Archibald Strohalm, een enigszins vreemde, maar op het eerste gezicht niet uitzonderlijke man, begeeft zich op een zaterdagmiddag in een avontuur dat gaandeweg het gewicht en de afmetingen van een drama op leven en dood krijgt. Op het moment dat hij van een kantoorbediende een soort zaligmaker is geworden, hebben zijn stadgenoten deze Archibald Strohalm allang vereenzelvigd met de andere gekken en artiesten van de stad. Met overtuigingskracht en in een meeslepende stijl beschrijft Mulisch de opkomst en de apocalyptische ondergang van de zelfbenoemde profeet.
Harry Kurt Victor Mulisch along with W.F. Hermans and Gerard Reve, is considered one of the "Great Three" of Dutch postwar literature. He has written novels, plays, essays, poems, and philosophical reflections. Mulisch was born in Haarlem and lived in Amsterdam since 1958, following the death of his father in 1957. Mulisch's father was from Austria-Hungary and emigrated to the Netherlands after the First World War. During the German occupation in World War II he worked for a German bank, which also dealt with confiscated Jewish assets. His mother, Alice Schwarz, was Jewish. Mulisch and his mother escaped transportation to a concentration camp thanks to Mulisch's father's collaboration with the Nazis. Due to the curious nature of his parents' positions, Mulisch has claimed that he is the Second World War.
A frequent theme in his work is the Second World War. His father had worked for the Germans during the war and went to prison for three years afterwards. As the war spanned most of Mulisch's formative phase, it had a defining influence on his life and work. In 1963, he wrote a non-fiction work about the Eichmann case: The case 40/61. Major works set against the backdrop of the Second World War are De Aanslag, Het stenen bruidsbed, and Siegfried. Additionally, Mulisch often incorporates ancient legends or myths in his writings, drawing on Greek mythology (e.g. in De Elementen), Jewish mysticism (in De ontdekking van de Hemel and De Procedure), well-known urban legends and politics (Mulisch is politically left-wing, notably defending Fidel Castro since the Cuban revolution). Mulisch is widely read and (according to his critics) often flaunts his philosophical and even scientific knowledge. Mulisch gained international recognition with the movie De Aanslag (The Assault), (1986) which was based on his eponymous book. It received an Oscar and a Golden Globe for best foreign movie and has been translated in more than twenty languages. His novel De ontdekking van de Hemel (1992) was filmed in 2001 as The Discovery of Heaven by Jeroen Krabbé, starring Stephen Fry. Amongst many awards he has received for individual works and his total body of work, the most important is the Prijs der Nederlandse Letteren (Prize of Dutch Literature, an official lifetime achievement award) in 1995.
De worsteling van een schrijver met zijn beginnend schrijverschap ontaardend in theoretiserend geneuzel. De symboliek is aan mij blijkbaar niet besteed. Ach, het begint allemaal met een debuutroman. Daarna is de ergste waanzin voorbij.
Archibald strohalm is een ietwat wereldvreemde man die constant op zoek lijkt naar zijn plaats in de wereld. Telkens hij dicht bij een antwoord komt, lijkt dit weer even snel door zijn vingers weg te glippen. Zo bekijkt hij op een dag, gezeten voor zijn raam, het spel van de rijdende poppenkast van Ouwe Opa. Plotseling wordt hij gewaar dat er iets vreselijk mis is met het verhaal dat daar beneden wordt vertolkt: de stukjes voorstelling zijn uiterst schadelijk voor de nog onschuldige kinderen. Dit moet stoppen, vindt Archibald en snelt het plein op. Woedend confronteert hij de oude poppenspeler en denkt het publiek voor zich te winnen. Maar wanneer dit niet zo blijkt te zijn, besluit Archibald door middel van een eigen poppenspel de wereld van het kwade te redden. Het voorbereiden van zijn voorstelling wordt zijn nieuwe obessie.
De debuutroman van Harry Mulisch, Archibald Strohalm, is een erg warrig en onuidelijk boek. Alhoewel het verhaal een vrij normale start neemt met de levensbeschrijving van Archibald Strohalm, stort het zich later in een poel aan vage filosofische bedenkingen en hersendode monologen. Het tempo van de gebeurtenissen daalt aanzienlijk en de beloofde ontknooping laat veel te lang op zich wachten. Het is duidelijk dat Mulisch de neergang van zijn protagonist tracht te illustreren door de onzinnige hersenspinsels van Archibald op papier te pennen. De vraag is maar of dit niet ten koste gaat van de verhaallijn. De tweede helft van het boek is een ware pijniging voor iemand die op zoek is naar een beetje verhaallijn. Met het laatste beetje hoop probeer je als lezer vast te klampen aan herkenbare situaties zoals een cafebezoek of de geboorte van een kind, maar eens de apotheose zich inzet vervliegt deze hoop maar al te gauw. Archibald Strohalm is allerminst een boek voor het brede publiek.
