Boer Wortel is met beide voeten neergepoot in zijn geboortegrond. Zijn vrouw Fien is zijn impulsieve tegenpool. Haar zoon Fons, die in de knoop ligt met zijn omgeving maar vooral met zichzelf, is het grootste probleem voor Fien. Uiteindelijk gaat ze eraan ten onder. Wortel hertrouwt met Frisine, de vrouw van zijn overleden zoon Fons. Door jaloersheid verteerd, verdenkt hij zijn jonge vrouw van ontrouw.
Als ik ooit vader ben, gelieve mij dan het volledige oeuvre van Felix Timmermans te kopen. Als ik ooit vader ben, gelieve mij dan een geweldig groot patattenveld te kopen. Ik denk niet dat ik ooit al zo'n oprechte roman heb gelezen. Het enige nadeel is misschien dat ik mij nu een rasechte CDenV'er voel. Ik wens Wortel (hoofdpersonage) een fijne vadertjesdag, ergens daarboven dan, want deze ongeveinsde, hartelijke man (ver)maakte dit boek weergaloos.
Op de vraag of “Boerenpsalm” nog leesbaar en genietbaar is, antwoord ik “ja”. Ik las het lang geleden al, had nog een vage positieve herinnering die ik nu na herlezing kan bevestigen.
De zang van Boer Wortel over de kommer en kwel en de lust en de vreugde in zijn leven is intens, heeft vaart en beeldende kracht. Het deed mij denken aan de Louis Paul Boon van “De Kapellekensbaan: karakters die tegelijk individu en toch in zekere mate ook iets symbolisch of stereotiep hebben. Wortel heeft een heel duidelijke, volgehouden stem die met vuur en haast vertelt en heel uitgebreid zijn emotionele beleving centraal stelt. Krachtige lyriek zonder meligheid.
Het miserabilistische beeld van het Vlaamse platteland (i.c. De Kempen) met kindersterfte, hard labeur, vechtende dorpelingen, honger, miserie en vroegtijdige dood staat er naast de gezonde lust en zin in het leven van Boer Wortel, die lijdt en liefheeft, zowel zijn land als zijn vrouwen. God is natuurlijk alom en er wordt gebeden, gebiecht en aanroepen. Oubollig katholicisme vermengt zich met een soort pantheïstische spiritualiteit en volks bijgeloof. De pastoor, vriend van Wortel, maakt het beeld van het Vlaamse platteland compleet, hoewel hij zeker geen schertsfiguur is.
In wezen verschilt de manier waarop Wortel voortdurend God in zijn verhaal betrekt en ook rechtsreeks aanspreekt, niet van de gewoonte van Moslims vandaag om overal Inch Allah of Alhamdoelillah tussen te gooien. Het is hetzelfde: alles gebeurt door de wil van God. Het is een kader en een manier om toch te hopen als er niets meer is. Vreemd dat mijn overgrootouders en grootouders met zo een wereldbeeld zijn opgegroeid. Een wereldbeeld dat soms persistenter is dan men denkt want de angst voor de zonde overleeft nog generaties.
“Boerenspsalm” werd gepubliceerd in 1935 maar wanneer precies het verhaal van Boer Wortel zich afspeelt is niet helemaal duidelijk. Wortel heeft volwassen zonen die onderworpen worden aan de loting voor de legerdienst. Die loting werd afgeschaft in 1909. We kunnen er dus vanuit gaan dat Wortel zelf zo rond 1860 werd geboren. Het was dus voor Timmermans zelf al een terugblik, een poging om een realiteit van vroeger op te roepen. Dat is het nu bij de nieuwe uitgave in 2022 nog veel meer.
Timmermans capteert iets dat reeds voor zijn tijdgenoten er niet (helemaal) meer is, maar dat ze nog gekend hebben. Ook voor velen van mijn generatie (boomer!) is dat zo, al lijkt dat vooral via bemiddeling van oude fotoalbums, familieverhalen en beelden die overleven door allerlei culturele dragers en tradities, van musea en geschiedenislessen, over boeken en films tot heemkringen en volksdansgroepen.
