mijn mopperaar was sneller klaar en is niet meer in de zaal te bekennen. Misschien zie ik hem zo weer bij urologie, denk ik nog, maar nee. In het wachtgedeelte bij de plasdokter is er wel een andere patiënt die mij vriendelijk groet. Lotgenoten? Gezamenlijk leed verbroedert. Ook hier moeten we wachten want het doktersconsult begint pas om half negen. Twee doktersassistentes lopen af en aan, openen kamers, rommelen daar wat, brengen en halen dossiers, sluiten kamers af en gaan weer weg. De een doet dit zuchtend en met serieuze blik, de ander slenterend en verveeld. Het lijkt erop dat de tweede zich telkens opmaakt om iets te gaan verrichten en dan ontdekt dat de ander dat al gedaan heeft. Overbodig personeel? Stille werkloosheid? Op een van de stoelen zie ik de handschoenen liggen.
De zuchtende zuster dribbelt weer de wachtruimte binnen, neemt de rubberen handschoenen weg en loopt ermee naar de kamer waar in grote letters Dermatologia op staat. „Hier vindt straks het onderzoek plaats,” roept ze naar de wachtenden bij urologie. Ons groepje heeft zich tot een man of vijf uitgebreid. Hebben die allemaal een afspraak om half negen? vraag ik me bezorgd af. Zo te zien is er maar één behandelruimte in voorbereiding. „De dokter komt zo,” hoor ik de assistente zeggen. Ze verlaat de behandelkamer. Zonder handschoenen. Wij wachten. Bij een van de mannen gaat voortdurend zijn mobiele telefoon af. Drukbezet zeker. Hij kijkt ongeduldig om zich heen en begint wat tegen zijn vrouw te mopperen. Zijn been wipt zenuwachtig op en neer. Het is al over half negen. De man kan zijn onrust niet meer bedwingen en loopt naar de deur van de behandelkamer waar hij het informatieblaadje met de behandeluren omstandig bestudeert. Daarop staat alleen maar de informatie die hij allang in zijn hoofd geprent had. Behandeltijd maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 12 uur. De man kijkt er een tijdje streng naar alsof hij het begin van het consult op die manier kan afdwingen maar er verschijnt geen arts en de deur blijft dicht. De man gaat weer zitten.
Om kwart voor negen komt de serieuze zuster weer aanlopen en roept enigszins verwilderd: „De dokter is onderweg! Ik neem vast uw verwijsbriefjes in zodat de dokter meteen kan beginnen als hij arriveert.” Ons groepje is intussen uitgedijd tot zeven personen. De zuster verdwijnt met de stapel briefjes in de behandelkamer en blijft minutenlang weg. Ze komt tevoorschijn en loopt weer weg waarbij de deur deze keer openblijft. Ik zie een soort kamerscherm. Daarachter vermoed ik de tafel waarop de ‘prima visitatie’ ongetwijfeld plaats zal vinden. Ik slik. Na nog eens tien minuten verschijnt er een slordig gekapte en ongeschoren man in wapperende witte jas. Hij snelt zonder op of om te kijken tussen de wachtenden door naar de behandelkamer. Is dit de arts? We horen hem mopperen. Hij loopt de kamer weer uit en begint in de naastgelegen wachtruimte heftig te discussiëren met de slenterzuster. Die geeft geen krimp maar komt even later toch achter hem aangesjokt om hem te assisteren.