Soort van *spoilers*, maar deze roman is geen detective; je kunt gerust mijn ‘geraaskal’ lezen voor je die van archibald zelf leest.
Er zijn verpletterende debuten, archibald strohalm hoort daar absoluut bij. Ik heb geen idee hoe ik deze bespreking moet aanpakken. Dat heb ik eigenlijk altijd als een roman of ook een non-fictieboek, daarin maak ik geen verschil, me zo buiten adem achterlaat, of me eigenlijk al tijdens het lezen achter mijn adem aan laat rennen. Toevallig las ik tegelijkertijd Advocaat van de hanen van AFTh van der Heijden, dat is ook al zo’n adembenemend boek. Adembenemend bedoel ik letterlijk. Deze twee romans achtervolgden me gedurende de donkere maand december, namen mij volledig op sleeptouw; soms zo dat ik echt moest stoppen met lezen en yoga moest doen of zo, of huishouden, of kerstliedjes moest gaan zingen.
Archibald strohalm is een herlezing. Ik las de roman als 14- of 15-jarige. Een puppy was ik nog. Wat wist ik van de wereld? (ik doe gewoon als Jon Fosse, gewoon allerlei leestekens zetten als is de zin nog niet af; zijn zinnen zijn zelden af); wat wist ik van filosofie of van romans voor volwassenen? Young adult bestond nog niet in die tijd, het kinderboek eigenlijk ook nauwelijks; op Annie M.G. na, die kwam net op. Ik wist op die leeftijd wel dat ik het allemaal anders wilde en daarin paste een hermetische roman als die van Mulisch als een psalm in een ouderling, o, nee, een preek is het geloof ik. Ik was sowieso dol op romans uit het magisch-realistische genre, Johan Daisne, Hubert Lampo, Belcampo, Hermann Hesse, maar Mulisch had beslist mijn voorkeur. Hij was namelijk ook nog eens links en intellectueel. En dat wilde ik gewoon ook zijn; een soort rolmodel, realiseer ik me nu.
Ik was bij herlezing benieuwd of ik nog bij het gevoel zou kunnen komen dat ik als puber had toen ik de roman las, en dat was absoluut het geval!! Zo sterk had ik het niet verwacht. Het boek fungeerde als een fictieve tijdmachine. Ik was terug in die tijd maar tegelijkertijd was ik mijn oudere ik. Hoe is dat mogelijk? Over zulke mysteries gaat ook deze roman van Mulisch. Wel dacht ik vroeger dat ik niet voldoende bagage had om de roman werkelijk te begrijpen; dat klopt enerzijds maar anderzijds ook niet. Natuurlijk is Mulisch op zijn eigen wijze een überintellectueel, maar hij roept een wereld op van wat hij zelf in a.s. de unio mystica noemt, de mystieke eenheid, de mystieke verbondenheid, de mystieke verbintenis tussen al wat leeft, en alles wat niet leeft; alles gaat verloren en komt weer terug, wordt herboren: het overdonderende vitalisme van de krankzinnige archibald is de messias zelf. Mulisch schrijft archibalds naam met kleine letters behalve aan het begin van de zin, omdat het begin van een zin een hoofdletter verlangt, en hoe experimenteel hij ook is met de spelling, de beginkapitaal blijft gehandhaafd. De kleine letter betekent dat Archibald/archibald zijn menszijn achter zich heeft gelaten, letterlijk en in alle opzichten, net als de messias aan het kruis; hij is gedepersonaliseerd. Hij is opgegaan of overgegaan tot de natuur, die van het bos, van de aartsvaderboom Abram; het verachtelijke, het kleinburgerlijke en het hypocriete van de menselijke wereld heeft hij van zich afgeschud. Hij lijkt dan wel krankzinnig, en dat is hij in zeker opzicht ook, maar hij is tegelijkertijd ‘verlicht’, ook in zekere zin, niet volgens de boeddhistische lijn. Hij heeft de menselijke wereld achter zich gelaten, via de vogels en de eieren, de bomen, en ook zijn denken laat hij los. Zijn levenswerk à la Athanasius Kirchner* komt er niet. Het wereldsysteem of hoe je het ook wilt noemen, past niet in zijn hoofd; gaat ‘beyond’. Het is mysterie, van de unio mystica, het is de natuur; het is ook het enorme, het vlammende vitalisme dat door hem heen raast. Zijn einde is mysterieus; is het zijn vernietiging of is het vernietiging en opstanding als in en na de apokalyps; is het zijn katharsis? Alles is mogelijk. Het einde is zeer open. Vroeger dacht ik dat ik het niet helemaal kon begrijpen, dat ik daartoe nog niet het instrumentarium bezat; nu denk ik: zo’n enorm gapend gat van een open einde heeft Mulisch vast gewoon bedoeld.
