Albert Alberts studeerde indologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en was lid van studentenvereniging Unitas. Daar vormde hij een vriendenkring met Anton Koolhaas en Leo Vroman. Hij promoveerde in 1939 tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op het proefschrift Baud en Thorbecke 1847-1851, dat over de strijd tussen de politici Baud en Thorbecke handelt. Daarna verbleef hij tot 1946 als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië. Tijdens zijn internering door de Japanners kwam hij in contact met de schrijver Han Friedericy. Na zijn terugkeer naar Nederland werkte hij korte tijd op het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen met Friedericy als directe chef. Vervolgens was hij tot 1953 directiesecretaris van het Kina-bureau voor de handel in kinineproducten in Amsterdam. Met een onderbreking van begin 1959 tot begin 1960, waarin hij als contactambtenaar voor Azië en Afrika bij de Stichting Culturele Samenwerking (Sticusa) werkte, was Alberts van 1953 tot 1965 politiek redacteur van De Groene Amsterdammer. Zijn laatste werkgever was het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1976 ging hij met pensioen.
De schrijfstijl is bijna kinderlijk te noemen… bijna. Want zo simpel als het is geschreven is het niet. De bomen, het bos, de personages, ze worden beschreven, maar krijgen weinig diepgang. Alberts laat al het denkwerk, al het interpretatiewerk aan de lezer. En dat heeft een bijzonder effect: het blijft me na afloop bezig houden. Waarover gaat het boek nu precies? Gaat het over opgroeien? Van boom naar bos? Of meer over aarden in het leven als je opgroeit? Ook het mystieke is aanwezig, de levendige beelden van een kind over bomen die meelopen.
Joost Oomen zegt in zijn nawoord dat het misschien wel gaat over het bos in je eigen hoofd, in ieders hoofd. De manier van schrijven geeft de lezer als het ware de gelegenheid om het verhaal met zijn eigen beelden te vullen.
Wat ik er ook van vind, het blijft bijzonder: De bomen.
Wat een bizar boekje. Ik had het eerst afgedaan als misschien (ietwat) stuntelig en (vooral) naïef geschreven, maar uiteindelijk bleek de schrijfstijl voor mij wel te werken. Alberts lijkt een beetje een emotieloze, of op zijn minst neutrale, observator, die zijn hoofdpersonage Aart laat opgroeien van 6 tot 19 jaar. Schrijfstijl en vertelling zijn heel minimalistisch, dus ik kan hier beter ook geen woord te veel schrijven. Het sluitstuk gaf heel wat voldoening.
'De bomen' is een fijn boekje dat nergens over gaat, behalve − zet je schrap − over bomen. Wanneer Aart als kind verhuist naar een huis in de buurt van het bos, raakt hij verliefd op de bomen. Als negentienjarige student houdt hij het ongeveer drie dagen vol in de stad voordat hij dronken raakt en de bomen hem weer terug naar het bos trekken.
De personages, die overigens op willekeurige momenten in en weer voorgoed uit het boek wandelen, zijn ingetogen en sober. De schrijfstijl is dat eveneens en ik vind dat aangenaam.
"Hubert vindt alle mensen aardige mensen, als hij er zijn hondenverhalen maar aan kwijt kan."
Aart, een jongen van een jaar of zeven, is op de eerste bladzijden van "De bomen" net verhuisd naar een huisje dicht bij een voor hem mysterieus bos. Via enkele tijdsprongen volgen we hem op verschillende momenten van zijn leven en zijn fascinatie voor bomen lijkt hem nooit los te laten. Vooral het hoofdstuk in het midden, over leraar Barre - een personage dat lijkt weggelopen te zijn uit een novelle van Emmanuel Bove -, en het laatste deel, dat Aarts eerste doch korte stappen in het studentenleven beschrijft, steken erboven uit. Maar wat hier eigenlijk nog het meeste opvalt, is Alberts' stijl: droger dan Crone, Elsschot of Hemingway; geen woord te veel, of misschien ergens wel wat woorden te weinig? Het lijkt er A.A. vooral om te doen de lezer aan het werk te zetten om op zoek te gaan naar wat niet wordt neergeschreven. Ik weet niet goed wat ik van deze leeservaring moet maken, maar rekening houdend met de twee hierboven aangehaalde hoogtepunten, geef ik dit gerust een 3.5/5!
Ik vroeg me eigenlijk een groot deel van het boek af wat hier nou precies zo goed aan is; en ook nu ik erop terugkijk vind ik het lastig om te zeggen in hoeverre het kale taalgebruik, de constante herhalingen en het schijnbaar irrelevante hoofdstuk over meester Barre nou echt van nut zijn. Toch bleef ik een beetje met een magisch gevoel achter toen Alberts in de slotpagina’s opnieuw een beschrijving gaf van de mompelende bomen. En sinds ik het boek uit heb, zijn de Aardenburg, de open plek in het bos, het bomenverbond en de verloofdes opmerking over Aarts volgelingen constant door mijn hoofd aan het spoken. Ik kan eigenlijk het nog steeds niet echt plaatsen wat het is dat deze roman zo intrigerend maakt, maar misschien is het precies die ongrijpbaarheid die echt goede literatuur kenmerkt.