Het zou interessant zijn om eens systematisch de historische receptie van het werk van Timmermans in kaart te brengen. Ooit vernieuwer, werd hij gedegradeerd tot bekrompen heimatschrijver en katholieke kwezel of halve collaborateur in WOII. Het was zeker niet hip om na 1968 Timmermans te lezen. Boerenstand en platteland zijn nu éénmaal een sterk historisch en maatschappelijk en gepolitiseerd gegeven in onze contreien, tot op de dag van vandaag.
In zijn voorwoord wijst Bart Van Loo, die weliswaar in staat zou zijn om iemand enthousiast te maken voor het lezen van de Dikke Van Dale, toch terecht op de literaire kwaliteiten van “Boerenpsalm”. Deze nieuwe uitgave is ook erg mooi door de illustraties van Koen Broucke. Ik denk niet dat ik er zelf ooit zou zijn toegekomen om Boerenpsalm te herlezen. Zo blijkt dus dat uitgeverijen en leden van onze culturele elite ons toch al eens op het rechte pad kunnen zetten met hun initiatieven.
In Boerenpsalm (1935) vertelt Felix Timmermans over leven en lijden van boer Wortel. Hij lardeert dat met levenslust en vette knipogen en giet er een dikke saus religiositeit over.
Ik las dit oerboek voor het eerst toen ik nog een snaak was en heb het met plezier herlezen, maar een absoluut meesterwerk is het niet.
Het sappige Liers dialect is de grootste troef van Timmermans. De christelijk geïnspireerde lofzang op het harde boerenleven doet koddig verouderd aan, maar er zijn zeker scènes en hoofdstukken die overeind blijven.
Het eerste hoofdstuk is een pareltje, een miniatuurtje dat eigenlijk heel het boek samenvat. Het begint met “Ik ben maar een arme boer en al heb ik veel miserie gehad, toch is het boerenleven het schoonste leven dat er bestaat” en het eindigt met “Ik heb altijd met devoren gedaan. Daarom zijt ge man en mens. God zij dank!” en in de tussenliggende bladzijden is er getrouwd en gerouwd.
Daarmee is eigenlijk alles gezegd, het boek samengevat en leg ik het weg in de hoop het over dertig jaar nog eens te mogen lezen.
Vrlo neobična i specifična knjiga. Prva od ovog pisca i prva da je deo flamanske književnosti.
Knjigu sam pročitao za jedan dan.
Priča prati život jednog vrednog seljaka koji je pobožan ali kojeg šibaju velike tragedije i lomovi. On ipak pronalazi način da se emotivno izvuče iz svega toga zahvaljujući svom seljačkom jednostavnom životu i svojoj njivi kroz koju na svoj način spoznaje Boga.
Njiva i rad su simbol discipline, fokusa, oni su mu dali slobodu i širinu. Posmatrajući život kroz rast biljaka i svojih životinja on pronalazi način i da shvati šta su Bog i život uatvari.
Pri kraju knjige siromašnom seljaku se pojavljuje šansa da započne nov bogatiji život. Ipak. Ako prihvati novac i novi život hoće li izgubiti temelj nečega mnogo vrednijeg?
Sviđa mi se i što glavni lik nije bezgrešan ni fenomenalni lik bez mane. On je naprotiv sa dosta mana, sitnih grehova i zabluda što ga čini realnim. Čini ga čovekom.
Izvukao bih ovde i citat sveštenika na samrti koji govori seljaku sledeće:
" Vidis li pada sneg. Svaka pahuljica je jedinstvena. One su kao nase duse. Padaju s neba dole da tu jedno vreme pokriju zemlju. A onda se otope pretvore u paru i vrate tamo odakle su dosle. I sta je onda bitno kada je pahuljica pala na zemlju pre hiljadu godina, da li trenutno pada ili ce pasti kroz hiljadu godina. Na kraju svi se istopimo".
"Een mens spelt zo geerne de les aan een ander, precies of hij houdt winkel in deugden, en toch moet hij zo scherp op zijn eigen tellen passen of hij spoelt mee door 't mozegat."