„Smoelderssss?” hoor ik haar even later roepen. Ik ben als eerste aan de ‘beurt’! De ongeduldige man kijkt me chagrijnig aan terwijl ik langs hem heen flaneer. Nu loop ik nog soepel, denk ik bevreesd. De arts zit achter een pc verwoed te typen. Hij kijkt niet op of om, gromt wat en wijst naar de behandeltafel waar ik kennelijk gestrekt op moet plaatsnemen. Er volgen wat staccatovragen („Età? Leeftijd? Allergie? Allergieën? Medicine? Medicijnen?”). Zodra hij mijn antwoorden heeft ingetypt, staat de arts op, gebaart de invalassistente naast mij plaats te nemen en gromt dat ik mijn broek naar beneden moet trekken. Hij voelt wat aan penis en ballen en commandeert me mijn knieën op te trekken. Hij trekt een handschoen aan. Ik kan niet goed zien of dat een van die gele uit de wachtruimte is. De zuster heeft een tube gepakt en knijpt er een vloeistof uit over de vingers van de arts. Voor ik het weet zit hij al met twee vingers in me, heeft hij even gedrukt en gewroet en hoppa is hij er al weer uit. Ik kan me weer aankleden. Ik sta even daarna weer achter zijn pc. Hij kijkt me nog steeds niet aan. De andere zuster komt binnen, excuses makend dat ze dringend ergens anders moest zijn. De andere gaat weg. „Si accomodi! Gaat u toch zitten!” zegt ze. Eindelijk menselijk contact.
Ten slotte overhandigt de medicus mij het geprinte resultaat van al zijn typewerk. Prostaat normaal, zie ik in een flits. Echografie van de urinewegen nodig. Ik pak het aan en zie warempel een minzaam glimlachje op het gezicht van de ‘analist’ verschijnen. „Eerst naar de huisarts,” beveelt hij. „Bloed- en urineonderzoek.” „Maar dat is al gedaan,” reageer ik verbaasd en haal de analyse-resultaten te voorschijn. De miniglimlach is alweer van het gezicht van mijn uroloog afgegleden. „Resultaten van eerder onderzoek moet u aan het begin meteen laten zien!” zegt hij bars. „Ja, maar u heeft toch niks gevraagd,” aarzel ik timide en kijk de assistente beteuterd aan. „Resultaten moet u altijd eerst laten zien,” zegt ze maar met een vergevende blik. Als ik een dag later voor het bureau van Dezza verschijn en hij mijn briefje leest, begint hij te lachen. „Ah, Maurizio,” zegt hij en trekt een veelbetekende blik. „Hoe was dat?” Ik maak duidelijk dat de visitatie nogal ruw was en nauwelijks 10 seconden duurde. „Ah, si. È un chirurgo,” antwoordt Dezza glimlachend en zijn ogen twinkelen weer eens. „Chirurgen zijn nogal kort van stof en ruw van handelen.”
Meer Italiaanse Toestanden - Het dagelijks leven in Italie
Maar nu zit ik hier toch maar, zie die tuinhandschoenen, ontworpen voor het diepere spitwerk, en piep een klein beetje anders. Het is een prima visita, een eerste consult bij de uroloog voor een typisch oudemannenkwaaltje: plasproblemen. Het ziekenhuis ziet er al niet erg bemoedigend uit: de gebruikelijke oude en slecht onderhouden zooi die je in alle Italiaanse overheidsgebouwen aantreft. Gammele, steevast olijfgroen geverfde deuren, afgekloven tafels en stoelen, rammelende vensters met afgebladderde, roestige, ijzeren kozijnen en her en der met tape beplakte barsten in de ruiten en verder nauwelijks voorzieningen. Een flesje water zou toch wel handig zijn met deze hitte (midzomer 33⁰ buiten, 37⁰ binnen) maar de hypermoderne automaat die het levensreddende vocht zou moeten verstrekken, is leeg. Niet bijgevuld. En de overheid maar benadrukken dat het met deze hitte zo belangrijk is om te blijven drinken.