Nu moet ik maar eens de recente herdruk opsporen met een nawoord van Joost Oomen. Dit lijkt me een verhaal waarover hij helemaal los kan gaan.
Ik ben bang dat ik er weinig van heb begrepen, maar ik denk ook, dat dat precies de bedoeling was. Alberts laat veel over aan de lezer, soms iets te veel voor mijn smaak, soms precies goed.
‘Om vier uur zaten en lagen ze allemaal in een kring aan de rand van het bos. Ze hadden de club opgericht en een schat begraven. De schat was een trommel met kantkoek, een fles aangelengde limonade en een gedeukt blikken bekertje. Ze hadden plannen gemaakt. Ze hadden eden gezworen en ze waren tenslotte een beetje beu geworden van alle geheimzinnigdoenerigheid.’
Echt zo’n boek dat je van tijd tot tijd even nodig hebt.
één van m’n lievelingsboeken herlezen. waar het over gaat, geen idee. iets met bomen geloof ik. alles dat ik weet is dat het iets magisch heeft, het voelt een beetje als thuiskomen <3
Ik was heel erg verrast hierdoor, wat een prachtig ingetogen boek! De schrijfstijl, die ultra-minimalistisch is, was eerst even wennen, maar zoals Joost Oomen in het slotwoord ook zegt: op die manier kun je als lezer alles zelf invullen. Dat maakt het ontzettend leuk en gek genoeg ook juist heel persoonlijk. Deed me ook een beetje denken aan de boeken van Claire Keegan in de simpliciteit. Aanrader!!
En we gaan vandaag onze tijd maar eens helemaal voor onszelf gebruiken, zei meneer Barre. We gaan een kopje koffie drinken en een boterhammetje eten en een eindje wandelen en we maken vanmiddag gezellig de kachel aan en we hebben met niemand iets te maken.
Naast mijn occasional Ontdekking Van de Hemel reread is dit een van de eerste Nederlandse boeken die ik in jaren heb gelezen. Ik vond de eenvoud van de schrijfstijl van Alberts enorm fijn om te lezen en alhoewel het soms infantiel leek was het juist ook fijn om mentaal de ruimte te kunnen krijgen om meegesleept te worden door het verhaal.
In het nawoord beschrijft Joost Oomen dat Alberts misschien wel opzettelijk vaag is met zijn beschrijvingen, ofja, zijn beschrijvingen van omgevingen vaak compleet links laat liggen. Hierdoor hebben wij als lezers alle ruimte om ons eigen beeld te vormen van Aart, het dorp, de bomen en het bos. Voor mij was dat echt enorm fijn om deze ruimte te krijgen. Uitgebreide beschrijvingen zijn vaak heel mooi, maar uit dit boekje blijkt dat ze soms misschien ook in de weg kunnen zitten.
Een soort De kleine Johannes maar dan zonder esoterische boodschappen. Het verhaal van een niet volledig gesocialiseerd jongetje dat meer voelt voor bomen dan voor mensen. Gelukkig trekt De Bomen hier geen conclusies uit m.b.t. de relatie tussen mens en Moeder Aarde. Zonder een woord teveel uit te leggen geeft Alberts je een inkijkje in een onuitgesproken verbond tussen een aantal randfiguren waar je jezelf tussen kan fantaseren. Fijn.
Of dit werkje nou echt 4 sterren waard is, ik weet het niet goed. Wat Alberts ermee wil zeggen, of waar het echt over gaat, dat weet ik ook niet zo goed. Het werkte gewoon wel voor me.
Eerst was ik teleurgesteld, nu kan ik niet anders dan het geven van vijf sterren.
Heel knap hoe er, juist door de droogheid van dit boek, denk- en verbeeldingsruimte was voor mij als lezer. Voor wie fan is van De Avonden is het zeker een aanrader! En voor wie geen fan is, is het ook een aanrader! Maar je moet niet denken dat het alleen maar over bomen gaat.
Ontzettend droog, niets wordt in detail omschreven. Een vermakelijk inzicht in het leven van een nederlands dorpsgezinnetje in 1917.
"Laten we in deze droge sloot gaan zitten. Droge sloot, zei Fientje. Vooruit, Lamme, laten we dan maar heel rustig in jouw droge sloot gaan zitten. Heet zo'n ding dan ook al weer anders? vroeg Lamme. Een greppel, Lamme, zei Fientje. Hindert niet, hoor. Ik hou toch van je."
"Kom Collie, we gaan gewoon naar huis. We hebben genoeg gedaan vandaag."
Mooi boekje! Bijzonder verhaal, vooral erg mooi geschreven.
"De twee zittenblijvers trokken een welgemeend onverschillig gezicht en sloften luidruchtig naar de achterste bank, waar ze bonkerig in gingen zitten."
Totaal niet wat ik verwachte en anders dan wat ik normaal lees, maar wat een grappig en lief verhaal, waar ik alles voor me zag en me nu afvraag in welk dorp (in mijn hoofd) zich dit afspeelde.
Als puber las ik meerdere boeken van Alberts, maar dit boek vond ik niet geweldig. Te kinderlijk. Het nawoord van Joost Oomen daarentegen vond ik geweldig.