In alle opzichten de tegenpool van “Pallieter”. “Boerenpsalm” is een lyrische, hymnische verheerlijking van het boerenleven, in de mond gelegd van boer Wortel, een verstandige, werkzame en gevoelige boer, een soort humorist en kunstenaar tegelijkertijd. Drie vrouwen spelen een rol bij boer Wortel: 1) Fien: met wie hij een heleboel beproevingen moet doormaken (de ongelukken, de rampen worden in “Boerenpsalm” net zo sterk overdreven als het geluk in “Pallieter”). het ergste is dat het dochtertje bij de geboorte blind is en dat de oudste zoon, Fons, zich misdraagt. Deze pleegt uiteindelijk zelfmoord, maar gelukkig kan boer Wortel dat verborgen houden voor zijn vrouw (zij sterft zonder het te weten). 2) Frisine: de vrouw van Fons. Aanvankelijk door Wortel opgenomen in de huishouding, maar later zal hij ermee trouwen. Het is een zorgzame vrouw waarop Wortel jaloers is wegens haar jeugd en schoonheid. Hij verdenkt haar ten onrechte van ontrouw. Wanneer Wortel eens laat weg blijft, gaat zij op zoek naar hem. Ze valt in een gracht en sterft. Dan pas beseft Wortel hoeveel hij van haar hield. 3) Angelik: de oudste kinderen zijn reeds getrouwd. Wortel heeft enkel nog een paar jonge kinderen (o.a. Amelieke, het blinde meisje) en de pastoor zoekt een vrouw voor hem. Hij vindt een rijke kwezel en Wortel laat zich ompraten in het vooruitzicht van een rustige oude dag. Toch loopt hij de ochtend van zijn huwelijk weg. Hij blijft uiteindelijk liever alleen met zijn kind en met zijn land. BETEKENIS 1) “Boerenpsalm” is merkwaardig door de figuur van boer Wortel die tegelijk echt is en geïdealiseerd. Echt: wat hij is als boer. Geïdealiseerd: enkele onbewuste kwaliteiten als filosoof, kunstenaar of humorist. Dit is dus een overeenkomst met Pallieter: zij zijn allebei door Timmermans zeker niet als realistische figuren bedoeld. Ook vertegenwoordigen zij allebei de aarde (dat is zelfs expliciet in de naam Wortel). In hun opstijgen naar het “hemelse paradijs”, komen zij langs de kant van de schoonheid eerst schilders tegen, zoals Pieter Bruegel (Timmermans schreef niet minder dan drie romans en één toneelstuk over deze man) of Adriaan Brouwer (postuum), en daarna – dichter bij de hemel – pastoors, zoals die uit “Pallieter” en “Boerenpsalm”, maar ook “De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt”. Langs de kant van het geluk daarentegen zijn er eerst volkse typen zoals “En waar de sterre bleef stille staan” en “Bij de krabbekoker”. Maar vrouwen als “Leontientje” en “De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen” staan een trapje hoger. 2) Vergelijking Pallieter/Boerenpsalm Stijl: bij Pallieter gaat het vooral om kleur (het uiterlijke), bij Boerenpsalm is het kernwoord beweging (werkwoorden!) De hoofdfiguur: Pallieter is een onmogelijk gelukkige hereboer met een eindeloos domein, hij moet niet werken, hij kan zich volop overgeven aan genieten (hij bekijkt graag zijn land vanuit de hoogte). Wortel daarentegen is de zwoegende boer, hij bewerkt een lapje gehuurde grond en zijn blik is altijd naar de aarde gericht. Als hij wegens stropen acht maanden naar de gevangenis moet, dan wordt Fien het symbool van zijn land. Pallieter is ook het voorbeeld van een paradijselijke christen, iemand die veel prààt over het geloof en in de godsdienst enkel de mooie, folkloristische uitingen ziet, zoals processies. Wortel daarentegen is een christen van na de zondeval, vol zondebesef. Hij heeft het vertrouwen in God nodig om het vol te houden. In plaats van processies is de biecht bij hem het uiterlijke symbool van religie. Pallieter is een man van onmogelijk geluk. Alles zit hem mee. Hij is een symbool van levenslust. Wortel daarentegen wordt geconfronteerd met ongelukken in zijn gezin, met zijn vee en met de oogst. Hij is het symbool van een man die verbonden is met de aarde. (Uit de lessen van Anton van Wilderode)
Een roman over een boer en het noeste, harde werk op het land en de boerderij, wat kan men daarvan verwachten?