Ik ben veel te vroeg want bij een eerste bezoek weet je nooit hoeveel tijd het allemaal kost en je wilt er wel zeker van zijn dat je op tijd bent. Eerst moet je langs het CUP, het Centro Unico di Prenotazione, om je ticket, de eigen bijdrage te betalen. Het begrip unico zie je wel vaker bij officiële zaken opduiken en betekent dat er vroeger verschillende centra (meervoud!) zijn geweest maar dat de overheid de bureaucratie een fatale slag heeft toegebracht door die centra samen te brengen. Zou het? Het wachten voor de loketten van het CUP kan afhankelijk van seizoen, dag van de week en uur van de dag nog steeds aardig wat tijd vergen. Ook de zaal van het CUP van het Ospedale di Voghera is op een massa gezondheidsbehoeftigen berekend. Er zijn wel zeven loketten (op dit uur nog met door luxaflex geblindeerde raampjes) en lange rijen met stoelen. Ook is er een nummertjesmachine. Als ik om half acht binnenkom, is er nog niemand. Ik trek maar alvast een nummertje: 57. Hopelijk beginnen ze straks niet met 1. Uit de met informatie-A4tjes volgehangen loketwanden maak ik op dat de intake pas om acht uur begint. Gelukkig ligt er tegenover het ziekenhuis een café (wie had anders verwacht?) waar ik even een caffè lungo kan drinken. Jammer genoeg is dit een krantloos lokaal dus ben ik al snel weer terug in de wachtzaal. Inmiddels zit er een andere patiënt, op de achterste rij. Hij beantwoordt mijn groet niet. Maleducato, denk ik.
Nog een kwartiertje wachten. Geleidelijk druppelen er nog wat klanten binnen. Ze trekken allemaal hun nummertje. Ik ben dus zeker de eerste, of beter: ik ben de eerste twee want doordat ik te hard had getrokken, kreeg ik nummer 57 én 58 in handen. De ouwe chagrijn die na mij komt, zal dus nog een fractie langer moeten wachten, tot duidelijk is dat nummer 58 niet (meer) aanwezig is. Dat zal hem leren. De luxaflexen blijven nog omlaag maar ik zie achter een aantal raampjes wel wat handen die druk bezig zijn rollen met muntjes klaar te leggen. Wisselgeld. Hoeveel zal mijn ticket dit keer kosten? vraag ik me af. Maar wacht, daar gaat de eerste luxaflex omhoog. Erachter vandaan verschijnt een niet onknappe jongeman die meteen „Il primo!” roept. Fout natuurlijk want hij moet een nummer roepen en dat ook op het digitale schermpje boven zijn loket laten verschijnen. Mijn oude concurrent staat met een voor een hulpbehoevende patiënt verbazingwekkende snelheid op en is al bij het loket voor ik nog maar naar adem heb kunnen happen. Maar nu maak ik ook aanstalten om naar het loket te gaan. De jongeman ziet de verwarring en roept gauw (in paniek?) „Numero cinquantasette!” een nummer dat tegelijkertijd ook onverbiddelijk in rode ledlichten boven zijn hoofd verschijnt. Ik steek mijn arm met mijn nummertje, het bewijsstuk, naar voren. De oude atleet begint tegen mij te mopperen. „Hoe kan het dat u een lager nummer heeft?” vraagt hij ongelovig, „Ik was hier als eerste.” „Nee, ik was er al om half acht,” antwoord ik glimlachend. Boos kijkt de norse man mij aan. „Dus daarna bent u weer weggegaan!” zegt hij bestraffend. „Ja, ik ben even koffie gaan drinken,” zeg ik nonchalant. „Mooi is dat, dan kom ik in het vervolg al de avond ervoor om een nummer te trekken!” roept hij nu verontwaardigd uit en kijkt daarbij vragend naar de jonge lokettist. Die pakt echter mijn papieren en begint mijn gegevens in te voeren. De oude man druipt mopperend af. „Nummer 58” hoor ik vanuit een loket verderop dat kennelijk ook net is opengegaan. Hij vangt weer bot, denk ik vals, maar als niemand zich meldt is de oude hork toch aan de beurt. Vanaf mijn plek hoor ik hem nog doorgaan met klagen tegen de andere lokettist.
