'Gij gaat toch ook niet beginnen, zeker! Waarom zoudt ge nutteloze kosten maken? Er zijn verdorie kleren! Er zijn kleren genoeg! We hebben een hele kast vol kleren! We hebben van alle maten minstens drie stuks! Als er bezoek voor een van de jongens komt, dan sjorren we die een broek aan zijn lijf en trekken een trui over zijn kop. En dan brengen wij die aangeklede sukkelaar netjes in een karreke naar de bezoekzaal. Meer moet dat toch niet zijn. Hebt gij daar al ooit reclamaties over gehoord? Of moeten we ze misschien ook een plastron rond hun nek draaien en een hoed op hun kop zetten?’
Iconen geeft een ontluisterende inkijk in de gang van zaken in een psychiatrisch centrum in het Vlaanderen van de jaren zeventig. De roman toont een kluwen van machtsmisbruik en van onmenselijke bejegening. Amper vijftig jaar later dreigen de vergeetputten van toen vergeten te worden.
Erik Vlaminck is een Vlaamse roman- en theaterauteur. Hij is geboren op 2 juli 1954 in Kapellen (België). Hij leidde de Antwerpse SchrijversAcademie en de Vlaamse Auteursvereniging en hij is voorzitter van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Ik ben gek op Erik Vlaminck. Hij is één van de weinige Vlaamse schrijvers die erin slagen om engagement en humor te combineren. Een boek met alleen engagement is meestal vervelend. Alleen humor is meestal plat. Erik Vlaminck maakt een briljante combinatie van de twee.
In zijn nieuwe roman Iconen vertelt hij over het psychiatrisch centrum waar hij zelf werkte in de jaren 70. Hoofdpersonage is broeder Medard, autoliefhebber en verantwoordelijk voor de financiën van de instelling. Hij gaat geregeld bij zijn stervende moeder langs om te vertellen.
In zijn typische Vlaams beschrijft Erik Vlaminck de hallucinante mistoestanden in het centrum. Directie en personeel behandelen patiënten in het beste geval als onwillige idioten, meestal als beesten. Er is geen plan, er is nauwelijks therapie, de hygiëne is ondermaats. Medard is geldzuchtig en achterbaks; hij schuift elke verantwoordelijkheid van zich af.
Erik Vlaminck kiest in Iconen, zoals in al zijn werk, het standpunt van de onderdrukte, de zielepoot, de armoezaaier, de patiënt die geen zeggenschap heeft over zijn eigen lot. Onderweg steekt hij zichzelf in het verhaal, als langharige nieuwkomer-verzorger, en verwijst hij eventjes naar zijn meesterwerk, de roman Suikerspin (de Siamese tweeling op een affiche). De personages zijn pareltjes van menselijke tristesse, zo herkenbaar in hun Vlaamse kleinheid.
Het feit dat ik de auteur hoorde spreken over de aanleiding om dit boek te schrijven, heeft er zeker toe bijgedragen dat ik het zo goed vond. Eén van zijn eerste jobs deed hij namelijk in een psychiatrische instelling in de jaren 70 van de 20e eeuw. Wat daar gebeurde raakte hem zo diep dat het jaren heeft geduurd vooraleer hij dit boek heeft kunnen schrijven. Erik Vlaminck slaagt er in, zoals steeds, luchtig, grappig, over een zwaar beladen onderwerp te schrijven. In dit geval gaat het zowel over het trieste lot van de patiënten, vaak mentaal gehandicapten, het even trieste werk van het personeel, de houding van de paters/broedersop die de psychiatrische inrichtingen beheren en die van de broeder-econoom die met allesbehalve vrome bedoelingen in het klooster is ingetreden. Ik ben zelf moeder van een in 1977 geboren mentaal gehandicapte autistische zoon. Ik moet er niet aan denken dat hij in een dergelijke voorziening terecht kwam. Maar dankzij de manier waarop de auteur over dit onderwerp schreef kon ik het toch aan "Iconen" uit te lezen en het ook nog eens erg goed te vinden.