Dat was zo mijn eerste gedachte toen ik het boek in handen kreeg. Ik had er natuurlijk al over gehoord, mede dankzij de verfilming van 1989, maar ook omdat dit boek Belgische patrimonium is. Nergens anders wordt het boerenleven zo beleefd als op de Vlaamse akkers en in een oude hofstede. Boer Wortel vertegenwoordigt dan ook elke boer die op die akkers ploegt, zaait, oogst, bemest, zweet en afziet. Zijn naam, Wortel, toont ook al aan hoe verankerd hij is met dat veld, zijn grond. Zijn leven draait volgens het weer en seizoen. In de brandende zon of in de gietende regen, de boer zal en moet werken!
Daarnaast leeft hij voor zijn vrouw en kinderen, die het ook niet allemaal makkelijk hebben. Kinderen sterven vaak vroeg en overwacht en als ze tot vol wassendom komen, lijken ze niet altijd hun ouders te appreciëren en gaan hun eigen weg. Ziekte zorgt voor een cyclus, die ook symbool staat voor de natuur, waarbij leven en dood dichtbij elkaar staan.
En de boer dankt zijn mooie boerenleven ook aan zijn godsvrucht. Meneer pastoor regeerde nog over zijn dorp en zijn dorpelingen. De boer ging te biecht als hij iets mispeuterd had, al was het maar een vloek uiten, want stel dat hij in onmin zou leven met God, wat zou deze hem niet allemaal aandoen? Maar tegelijk heerst er een groot bijgeloof. Als een vrouw ik het zwart gekleed haar hand legt op hun eerste kind, dat kort daarna ziek wordt, zal het bijgeloof overwinnen.
Ook al werd dit boek in 1935 gepubliceerd voor de eerste keer, het is nog zo herkenbaar, zo levendig, zo actueel. De methodes zijn veranderd, het religieuze aspect zal wel grotendeels zijn weggevallen en er zal meer machinaal gewerkt worden, toch is een boer een boer, diegene die dichter bij de natuur staat dan de stadsmens of dorpeling. Zwoegen en zweten voor een bord eten op tafel te krijgen (onmiddellijk krijg ik een beeld van Van Gogh’s De Aardappeleters in mijn hoofd)!
Deze nieuwe uitgave, uitgegeven bij het Davidsfonds Literatuur (Standaard Uitgeverij), werd geïllustreerd met prachtige tekeningen, schilderijen, van Koen Broucke. Het voorwoord werd verzorgd door de innemende Bart Van Loo (een woordkunstenaar) en het nawoord is van Felix Timmerman kenner, wijlen, Gaston Durnez.
Dit is een boek dat echt niet mag ontbreken in elke Vlaamse (Belgische) en zelfs Nederlandse bibliotheek en huiskamer, meer nog dan Het Verdriet van België of De Witte (van Zichem)!
Ik kan dit boek niet niet-lezen in het licht van de stikstofdiscussie. Hoewel ik het op papier op tegendraadse wijze eens ben met het uitgangspunt van de landbouwers, in die zin dat we inderdaad de industrie en de landbouw gelijk moeten behandelen – maar dan door de industrie strenger aan te pakken – doet deze roman uit 1935 me inleven in het boerenleven, zoals het deels ook nu nog geleefd wordt. In elk geval krijgt de landbouwer een gezicht, wordt hij bij Timmermans een mens van vlees en bloed die liefheeft en zich kwaad maakt, die trouwt, vreemdgaat, hertrouwt en bijna nog een derde keer trouwt, die lieve en lastige kinderen heeft, die o.a. twee vrouwen en een zoon overleeft, enzovoort. En dat allemaal in een levendige taal en met een sterke bijrol voor de pastoor als biechtvader. Het psalmodische zit er hem in dat we een afwisseling van weeklachten en lofzangen krijgen, maar uiteindelijk wil boer Wortel gewoon zijn hele leven boer blijven. Hij is vergroeid met zijn veld en dat bevalt hem prima. Dat aardse verlangen wil je toch niemand afnemen?
2.5 sterren. Typisch Job-verhaal, geplaatst in een Vlaamse context. Knap, hoewel natuurlijk gedateerd. Opvallend is de figuur van de pastoor, als wijze, relativerende instantie. En er is ook een breder kader: het antagonisme stad-platteland, waarbij Timmermans de boerenstiel verheerlijkt, minder dan de natuur (zoals hij wel deed in Pallieter).