„Alles oké, dat is dan 28,60 euro,” zegt de mooie loketjongen en geeft me mijn papieren terug. „De afdeling Urologie is op de eerste verdieping,” vervolgt hij. Shit, hij weet natuurlijk waarvoor ik kom, denk ik beteuterd. Privacy ho maar! En dit ondanks alle officiële regeltjes die de Italiaanse overheidsinstellingen uitentreuren op alle documenten afdrukken. Zie ik daar een vluchtige glimlach om de mond van mijn lokettist? Prostaatklantje zal hij wel denken, besef ik en druip verslagen af. Mijn mopperaar was sneller klaar en is niet meer in de zaal te bekennen. Misschien zie ik hem zo weer bij urologie, denk ik nog, maar nee. In het wachtgedeelte bij de plasdokter is er wel een andere patiënt die mij vriendelijk groet. Lotgenoten? Gezamenlijk leed verbroedert. Ook hier moeten we wachten want het doktersconsult begint pas om half negen. Twee doktersassistentes lopen af en aan, openen kamers, rommelen daar wat, brengen en halen dossiers, sluiten kamers af en gaan weer weg. De een doet dit zuchtend en met serieuze blik, de ander slenterend en verveeld. Het lijkt erop dat de tweede zich telkens opmaakt om iets te gaan verrichten en dan ontdekt dat de ander dat al gedaan heeft. Overbodig personeel? Stille werkloosheid? Op een van de stoelen zie ik de handschoenen liggen.
De zuchtende zuster dribbelt weer de wachtruimte binnen, neemt de rubberen handschoenen weg en loopt ermee naar de kamer waar in grote letters Dermatologia op staat. „Hier vindt straks het onderzoek plaats,” roept ze naar de wachtenden bij urologie. Ons groepje heeft zich tot een man of vijf uitgebreid. Hebben die allemaal een afspraak om half negen? vraag ik me bezorgd af. Zo te zien is er maar één behandelruimte in voorbereiding. „De dokter komt zo,” hoor ik de assistente zeggen. Ze verlaat de behandelkamer. Zonder handschoenen. Wij wachten. Bij een van de mannen gaat voortdurend zijn mobiele telefoon af. Drukbezet zeker. Hij kijkt ongeduldig om zich heen en begint wat tegen zijn vrouw te mopperen. Zijn been wipt zenuwachtig op en neer. Het is al over half negen. De man kan zijn onrust niet meer bedwingen en loopt naar de deur van de behandelkamer waar hij het informatieblaadje met de behandeluren omstandig bestudeert. Daarop staat alleen maar de informatie die hij allang in zijn hoofd geprent had. Behandeltijd maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 12 uur. De man kijkt er een tijdje streng naar alsof hij het begin van het consult op die manier kan afdwingen maar er verschijnt geen arts en de deur blijft dicht. De man gaat weer zitten.
Om kwart voor negen komt de serieuze zuster weer aanlopen en roept enigszins verwilderd: „De dokter is onderweg! Ik neem vast uw verwijsbriefjes in zodat de dokter meteen kan beginnen als hij arriveert.” Ons groepje is intussen uitgedijd tot zeven personen. De zuster verdwijnt met de stapel briefjes in de behandelkamer en blijft minutenlang weg. Ze komt tevoorschijn en loopt weer weg waarbij de deur deze keer openblijft. Ik zie een soort kamerscherm. Daarachter vermoed ik de tafel waarop de ‘prima visitatie’ ongetwijfeld plaats zal vinden. Ik slik. Na nog eens tien minuten verschijnt er een slordig gekapte en ongeschoren man in wapperende witte jas. Hij snelt zonder op of om te kijken tussen de wachtenden door naar de behandelkamer. Is dit de arts? We horen hem mopperen. Hij loopt de kamer weer uit en begint in de naastgelegen wachtruimte heftig te discussiëren met de slenterzuster. Die geeft geen krimp maar komt even later toch achter hem aangesjokt om hem te assisteren.