Even wil ik iets zeggen over de motieven vogels en eieren. Het ei is een heilig symbool en de symbolische voorstelling van het heelal, en van onze aarde**. De vogels, de dode en de opgezette hebben een verband met Archibalds overleden vader, die ornitholoog was. Ik denk dat die staan voor de dood; het ei zou dan kunnen staan voor het leven. Die vogels duiden wellicht ook op een ‘Vatersuche’. Misschien vindt hij een vader in de schilder Boris, een beetje. De vogels: kerkuilen, negendoders, blauwpiepers, boomklevers, draaihalzen, mallemolens, gele schreeuwers, hakengimpels, handschrobbers, kolenduiven, kernbijters, veldtjakkers…. die namen!
Het is een wonderlijk mysterieus boek, een zeer poëtisch boek; je zou het ook als een episch gedicht kunnen lezen. Deze keer viel het veelvuldig gebruik van alliteraties en assonances me op. Dat past zo prachtig bij de poëtische beleving van archibald, of eigenlijk zijn bovenmenselijke beleving van tijd - tijd wordt een soort van fluïde -, van de lach en de traan - het theater natuurlijk, het menselijk theater, de poppenkast, letterlijk en figuurlijk - van de dood en de geboorte (van het kind van zijn vriend Boris, de schilder). Eigenlijk overstijgt deze roman de genres: het is een roman, het is een episch gedicht, het is toneel. Ik ben zeer geraakt door zijn poëtische taalgebruik. Poëzie is een soort überfictie, je kunt daarin nog veel meer ‘wetten’ overboord gooien; alle richtingen kun je uit; logica hoeft niet perse, of dan weer een soort überlogica, zoals het opschrijven het Systeem, waarin alles met alles samenhangt. En het voordeel van poëtische fictie is dat dat geen afgerond einde hoeft te hebben, dat de verbanden heel vreemd kunnen zijn, dat betekenissen uiterst hermetisch kunnen zijn; dat je zaken kunt aanstippen die verder geen verband hoeven te krijgen of juiste een verband op een ongewone wijze of beide. Geen wonder dat de paradox hierin een grote rol speelt.
Het verhaal draait om de uitdaging van Archibald aan Ouwe Opa, de poppenkastspeler, over de ‘fascistische’ opvatting van de oude over hoe te leven en te sterven, de christelijke moraal en ethiek: een orthodox kerkelijk standpunt: in God geloven, je best doen, de hemel verdienen. Archibald: ‘…onbewustheid en onwetendheid is uw element…’…. ‘…duisternis en zwarte ernst’…ik stel daartegenover dat: ..’de weg van vandaag het lachen is!’ (1975: 19). Het is niet helemaal duidelijk wat Archibald bedoelt. Hij vindt dat de ouwe de kinderen een verwerpelijk rad voor ogen draait. Hij wil er een ander elan voor in de plaats stellen. Er is een jongen, een buurjongen, een outcast, die Archibald steunt. Archibald houdt in het laatste hoofdstuk zijn eigen poppenkastvoorstelling, die eindigt in een volksgericht, nou ja, er wordt gemat en om de politie geroepen. ‘Even zag hij het nog, - toen draaide de laaiende wereld langzaam naar beneden en brak. Het zwerk scheurde open als een oude zak en ontlaadde zich. Wolken roet, geurend als hyacinten, kwamen naar beneden. Daar doorheen dwarrelde diepzeegedierte: zeepaardjes, planktonkwalletjes, radiolariën als kroontjes van indische prinsessen. Huizengrote sintels zakten omlaag, wonderlijk begroeid met mos en orchideeën. Wijnranken slingerden zich woekerend om wat er nog van aarde over was, en witte koeien stonden stil te dromen bij een pasgeboren kind.’ (ib.: 239 einde van de roman)
Sterk aanwezig in dit debuut is Mulisch poëtica: wat hij wil met schrijven, de inhoud en de vorm. Over de vorm heb ik het hierboven gehad. De inhoud is eigenlijk heel simpel: alles hangt met alles samen; er is één groot verband tussen alles. Maar die simpelheid draagt een oneindig grote verscheidenheid in zich, die vergezeld gaan van paradoxen en tegenstellingen, zoals je misschien ook in de stukjes van Kibran kunt lezen, in De profeet bijvoorbeeld.