Met een heerlijke inleiding van @bartvanloo . Als die je geen zin doet krijgen in wat gaat komen is er geen hoop meer voor je te bespeuren in de Kempense velden.
Een Vlaams boerenepos leest een beetje als een Grieks. Ok, hier zijn geen monsters in het spel, maar de heldendaden zijn er niet kleiner op en er wordt evenveel op de god(en) geroepen en gevloekt. Wortel heeft zijn naam niet gestolen, diep geworteld in de Kempense grond geeft hij ons een blik op zijn boerenstiel. Die is aandoenlijk, grappig en rijkelijk. Ik kreeg er bij wijl zin van om wat prei te planten. Zo idyllisch is het uiteraard niet. Een regenbui teveel of teweinig en uw prei hangt er maar slappekes bij. En wat ga je dan doen?
Wortel moet niet enkel met zijn gewassen rekening houden maar is ook prachtig verweven met zijn kinderen, zijn vrouw(en) en zijn beste maat, meneer pastoor. Ook daar is hij overgeleverd aan het lot. En dat lot spaart hem allerminst. Kinderen vielen in die tijd nog als vliegen. Toch blijft die Wortel dankbaar. Tot op het eind. Klagen doet ie niet. Af en toe eens goed vloeken ja, dat wel.
Ik heb erg genoten van dit Vlaams stukske cultuur. Of zoals Bart Van Loo het zo mooi zegt: "Het vitalisme van Boerenpsalm komt aanwaaien uit een onaangetast, verdwenen Vlaanderen. Mede daarom verschijnen Timmermans' zinnen vandaag als een medicijn dat ons beetje bij beetje - consequent innemen tot de roman uit is - laat afkicken van het jachtige leven dat het onze is. Genereus schenkt het ons wat broodnodige aarding." Het boek brengt een mooi evenwicht tussen het kleine, intieme van het huizeke en het weidse van het erf. Ik heb ook vaak gelachen! Zoals met deze: "Wat een spin van een wijf. Ge hangt met uw gezichten tegeneen, hoort het bloed in malkander koken, en een second daarna doet ze alsof ze van Kessel komt." Heb het maar voor!
Volgens eigen gevoerd wetenschappelijk onderzoek is het trouwens ook best te lezen door de Noorderburen. En is mijn angst dat het net wat te Vlaams zou geschreven zijn ongegrond. Hoera!
“Het leven lijkt een orgel, dat is om binnen te lokken, maar eenmaal erin, hebben ze u vast en ze laten niet meer los, en nu kunt ge mee een deel van de smart dragen, die over de wereld hangt.”
Omdat ik morgen naar het toneelstuk ‘Wortels’ ga kijken, besloten om dit snel even te lezen. Verrassend vlot, meeslepend en zelfs bijna nostalgisch om te lezen als kleindochter van boeren.
Eén aspect van het verhaal blijft wat door mijn hoofd spoken. Wortel is weliswaar een gepassioneerde boer, maar verre van de perfecte man: de veldverslaafde echtgenoot die zijn vrouw zo aanbidt, heeft er schijnbaar zeer weinig problemen mee om na haar dood te hertrouwen met de vrouw van zijn zoon (??). Zij is ondertussen wel weduwe, maar dat weet ze zelf nog niet. En de pastoor, die stond erbij, keek ernaar en stak zijn duimen bemoedigend omhoog.
Het is duidelijk waarom dit boek tot de grote Vlaamse klassiekers behoort. Een aangrijpend monoloog van de harde boerenstiel vol tegenslag, kommer, liefde voor de natuur, geloof en bijgeloof. “Het leven is geen lach” toch spitte boer Wortel noestig verder.