„Smoelderssss?” hoor ik haar even later roepen. Ik ben als eerste aan de ‘beurt’! De ongeduldige man kijkt me chagrijnig aan terwijl ik langs hem heen flaneer. Nu loop ik nog soepel, denk ik bevreesd. De arts zit achter een pc verwoed te typen. Hij kijkt niet op of om, gromt wat en wijst naar de behandeltafel waar ik kennelijk gestrekt op moet plaatsnemen. Er volgen wat staccatovragen („Età? Leeftijd? Allergie? Allergieën? Medicine? Medicijnen?”). Zodra hij mijn antwoorden heeft ingetypt, staat de arts op, gebaart de invalassistente naast mij plaats te nemen en gromt dat ik mijn broek naar beneden moet trekken. Hij voelt wat aan penis en ballen en commandeert me mijn knieën op te trekken. Hij trekt een handschoen aan. Ik kan niet goed zien of dat een van die gele uit de wachtruimte is. De zuster heeft een tube gepakt en knijpt er een vloeistof uit over de vingers van de arts. Voor ik het weet zit hij al met twee vingers in me, heeft hij even gedrukt en gewroet en hoppa is hij er al weer uit. Ik kan me weer aankleden. Ik sta even daarna weer achter zijn pc. Hij kijkt me nog steeds niet aan. De andere zuster komt binnen, excuses makend dat ze dringend ergens anders moest zijn. De andere gaat weg. „Si accomodi! Gaat u toch zitten!” zegt ze. Eindelijk menselijk contact.
Ten slotte overhandigt de medicus mij het geprinte resultaat van al zijn typewerk. Prostaat normaal, zie ik in een flits. Echografie van de urinewegen nodig. Ik pak het aan en zie warempel een minzaam glimlachje op het gezicht van de ‘analist’ verschijnen. „Eerst naar de huisarts,” beveelt hij. „Bloed- en urineonderzoek.” „Maar dat is al gedaan,” reageer ik verbaasd en haal de analyse-resultaten te voorschijn. De miniglimlach is alweer van het gezicht van mijn uroloog afgegleden. „Resultaten van eerder onderzoek moet u aan het begin meteen laten zien!” zegt hij bars. „Ja, maar u heeft toch niks gevraagd,” aarzel ik timide en kijk de assistente beteuterd aan. „Resultaten moet u altijd eerst laten zien,” zegt ze maar met een vergevende blik. Als ik een dag later voor het bureau van Dezza verschijn en hij mijn briefje leest, begint hij te lachen. „Ah, Maurizio,” zegt hij en trekt een veelbetekende blik. „Hoe was dat?” Ik maak duidelijk dat de visitatie nogal ruw was en nauwelijks 10 seconden duurde. „Ah, si. È un chirurgo,” antwoordt Dezza glimlachend en zijn ogen twinkelen weer eens. „Chirurgen zijn nogal kort van stof en ruw van handelen.”
Meer Italiaanse Toestanden - Het dagelijks leven in Italie
Published on March 06, 2016 08:39
•
Tags:
emigratie, ik-vertrek, italie, italy
Non ci sono problemi
First chapter of the upcoming book "Living in Italy: the Real Deal"
With my right foot still on the pavement, the estate agent’s car was already pulling away. My reaction was fast: I pulled both legs inside and slammed the car door, averting an accident. The estate agent obviously had no time to waste! We were going to look at two properties in the Oltrepò Pavese, the area lying south of the river Po, which traverses Northern Italy. I sat in the front and the estate agent prattled on in hundred-mile-an-hour Italian. I only understood bits of what he was saying, partly because I was too disconcerted by the traffic which we were navigating with Italian flair.
For the last few weeks, we had lived in the quiet, historical, university town of Pavia. In the next 6 months, I was going to continue with my MA in Medieval Culture, and my husband, Nico would enjoy his well-earned sabbatical. He was going to hoover, do the shopping and cook, whilst I could immerse myself in times gone by. But there was this secret, unspoken wish that didn’t leave us alone: could we...., what if we..., imagine if...?
And already, just a couple of weeks into our stay in Pavia, we started looking at properties, with the intention of permanently settling down and setting up a B&B! Soon after our arrival in Pavia, we discovered the wine region of Oltrepò Pavese, an area about half an hour’s drive to the south of Pavia. It was love at first sight. What beautiful countryside! And this is how our secret wish began to take shape: to find our own idyllic home on the top of a hill with panoramic views! In one of the free leaflets from the numerous estate agencies (agenzie immobiliari), our excited eyes spotted the perfect house that ticked all our boxes. We were now on our way to this house, with an estate agent whose main talents seemed to be smooth talking and rally driving.