Natuurlijk gebruikt Mulisch symbolen uit de Bijbel, uit de klassieke oudheid, uit de fysica ook om het verhaal body en verbanden te geven.
Het lezen van archibald strohalm is als een acid trip, alles hangt samen, alles verandert, alles krijgt een andere gloed en glans, je gevoel maakt buitelingen, hoofd en laag, je moet je laten meevoeren door de zielen-strapatsen van archibald. Alles hangt met alles samen omdat dit allemaal in jou gebeurt, in archibald en in ons allemaal.
Ik heb een grote voorkeur voor deze soort van fictie. En in Nederland zijn er behoorlijk veel van zulke auteurs te vinden. Ik noem, willekeurig, romans die ik in 2019 las: Anton Valens, Chalet 512; Rob van Essen, De goede zoon; Visser; AFTh van der Heijden, Advocaat van de hanen; Nina Weijers, Kamers Antikamers; Manon Uphoff, Vallen is als vliegen; Marente de Moor, Foon; Auke Hulst, Zoeklicht op het gazon; Arnon Grunberg, De asielzoeker. Elk op haar of zijn eigen wijze.
Ik moet nu gewoon een paar citaten geven uit archibald strohalm; ik doe dat ook willekeurig; er is eigenlijk geen beginnen aan.
‘Als kolossale kanten antimakassar van Jupiters eigen oorkleppen’…’Zijn dubbele, faraonische kroon was het uitzinnige vuurwerk van het leven zelf’ (dit gaat over de grote boom, die archibald ‘Abram’ noemt). ‘Maar een giraffe kan ook springen met vier poten tegelijk, zijn kop tussen de sterren, dwars door de woestijnen naar duizend oases… Mozes (rdv: ook de naam van archibald bijna verzopen hondje) in de woestijn, uit de verdrukking in de eenzaamheid, goddelijk bevolen in de woestijn met fata morgana’s en amalekieten, zijn lichaam als kruis. Maar hij mocht niet terugkeren in vruchtbaarheid en vrijheid tot de olijven en zegeningen.’ (ib.: 49-50). Archibalds vitalisme en euforie kunnen niet hoog genoeg gaan. Alles kan met alles verbonden worden!
*In Kirchners Orolagium Phantsticum: ‘Wanneer je als een ei Een door de uren verlaten klok Stukslaat op je knie Zal het van je dode moeder zijn De beeltenis’ (1975: 240; toegevoegd door Mulisch in 1957; het debuut verscheen in 1952 en won direct een literaire prijs)
Harry Kurt Victor Mulisch (Haarlem, 29 juli 1927 – Amsterdam, 30 oktober 2010) was een Nederlandse schrijver.
Mulisch, de zoon van een Oostenrijks-Hongaarse vader die collaboreerde tijdens de Tweede Wereldoorlog en een Duits-Joodse moeder, groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog, die een sterke invloed op hem en zijn schrijverschap had. In 1947 verscheen zijn eerste verhaal (De kamer), in 1952 volgde zijn eerste roman: archibald strohalm. Vele andere werken volgden, waaronder Het stenen bruidsbed (1959), Twee vrouwen (1975), De aanslag (1982) en De ontdekking van de hemel (1992). Zijn laatste roman was Siegfried, verschenen in 2001. 'Magisch-mythisch' is een veelgebruikte aanduiding voor een groot deel van zijn oeuvre.
Mulisch geldt als een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse schrijvers. Hij wordt tot "De Grote Drie" van de naoorlogse Nederlandse literatuur gerekend, waartoe ook Willem Frederik Hermans en Gerard Reve behoren. Mulisch won een groot aantal literaire prijzen, waaronder de Prijs der Nederlandse Letteren en de P.C. Hooft-prijs, beide voor zijn gehele oeuvre. De ontdekking van de hemel werd in 2007 uitgeroepen tot het beste Nederlandstalige boek aller tijden. In oktober 2010 overleed de auteur op 83-jarige leeftijd aan kanker.