dit is het eerste boek dat ik gelezen heb voor de boekenclub van Linter, meteen iets dat ik anders misschien niet gelezen had. Anderzijds, wie kan weerstaan aan de aanprijzingen van Bart Van Loo en deze mooie, geïllustreerde uitgave... Boerenpsalm dus, een ode van een boer aan het boerenleven van honderd jaar geleden maar eigenlijk ook van een gewone man aan het leven tout court. Timmermans doorspekt zijn tekst met veel beeldspraak en uitdrukkingen, vaak grappige, waarvan mij niet altijd duidelijk is of die toen gangbaar waren of dat het eigen vondsten zijn. Eigenlijk maakt het niet uit, ze zorgen voor veel leesplezier. Boer wortel leeft met de seizoenen, die zijn dagen bepalen: zijn activiteiten, het eten dat op tafel komt, tijden van slapen en opstaan. Behalve de boerenstiel is ook het geloof heel aanwezig, schurkend tegen mijn (hoogst persoonlijke) bovengrens maar wel herkenbaar. En ook bijgeloof, wat dan weer vreemder aanvoelde. Al dat geloof te spijt wordt er ook veel gelogen en verzwegen. Vrouwen krijgen niet al te veel plaats en worden geacht te werken en zwijgen - ik hou er lichtjes gekrulde tenen aan over. Toch ben ik positief: ik had voldoende herkenbaarheid om mij in te leven, onderdompeling in een vervlogen wereld (zouden mijn overgrootouders zo geleefd hebben?) en de taal verveelde geen moment!
Smatra se da je Feliks Timermans svoj roman “Seljakova molitva” stvarao u svojoj pesimističnoj fazi (kako se tokom života u naletima borio sa depresijom), međutim “Boerenpsalm” sasvim verno oslikava seljakovu požrtvovanost i odanost radu, te obrađivanju “Božijeg vinograda”. Seljakov najbolji prijatelj nije slučajno pastor, u jeku svih jada i nedaća, najveću utehu seljak pronalazi u visprenom moralnom razgovoru sa seoskim pastorom. Njihov odnos će se učvrstiti na zanimljiv način, kada glavni junak, seljak Vortel (u značenju “koren”) od bruke i sramote ne skuplja hrabrost da se ispovedi svom prijatelju, već odlazi kod sveštenstva u obližnji grad. Postoji jedan detalj izgubljen u prevodu, a tiče se samog naslova. Seljak kroz roman (koji uzgred obiluje živopisnim opisima, vrhunski dočaranim smenama godišnjih doba, pa tako i različitih radova na njivi) Boga ređe moli za milost i traži povlastice u vidu prinosa i razrešenje u krugu porodičnih problema, a više zahvaljuje Gospodu za svoj poziv jer uviđa smisao u svom mukotrpnom radu i predanosti. Jer, kako mu je rekao prijatelj pastor: “Ti ne patiš zato što si seljak, nego što si čovek”.
Wat een verbazingwekkend fris en doorleefd meesterwerkje. Felix Timmermans vertelt met een snedig tempo over het wedervaren van Wortel, een door en door katholieke boer. Dit is zo 'Vlaams' dat ik niet had durven dromen dat dit boek mij zo bij mijn nekvel grijpen zou, maar er zat menige passage in het boek waar ik een diep gevoel van medeleven kreeg met het hoofdpersonage.
Aangespoord door de dolenthousiaste inleiding van Bart Van Loo op de nieuwe uitgave van deze novelle van Timmermans, nam ik Boerenpsalm ook maar ter hand (in een oude Davidsfondsuitgave, 1972). De figuur van Boer Wortel is inderdaad intrigerend en meeslepend. Zijn verknochtheid aan het veld, de boerenstiel, de gewassen en de beesten is ontroerend. En hoewel hij diepgelovig en christelijk is, is de soms nuchtere kijk die hij heeft op de kerk en God zelf zeer doorleefd en hedendaags. De taal is bij momenten barok, flamboyant en schilderachtig en voor een zestiger en Vlaming 99% goed te begrijpen. Wortels levensverhaal is bij momenten aandoenlijk en schrijnend, maar hij duldt geen medelijden. Het boek is als een lange monoloog van Wortel geschreven en die vertelt met een rotvaart, waardoor de opeenvolgende gebeurtenissen die soms bijzonder heftig zijn, wat overhaast worden verteld. De levenstrein raast verder en haltes zijn er niet. Toch is die stem van Wortel mooi, oprecht en krachtig. "Boerenspsalm" is bijna 90 jaar oud en zou je kunnen wegzetten als verouderd en niet meer relevant (de boerenstiel lijkt in niets, helemaal niets nog op die van 1935) maar twee aspecten maken dit boek ook vandaag nog het lezen waard. De aparte, kritische en niet onvoorwaardelijke vriendschap tussen de boer en de pastoor is erg mooi en tijdloos en er is het allerlaatste hoofdstuk waarin Wortel God dankt voor zijn leven en voor het privilege om boer te mogen zijn. Die bladzijden zijn zeer ontroerend en schetsen een man die moeilijke keuzes heeft gemaakt in zijn leven en daar soms spijt over heeft, maar met het hoofd rechtop terugblikt op het leven. Zo'n Wortel wensen we onszelf toe als het einde nadert, toch?