Once we got out of Pavia, the roads became quieter and I was able to follow Olita’s - as he was called - Italian a bit better. He was busy showing off his property know-how and reassuring us about the top quality of the houses we were about to see. If there was anything not to our liking, it could be easily sorted, without any additional costs, he said. He had already made an agreement with the owners. “Non ci sono problemi!” he exclaimed with much enthusiasm. If we didn’t like the colour of the house, it could be painted over, before completion, in any colour at all, even violet, maintained Olita. “Non ci sono problemi!” And the garden that had become a jungle from months (probably years?) of neglect would be completely cleared out, just for us.
We took in the landscape in front of us: it was mainly flat, covered in rice fields (growing the famous Italian risotto), farmland and poplar plantations, as far as the eye could see. Along the country road, we were driving past settlements: an endless mish-mash of houses and farm buildings of all shapes and sizes. We raced through small villages with stores, restaurants and cafés. Olita was consistently indifferent to the numerous white traffic signs warning of upcoming speed cameras. Did his employer pay the fines? Or was it going to become a hidden charge on our bill? We were fully aware that we were going to have to pay Olita commission if we were to buy our house through him. We had done our homework in the Netherlands and were well-prepared for all the traps that a would-be house buyer could fall into when trying to buy a house in Italy. We were on high alert!
Olita, unaware of my misgivings, drove on at full speed. Here and there along the side of the road, there were small shrines erected by friends and relatives of beloved maniacs, who had died in tragic road accidents. Olita didn’t seem to worry about suffering the same fate; he overtook slow drivers without mercy, regardless of whether the white line was broken or solid. Later on, having lived in the Oltrepò for several months, we discovered a santuario nearby; a memorial chapel for all the victims killed in road accidents in the area. The legendary recklessness of Italian drivers might have some foundation after all. Olita, for his part, did his utmost to conform to the stereotype. Occasionally, we met two cars side-by-side coming from the other direction, but luckily three cars in a row could easily be accommodated on this two-lane road. Non ci sono problemi.
We reached Ponte della Becca, the one kilometre long iron bridge built in 1912 that spans the merging of the Po and the Ticino. The Oltrepò stretched on the other side, flat at first, but soon undulating with hills. There in the distance our dream house was waiting for us somewhere. We saw the first vineyards appearing here and there. On one of the hillsides we spotted a remarkable-looking castle and we inquired about it from our local regional expert, a.k.a. Olita. “Which castle is that?” we asked full of curiosity. He didn’t know. But “Non ci sono problemi,” he would investigate and let us know. Maybe our house was not going to be violet after all.
It soon became apparent why Olita was in such a hurry: he was lost and was zooming up and down the hills in search of familiar landmarks. Against all expectations, we managed to find our chosen house, which didn’t look as perfect as we at first had thought, not even if Olita would have it painted violet. On one side it leant against a slope, and the other side was blocked from view by an unsightly shed. The garden was no bigger than a postage stamp. What a shame. Luckily, on the advice of Olita’s Agenzia, we had also made an appointment to view another property that was on offer at a bargain price. This second house didn’t look appealing in the brochure: a faded grey concrete block without any character. But now that we were here...we might as well take a look.
It took Olita a lot of cursing and muttering under his breath during the second stretch of our mystery tour, to finally bring us to the cheaper property. The frontage made no false promises. There were not enough colours in the rainbow to change that. But the inside! The house was made up of two apartments, each a hundred square metres. The downstairs apartment was completely modernised, had brand new flooring, central heating, a fitted kitchen, and there was a sitting room with sofas and a ready-to-go modern bathroom. The apartment was ready to move into as soon as gas and electricity were connected. We felt enthusiastic.