Winter 1975-1976. Broeder Medard werkt als boekhouder (broeder Econoom is zijn bijnaam) in een psychiatrische instelling in Vlaanderen, waar hij zo min mogelijk met de patiënten of andere calamiteiten wil lastig gevallen worden. Hij vertelt zijn besognes en wedervaren aan zijn moeder, die op haar sterfbed ligt en niet meer reageert.
In die context schetst Erik Vlaminck een confronterend en ontluisterend beeld van het reilen en zeilen in de psychiatrie in Vlaanderen in de jaren '70. Een pijnlijk verhaal over onkunde, onwil en slecht beleid.
In het heerlijke en bedrieglijk eenvoudige taalgebruik dat Erik Vlaminck eigen is, schrijft hij over incompetentie, bezorgde familieleden en de kleine kantjes van de mens.
Dat Erik Vlaminck in de jaren '70 zelf als opvoeder in een psychiatrische instelling gewerkt heeft, voel je tussen alle regels: Iconen heeft een urgentie in zich die van de bladzijden spat. Het is een boek waarvan je als lezer voelt 'dit moest uit de auteur zijn pen', wat het op alle fronten een extra impuls geeft.
Iconen is bij het allerbeste uit Vlamincks oeuvre en het zou ons verbazen mochten er dit jaar betere boeken in het Nederlandstalig literair landschap op de markt verschijnen. Ja, we mijden de superlatieven niet - en dat is gevaarlijk - maar we zijn zodanig onder de indruk, dat we daar nu even niet over gaan struikelen.
Vlot en doordacht opgebouwd met sterke personages, urgent en niets ontziend, maar toch doorspekt met humor en schitterend taalgebruik: hoed af voor Erik Vlaminck.
De auteur neemt ons in dit verhaal mee naar een psychiatrische instelling in de jaren '70. Broeder Medard maar hij noemt zichzelf liever broeder econoom gaat dagelijks zijn moeder bezoeken in het rusthuis en vertelt over zijn verblijf daar in de instelling. In het begin dat ik dat het verhaal niks voor mij zou zijn maar vanaf de brief van Albert Vercammen werd mijn belangstelling aangewakkerd. En hoe meer ik in het verhaal kwam hoe triestiger en schrijnend ik de toestand van de patiënten vond. Ook hoe de oversten alles in de doofpot willen stoppen en er alles aan doen dat de waarheid niet aan het licht komt. Hoe familieleden om de tuin werden geleid. Tijdens het lezen kom je er letterlijk slecht van en dat maakt het boek dan weer zo goed. Ik hou echt van de schrijfstijl van deze auteur. Dit boek is trouwens gebaseerd op waargebeurde feiten.
Hoe triest het onderwerp ook is, het is altijd een beetje feest om een boek van Erik Vlaminck te lezen ! Jaren 1970 en mensen met een verstandelijke beperking worden nog gewoon weggestopt in de psychiatrie. Een tijdsdocument !
Een echt Vlaminck, confronterend, Vlaams, scherp en literair sterk zonder dat het hoogdravend wordt. Ik miste het gevoel dat ik wel tijdens het lezen van Suikerspin en Brandlucht had, het gevoel van volledig meegetrokken te worden in het verhaal. Maar dat dit waargebeurd is maakt het plot al te krachtiger en shokerender.