Bibliografie:
Titel: archibald strohalm Auteur: Harry Mulisch Uitgever: De Bezige Bij; Bij-reeks Jaar van uitgave: 1975 Aantal pp’s: 240
Elke zin, bijna ieder woord ademt de klasse van Mulisch. Ik had dat gevoel ook bij eerder werk van hem. Ik denk ook dat hij wellicht de grootste Nederlandse schrijver is, maar wat mij betreft vooral omdat het zo knap is hoe hij schrijft. Toch kan Hermans mij veel meer bekoren (en Grunberg trouwens ook). De verhalen zijn gewoon boeiender en hij schrijft wat meer volgbaar. In het specifieke geval van Archibald strohalm geldt dat al helemaal. Eerlijk gezegd begreep ik weinig van het verhaal. Soms is raadselachtig interessant, maar hier heb ik vaak geen idee wat er gebeurt of waarom. Denk ik dat poppenspeler strohalm (ja, af en toe wordt hij met een kleine letter geschreven – waarom en wanneer is mij onduidelijk) is geknakt door een incident met Ouwe Opa, waarna hij steeds krankzinniger wordt, lees ik op de achterflap dat het boek gaat over een zelfverklaarde profeet. Waaruit dat dan moet blijken, geen idee. Dan zit hij ineens weer op een heel andere plek, vaak in het bos, maar is dat dan een boze droom of werkelijkheid? Aardig vond ik de ontmoetingen, met name die met Boris Bronislav en H.W. Frets. Die laatste is overduidelijk een verwijzing naar Hermans. De drie initialen zijn hetzelfde. Daarnaast verwijst Mulisch zijn aartsvijand hier naar het dodenrijk (als je Frets omdraait staart er Sterf). Ik snap alleen niet hoe dit element al in de debuutroman van Mulisch een rol speelt. Haatte hij Hermans dan al zo vroeg, zelfs nog voordat hij zelf had gedebuteerd? Ik zou graag weten hie dit precies zit (dus hierbij een uitnodiging om dit vooral hieronder in de comments te melden). Al met al heb ik me door archibald Strohalm heengeworsteld. Geen aanrader. Ik moet zeggen dat Mulisch me wel op de proef stelt. Na verslaafd te zijn geraakt aan De Aanslag stellen De Ontdekking Van De Hemel, Het Stenen Bruidsbed en nu Strohalm me teleur. Ik geef echter niet op. Zou Twee Vrouwen wat zijn? Of Siegfried? We gaan het zien 😊.
Het valt niet mee als je alle boeken van een favoriete schrijver gelezen wil hebben. Deze eerste ( uitgegeven) roman van Mulisch over scheppen en vernietigen is erg moeilijk door te komen, vooral omdat het grotendeels is neergezet als een ijldroom van een krankzinnig wordende jongeman. Het stikt al van de thema’s en symbolen die je bij hem wel vaker tegenkomt, maar dan nogal ontoegankelijk opgeschreven. Mulisch moest als begin twintiger zeker laten zien hoe slim hij was. Gelukkig heeft hij enkele decennia later geweldige boeken afgeleverd!
Ergens in het derde hoofdstuk heb ik dit boek dichtgeklapt. Het eerste hoofdstuk is nog wel grappig met hoe Archibald uitvalt tegen Ouwe Opa met z'n poppenkast. Het tweede hoofdstuk raakt al een zenuw bij mij met Mulisch's elitair gezwets over de kunst en het schrijven. Met derde hoofdstuk was ik er klaar mee.
Terwijl de wereld warm en licht - koud, donker - bij de klok zat, ging Archibald Strohalm over de dreef met haar stralende ramen naar zijn bos: een sjaal om de overeind gezette kraag van zijn winterjas. (p 58)
Mulisch debut, dus kon hij zichzelf nog niet opzichtig opvoeren als succesvol schrijverspersonage. Wat scheelt. Verder een lastig leesbaar maar wel vrij boeiende boek, waarin de lezer langzaam meegetrokken wordt in de psychose van het hoofdpersonage.