After having seen the downstairs flat, Olita led us upstairs and opened the shutters of the bedroom overlooking the valley. An enchanting view of rolling hills and vineyards in the style of impressionist paintings unravelled before our eyes. In the distance, we recognised the characteristic but still enigmatic castle from earlier. And a bit further on, there was another castle. And over there another one. We were sold. Non ci sono problemi! For once we all agreed!

Stef Smulders
With my right foot still on the pavement, the estate agent’s car was already pulling away. My reaction was fast: I pulled both legs inside and slammed the car door, averting an accident. The estate agent obviously had no time to waste! We were going to look at two properties in the Oltrepò Pavese, the area lying south of the river Po, which traverses Northern Italy. I sat in the front and the estate agent prattled on in hundred-mile-an-hour Italian. I only understood bits of what he was saying, partly because I was too disconcerted by the traffic which we were navigating with Italian flair.
For the last few weeks, we had lived in the quiet, historical, university town of Pavia. In the next 6 months, I was going to continue with my MA in Medieval Culture, and my husband, Nico would enjoy his well-earned sabbatical. He was going to hoover, do the shopping and cook, whilst I could immerse myself in times gone by. But there was this secret, unspoken wish that didn’t leave us alone: could we...., what if we..., imagine if...?
And already, just a couple of weeks into our stay in Pavia, we started looking at properties, with the intention of permanently settling down and setting up a B&B! Soon after our arrival in Pavia, we discovered the wine region of Oltrepò Pavese, an area about half an hour’s drive to the south of Pavia. It was love at first sight. What beautiful countryside! And this is how our secret wish began to take shape: to find our own idyllic home on the top of a hill with panoramic views! In one of the free leaflets from the numerous estate agencies (agenzie immobiliari), our excited eyes spotted the perfect house that ticked all our boxes. We were now on our way to this house, with an estate agent whose main talents seemed to be smooth talking and rally driving.
Once we got out of Pavia, the roads became quieter and I was able to follow Olita’s - as he was called - Italian a bit better. He was busy showing off his property know-how and reassuring us about the top quality of the houses we were about to see. If there was anything not to our liking, it could be easily sorted, without any additional costs, he said. He had already made an agreement with the owners. “Non ci sono problemi!” he exclaimed with much enthusiasm. If we didn’t like the colour of the house, it could be painted over, before completion, in any colour at all, even violet, maintained Olita. “Non ci sono problemi!” And the garden that had become a jungle from months (probably years?) of neglect would be completely cleared out, just for us.
We took in the landscape in front of us: it was mainly flat, covered in rice fields (growing the famous Italian risotto), farmland and poplar plantations, as far as the eye could see. Along the country road, we were driving past settlements: an endless mish-mash of houses and farm buildings of all shapes and sizes. We raced through small villages with stores, restaurants and cafés. Olita was consistently indifferent to the numerous white traffic signs warning of upcoming speed cameras. Did his employer pay the fines? Or was it going to become a hidden charge on our bill? We were fully aware that we were going to have to pay Olita commission if we were to buy our house through him. We had done our homework in the Netherlands and were well-prepared for all the traps that a would-be house buyer could fall into when trying to buy a house in Italy. We were on high alert!
Olita, unaware of my misgivings, drove on at full speed. Here and there along the side of the road, there were small shrines erected by friends and relatives of beloved maniacs, who had died in tragic road accidents. Olita didn’t seem to worry about suffering the same fate; he overtook slow drivers without mercy, regardless of whether the white line was broken or solid. Later on, having lived in the Oltrepò for several months, we discovered a santuario nearby; a memorial chapel for all the victims killed in road accidents in the area. The legendary recklessness of Italian drivers might have some foundation after all. Olita, for his part, did his utmost to conform to the stereotype. Occasionally, we met two cars side-by-side coming from the other direction, but luckily three cars in a row could easily be accommodated on this two-lane road. Non ci sono problemi.