Ik had nog eens zin om een Vlaminck te lezen en opnieuw heeft hij mij niet teleurgesteld. Ik waardeer de mens: zijn zachte stem, zijn heldere denken. En ik waardeer zijn boeken. In deze korte roman kruipen we in het hoofd van 'Broeder econoom', een man van 27 met twee jaartjes boekhouding achter de kiezen die midden jaren zeventig een psychiatrisch centrum leidt. Ze kent negen zalen en in zaal 9 zitten gecolloqueerden en mensen met een zware mentale beperking. Niet dat onze broeder econoom veel op de werkvloer komt. Hij zit vooral op zijn bureautje de financiën te bedisselen voor deze christelijke instelling, belegt daar vergaderingen of krijgt telefoontjes. Alles op afstand. Het verhaal begint kabbelend. Het is pas met het laatste woord van de voorlaatste regel op p. 27 dat ik, als lezer, besef dat we de spreekstem in vraag moeten beginnen stellen. Broeder econoom geeft af op iedereen die rondom hem werkt, maar wie heeft eigenlijk de verantwoordelijkheid bij alles wat er misloopt? Is het een verschil in visie? Een tekort aan gelden? Is hij een speelbal of een speler op het veld? Erik Vlaminck kruipt in de gedachtegang van de broeder. Daardoor bleef ik lang welwillend staan tegenover de man. Hij leek mij blind voor vernieuwingen, voor mogelijkheden, maakte verkeerde keuzes, zit in een systeem verroest, enzovoort. Hij is de verkeerde persoon op de verkeerde plaats, maar het is zijn schuld niet dat hij daar neergezet is door een al even incompetent priestergilde. Maar dan komt wat hij verzwijgt ook het verhaal binnengesijpeld, onder andere door drie brieven van een zekere Bert Vercammen, wier broer ook in de instelling zit. En dan gaat het boek niet meer alleen over de mensonterende omstandigheden van een psychiatrisch centrum in de jaren zeventig waar Erik Vlaminck ooit ook nog gewerkt heeft. Niet alleen de zalen stinken, ook de hele moraal van de geldwolf begint te stinken. Op een onnadrukkelijke manier legt het verhaal de tweespalt bloot die ik vandaag nog altijd rondom mij zie: leven we voor het geld of voor de mensen?
Dit verhaal blijft nazinderen. Ik voel een woede in mij.
Alweer in één ruk uitgelezen deze van Vlaminck. Als geen ander weet hij de typische Vlaamse, katholieke, bekrompenheid van weleer weer te geven, en daar hou ik van. Met zijn gevoel voor humor, beetje cynisme ook, maakt hij er steeds zijn eigen literatuurcocktail van. Mooi!
Een heel krachtig en aangrijpend boek. Een aanklacht tegen de (vroegere) aanpak van psychiatrische patiënten. Ik werd er bij momenten heel kwaad en droevig van. Maar prachtig geschreven.
Erik Vlaminck heeft me nog nooit teleurgesteld. Hoe hij de zelfkant van de samenleving weet te beschrijven, hier het reilen en zeilen in een psychiatrische instelling, roept medelijden en woede op.
Een beklemmend, maar weer zeer goed geschreven boek van Erik Vlaminck. Zijn hoofdpersonages zijn vaak griezels en het intrigeert me dat een schrijver zin heeft om in het hoofd van zo'n man te kruipen. Bij een andere auteur zou ik het boek misschien wegleggen omdat het personage zoveel weerzin opwekt, maar niet bij Erik Vlaminck. Alles wat die mens schrijft, is goed. Elk woord staat op de juiste plaats en er zitten plezierige details in het verhaal, zoals de verwijzing naar de siamese tweeling uit Suikerspin. Doordat alles vanuit het perspectief van broeder econoom verteld wordt, zit er extra betekenis in wat niet gezegd wordt. Alsof de ongeschreven woorden van de andere personages een silhouet vormen dat zich aftekent achter de monoloog van broeder Medard.
Alweer een instant Vlaeminck-klassieker. De kunst is om een klootzak van een hoofdpersonage ook soms rake klap te laten verkondigen, wat de lezer doet zwalpen van sympathie naar afkeer. De gitzwarte humor is uniek in zijn soort.
Erik Vlaminck (Kapellen, België, 1954) is docent aan de Antwerpse SchrijversAcademie. In zijn eerdere werkzame leven was hij hulpverlener in een Vlaamse psychiatrische instelling. In de inktzwarte roman Iconen, die een half jaar bestrijkt vanaf augustus 1975, heeft hij zichzelf een kleine rol gegeven als voorzichtige (interne?) klokkenluider van misstanden en machtsmisbruik. In die jaren werd er nog geen onderscheid gemaakt tussen mensen met een psychiatrische problematiek en zwakzinnigen (de destijds gebruikte term voor mensen met een verstandelijke beperking). Uiteraard werden ze over het algemeen goed bejegend, maar velen leidden een doelloos bestaan, zonder dagbesteding en werden gemakshalve op bed verpleegd.