I am a big fan of Mulisch and I was very excited to read the first novel he ever wrote; Archibald Strohalm. Quite frankly I was a bit disappointed. The book starts off when the main character, Archibald Strohalm, starts to obsess about a man holding a puppet show on the square outside of his apartment. Finally one day he has had enough and goes up to the old man and gives a big speech in which he states how the old man shouldn’t teach such rubbish to young kids and to prove him wrong he will hold his own puppet show. He then starts leading a ridiculous life; he barely eats, has no social interactions, and proceeds to work on many different things at the same time, yet producing nothing. He becomes psychotic and the book starts to make very little sense. There is no real storyline you can hang onto and Mulisch who is usually so elegant and explains his philosophical thoughts remarkably just completely loses it. Maybe he did it on purpose and wanted to show us what it is like to have a psychotic breakdown. The long-awaited ending in which Archibald Strohalm is supposed to present is puppet show is also incomprehensibly strange and I don’t know what to make of it.
Ich weiß nicht so genau, was ich da gelesen habe, aber es war gut. Im Grunde erzählt das Buch die Geschichte von Archibald Strohalm. Er wird fast wahnsinnig durch ein Kasperletheater, welches jeden Samstag vor seinem Haus spielt. Das macht ihn irgendwann so rasend, dass er eine Wette mit dem Puppenspieler abschließt, er könne selbst ein Stück aufführen, welches die Zuschauer auch ohne Strenge auf den 'richtigen Weg' bringe. Ab diesem Zeitpunkt verfolgt man, wie Strohalm sich immer mehr von der Außenwelt abkapselt und zunehmend von Halluzinationen geplagt wird. Dabei trifft er auf verschiedene Charaktere aus seiner Stadt, die selbst, je weiter am Ende sie auftreten, immer wunderlicher werden. Die Geschichte endet mit der Aufführung von Strohalms eigenem Kasperletheater auf dem Marktplatz. Dabei durchbricht er die Grenzen von Theater und Realität, was die Zuschauer rasend macht. Daraufhin rufen sie die Polizei und die Geschichte endet, indem sich die ganze Erde kopfüber stülpt, in einer Art Weltuntergangsszenario. An manchen Stellen wirklich verwirrend, dafür aber genial geschrieben und mit vielen schönen, philosophischen Denkanstößen.
This entire review has been hidden because of spoilers.
Mulisch begins his writing career with a portrait of a man's descent into madness. Archibald's delirium translates into a plethora of philosophical ramblings and creative misexpressions and this is interesting to witness. The linguistic imagery, metaphorical and mythical references, and deluded dialogue are hard to follow, but this torture is the point of a man who deems himself a prophet and undergoes his own form of chastity.
Despite that Archibald so desires the routines and pleasures of a normal life, he has prescribed himself this doom and misery. And that way, Mulisch warns the reader of where not to go in life. His book may serve as a simulation of a mental illness so that we can understand and learn from those who venture beyond normalcy without having to become it. At least, that's my interpretation.
What stands out is Mulisch's prolific writing, which seems to be precision-engineered sentence by sentence. So it's a nice prelude to his later works as well.
Ik geef het op. Al ruim een halfjaar worstel ik me hier doorheen. Klamp me aan iedere zin die ik wel begrijp vast als aan een ( oh nee, da's wel heel goedkoop) maar op blz 108(/240) is het genoeg geweest "Woorden, formules, definities, zoals bij de verse eieren?" Yeah right. Prrr ta li lu. Er is nog zoveel moois te lezen (& wie weet, doe ik ooit nog eens een poging. Voorlopig echter File under M : Moet Mooi zijn, Maar lijkt Misbaksel.
Tja, veel eieren en vogels. Ook wel twee mooie vogels op de linnen kaft. Maar ik kan me voorstellen dat latere drukken, waarin Mulisch hele stukken heeft geschrapt, ondanks het gebrek aan covervogels toch beter zijn.
Awful. So horribly, illegibly, irredeemably, pathetically, pathologically awful. I can't blame the translation of the original, because I read it in Dutch. I know the language sound awful to outsiders, but this is the typographical equivalent. Totally unnecessary.
Waanzin? Wartaal? Motieven die ik niet begrijp? Gebeurtenissen zonder context? Sprookjesachtige beschrijvingen van god weet wat. Door het nawoord kan ik er nog minder mijn vinger op leggen. Door de bomen zie ik het bos niet meer
Bah. Dit is het niet voor mij. Wat een vaag boek, wat een moeizame taal. Mulisch mag een groot schrijver zijn, zijn debuut is de moeite niet. Ingehaald door de tijd en daardoor erg moeilijk leesbaar. Het hele poppenspel, de mentale aftakeling van archibald... Niet aan mij besteed.