Als Aaike twaalf wordt, moet hij van school om griendwerker te worden, net als zijn vader. Elke maandag gaan ze de Biesbosch in, om pas zaterdagavond weer thuis te komen. De hele week wonen ze in een armoedige keet, samen met andere griendwerkers. Overdag moeten ze keihard werken: riet snijden en hout hakken. En 's nachts hebben ze de grootste moeite zich de ratten van het lijf te houden. Aaike is vastbesloten niet zijn hele leven griendwerker te blijven en aardappels met lawaaisaus te moeten eten! Een verhaal over het leven in de Biesbosch rond 1935.