We reached Ponte della Becca, the one kilometre long iron bridge built in 1912 that spans the merging of the Po and the Ticino. The Oltrepò stretched on the other side, flat at first, but soon undulating with hills. There in the distance our dream house was waiting for us somewhere. We saw the first vineyards appearing here and there. On one of the hillsides we spotted a remarkable-looking castle and we inquired about it from our local regional expert, a.k.a. Olita. “Which castle is that?” we asked full of curiosity. He didn’t know. But “Non ci sono problemi,” he would investigate and let us know. Maybe our house was not going to be violet after all.
It soon became apparent why Olita was in such a hurry: he was lost and was zooming up and down the hills in search of familiar landmarks. Against all expectations, we managed to find our chosen house, which didn’t look as perfect as we at first had thought, not even if Olita would have it painted violet. On one side it leant against a slope, and the other side was blocked from view by an unsightly shed. The garden was no bigger than a postage stamp. What a shame. Luckily, on the advice of Olita’s Agenzia, we had also made an appointment to view another property that was on offer at a bargain price. This second house didn’t look appealing in the brochure: a faded grey concrete block without any character. But now that we were here...we might as well take a look.
It took Olita a lot of cursing and muttering under his breath during the second stretch of our mystery tour, to finally bring us to the cheaper property. The frontage made no false promises. There were not enough colours in the rainbow to change that. But the inside! The house was made up of two apartments, each a hundred square metres. The downstairs apartment was completely modernised, had brand new flooring, central heating, a fitted kitchen, and there was a sitting room with sofas and a ready-to-go modern bathroom. The apartment was ready to move into as soon as gas and electricity were connected. We felt enthusiastic.
After having seen the downstairs flat, Olita led us upstairs and opened the shutters of the bedroom overlooking the valley. An enchanting view of rolling hills and vineyards in the style of impressionist paintings unravelled before our eyes. In the distance, we recognised the characteristic but still enigmatic castle from earlier. And a bit further on, there was another castle. And over there another one. We were sold. Non ci sono problemi! For once we all agreed!

Stef Smulders
Italiaanse Toestanden
Korte humoristische verhalen over het emigreren naar Italië en eerste kennismaking met de gewoonten en gebruiken van de Italianen. In 2008 emigreerde de auteur met man en hond naar het zonnige Italië
Korte humoristische verhalen over het emigreren naar Italië en eerste kennismaking met de gewoonten en gebruiken van de Italianen. In 2008 emigreerde de auteur met man en hond naar het zonnige Italië om daar Bed & Breakfast Villa I Due Padroni te beginnen. Maar voor ze de eerste gasten konden ontvangen moesten er heel wat hordes genomen worden ...
Stef Smulders is een Nederlander die in 2008 met echtgenoot Nico en hond Saar naar Italie emigreerde om daar een B&B te beginnen. Hij verkocht zijn huis, liet familie en vrienden achter en deed een sprong in het onbekende ... Nu, bijna vijf jaar later, doet hij in het boek Italiaanse Toestanden - Leven en overleven in Italie verslag van zijn belevenissen. De aankoop van een huis met een wispelturige makelaar, de verbouwing ervan met een eigenwijze aannemer, maar ook leuke en leerzame ontmoetingen met bijzondere Italianen. Daarover doet de auteur in dit boek op humoristische wijze verslag in een zestigtal korte verhalen.
...more
Stef Smulders is een Nederlander die in 2008 met echtgenoot Nico en hond Saar naar Italie emigreerde om daar een B&B te beginnen. Hij verkocht zijn huis, liet familie en vrienden achter en deed een sprong in het onbekende ... Nu, bijna vijf jaar later, doet hij in het boek Italiaanse Toestanden - Leven en overleven in Italie verslag van zijn belevenissen. De aankoop van een huis met een wispelturige makelaar, de verbouwing ervan met een eigenwijze aannemer, maar ook leuke en leerzame ontmoetingen met bijzondere Italianen. Daarover doet de auteur in dit boek op humoristische wijze verslag in een zestigtal korte verhalen.
...more
- Stef Smulders's profile
- 120 followers