Een koesterboekje gedrukt op ‘kwalitatief slecht’ oorlogspapier in 1943, ondertussen mooi vergeeld doorheen de decennia. Je moet het voorzichtig vasthouden zodat het niet uit elkaar valt…
Boerenpsalm van Felix Timmermans, uit 1935, onlangs heruitgegeven met een mooi voorwoord van Bart Van Loo. Met dank aan Barbara Nonneman voor dit fraaie geschenk.
Nog een leuk detail: 'Geen chemie op mijn aardappelen. Dan zijn mijn patatten maar kleiner dan die van mijn buurman', schreef Timmermans toen al. Erg ecologisch verantwoord dus. De Duitsers vonden hem erg ouderwets en in de Duitse uitgave stond deze zin er ook niet in.
‘Voel u gezegend, want in uw handen ligt een roman uit 1935 die jarenlang niet verkrijgbaar was, maar die tot de mooiste van de Nederlandse letteren behoort. Timmermans’ taal ademt grond, lucht en licht, en zijn zintuiglijke verrassingsmetaforen zijn minielektroshocks die de lezer bij de les houden. Ze zorgen voor een lach, verwondering, een kleine duizeling. En soms zijn ze zo mooi dat ik er een spel van maak ze in mijn gesprekken binnen te smokkelen. […] Het vitalisme van Boerenpsalm komt aanwaaien uit een onaangetast, verdwenen Vlaanderen. Mede daarom verschijnen Timmermans’ zinnen vandaag als een medicijn dat ons beetje bij beetje – consequent innemen tot de roman uit is – laat afkicken van het jachtige leven dat het onze is. Genereus schenkt het ons wat broodnodige aarding.’–BART VAN LOO
Hier heb ik onverwacht veel van genoten. Over de liefde van een man voor zijn veld, stiel, gezin en geloof.
Het Oudnederlands is mij zeer goed bevallen, en geeft het verhaal extra kracht. Ik herken de Vlaming nog steeds perfect in deze Vlaamse boer uit de jaren 1900.
Mooie, liederlijke taal. Ik las zulk boek voor eerste keer. Liefde voor gezin, zijn boerenleven, natuur. Maar draagt vooral alles op aan God. Ik wandelde al een paar keer in de streek, zonder het te weten: ‘t Schipke aan de Nete, Niemandsland in Herenthout.
Well farm living has never been easy and this book documents it all. Brought back memories of many of the farm families in the little town of Milton, Wisconsin and beyond. The experience of living off the land is often brutal and sad and sometimes (but only sometimes) bucolic. This book was recommended to my by my neighbor and friend Lydia Duff. She gets me.
Mijn enige voorbehoud is misschien het quasi afwezig zijn van politiek. Timmermans schiep met zijn boer Wortel een personage dat tegenslagen kent, geliefden ziet sterven en uitgebuit wordt door hoge heren, maar dat, ondanks periodes met veel negatieve gevoelens, uiteindelijk toch content is en blijft.
Is Timmermans daardoor schuldig aan collaboratie met de uitbuiters? Relativeert hij zo niet te sterk de structurele ongelijkheden en de onrechtvaardigheden door iemand te laten zien die simpelweg een content karakter heeft, iemand met een groot talent voor geluk? Het antwoord op die vraag is wellicht ja. Bouwt iemand die niet afbreekt immers wel echt op?
We kunnen Timmermans zeker niet beschuldigen dat hij de miserie en het ongeluk dat de kleine man te beurt valt onder de mat veegt. Maar hij onderzoekt de machtsmechanismen amper, het blijft bij een enkele verwijzing naar de kasteelvrouw van wie hij zijn boerderij huurt, en één keer merkt Wortel op dat de wereld slecht verdeeld is: “Dat God de hazen en de fazanten alleen voor de kasteelheren geschapen heeft, gaat er bij mij niet in.”
Langs de andere kant zou je kunnen zeggen dat Timmermans louter een bepaald aspect van de werkelijkheid toont: er bestaan toch arme mensen die ondanks alles content zijn? Dat kan best zijn, maar dat gaat voorbij aan de kern van de zaak: als die tevreden arme mensen niet arm zouden zijn, en niet uitgebuit zouden worden, dan zouden ze nog contenter zijn, nog gelukkiger, met significant minder besognes & kopzorgen.
Bovendien: wat is content? Speelt er soms geen zelfbedrog: “Wat zou ik met een kasteel kunnen doen als er geen mesthoop vóór de deur ligt en de kiekens niet in huis floreren?” Het is in dat verband tekenend dat ook de blinde dochter zich duidelijk schikt in haar eigen lot: ze is liever blind dan doof of zonder reukzin, terwijl het overduidelijk is dat blind zijn een veel grotere beperking is dan niet kunnen ruiken of doof zijn. Op die manier laat Timmermans – al dan niet onbedoeld – toch een deel van een machtsmechanisme zien: mensen die zich schikken in hun lot.
Een echte parel in sappig oud Nederlands: "Hare" "heur" "toover, vreeselijk, zoo, steenen" "versch" "devoors" "effenaf" "neven" "noen" "ze heeft gehouden een banket" " (p.39) "slekken" "herteklop"
"Swenst" "Geenen djanter" "geberlikt"
De naam van Wortel is briljant gekozen. Niet alleen letterlijk verknocht aan zijn veld, maar ook figuurlijk leidt(lijdt) hij een lager leven van passies die in hem Wortel schieten. Tweedeling tussen verstand en gevoel. "Arm aan deugden" Waar is nu eigenlijk de hemel pastoor? God ik ben uw knecht. Boerenpsalm, want zijn leven is een overgave.
"Het leven is geen lach zegt de pastoor" (p.53) Stoner vibes: een Spartaans leven waarbij men de emotionele kant ondergaat maar hevig beleeft en er zich bij neerlegt.
Verteltempo lag heel hoog in het begin: kind tot vader.
In het gevangenschap slaagde hij er best in mij jaloers te maken op het veld
De trouw van Frisine kwam plots in dolle liefde. Had het einde van Frisine niet anders gekund?
Scène van de ogen in het Jezusbeeld. (p.58: iets waarvan hij bang werd)
Van Timmermans ooit Pallieter en De zeer schone uren van Juffrouw Symphoroza gelezen, litterair tijdverdrijf en niet echt van onder de indruk. Dat Lier buurgemeente van Boechout is was, ook in de humaniora blijkbaar een extra argument voor deze keuze. Boerenpsalm kende ik alleen van naam, maar stond nooit op enige leeslijst. Deze uitgave bewijst dat vernieuwde aandacht toch resultaat heeft. Het boek mag dan wel bijna 90 jaar oud zijn het was een fijne leeservaring. Het zou nu niet meer gepubliceerd geraken, Maar wat goed dat het toch opnieuw werd uitgegeven. Overigens een heel mooie uitgave qua lay-out en de illustraties van Koen Broucke zijn een absolute meerwaarde, zoals de inleiding van Bart Van Loo en de aanvullingen van Gaston Durnez dat ook zijn.
Ik was geen fan van de verfilming uit 1989 maar had nog nooit de grondtekst gelezen. De tekst, ondanks zijn imperfecties, heeft me enorm aangenaam verrast. De film is een valse voorstelling van de roman en zijn idee. De film is een tragikomische geschiedenis van boer Wortel maar komt niet aan het psalmerende toe. De verhouding van de karikaturale pastoor met de boer is onnatuurlijk maar het is vooral in de harde weergave van het boerenleven als de Franciscaanse hymne op de natuur en een reflectie op Virgilius' Georgica (Labor omnia vincit improbus) dat de film zwaar tekort schiet. De verheffing van de ziel vanuit de Klassieke, Christelijke en Germaanse tradities (met al haar successen en tegenslagen) in een ultra lokale context maakt dit werk voor Vlamingen een must-read.