De zesentwintigjarige Guido Schrauwen richt zich in een lang monoloog tot zijn moeder die in een verpeeghuis ligt. Ze praat niet meer, maar zwijgen heeft ze toch altijd al gedaan. Wanneer ze komt te overlijden, begeeft de ik-verteller zich wekelijks naar haar graf om zijn verhaal voort te zetten. Het lijkt zijn biecht te zijn.
‘Nooit hebt gij mij gevraagd waarom ik kloosterbroeder ben geworden. [...] Gij wist niet dat ik ben ingetreden omdat het de enige manier was waarop ik alsnog een man kon worden die er in uw ogen toe deed, een man naar wie de mensen opkijken. Zodat ze ook naar u opkijken omdat ik uw zoon ben.’
Nee, van roeping was geen sprake, maar als hij de keuze had gehad was hij liever priester geworden; hij draagt steevast ‘een zwart hemd met een collaar’. Het ‘streelt zijn ijdelheid’ wanneer hij met eerwaarde wordt aangesproken. De vraag rijst meteen of hij niet beter een andere weg had kunnen bewandelen.
Zijn ‘meneer-mijn-vader’ had een technisch beroep voor zijn zoon voor ogen, maar dat pakte anders uit, want zoonlief deed een tweejarige avondstudie boekhouden. Daar heeft hij veel profijt van bij zijn intreding bij de Broeders van Liefde als kloosterling broeder Medard; voortaan wordt hij ‘broeder-econoom’ genoemd. Hij beheert de financiën van Sint Anastasius én is bewindvoerder van alle patienten, welke door hem steevast met de term ‘sukkelaars’ worden aangeduid.
Psychiater Block – ‘grote medicijnman’ – benadert Medard met het idee dat er een onderzoek opgezet moet worden om een ‘homologatie’ te verkrijgen voor een nieuw medicijn. Daarvoor zijn er zestig proefpersonen nodig die voorhanden zijn in twee zalen ‘die vol zitten met achterlijke tot zwaar achterlijke mannen.’ Bijkomend voordeel is dat er een ‘redelijke gift’ tegenover staat voor de kiniek. Block zit ondertussen op kosten van de ‘pillenfabriek’ tien dagen all inclusive in Zwitserland.
De exorbitant grote hoeveelheden medicatie worden door de ‘dokter die niet wil dat hij dokter wordt genoemd’ onder de loep genomen en hij stelt de misstanden aan de kaak wanneer er twee patienten sterven, nadat ze door grove nalatigheid brandwonden hebben opgelopen in de douche. Hij is een nagel aan Medards doodskist, die zijn goede bedoelingen saboteert uit angst dat de deksel van de doofpot gaat. De begrafenisondernemer – ‘wordt slapend rijk omdat onze instelling vaste klant bij hem is’ – geeft broeder-econoom een kostbaar icoon cadeau en een aanzienlijke korting op de kist van zijn moeder.
Medard leidt een dubbelleven. Hij heeft een appartement waar hij zich elke vrijdag een aantal uur in het geniep terugtrekt; men denkt dat hij die tijd gebruikt om te biechten. Daar kan hij alleen zijn en zich onbespied voelen. ‘Ik kan er doen wat ik nergens anders kan doen: me kleden in zacht satijn. Nylons. Poeders. Lippenstift.’ Zonder dat iemand in het klooster het weet heeft hij een Opel Commodore met een fiks aantal pk’s en een kluis bij de bank waar hij zijn verzameling kostbare iconen bewaart. Hij sjoemelt dat het een lieve lust is. Opportunistisch kunnen we hem wel noemen.
Dan worden de gemoederen beziggehouden door de nieuwe verpleegkundige – ‘een soort hippie’ – wanneer ze komt klagen over het plotseling veranderde gedrag van de patienten. Ze maakt zich er hard voor dat haar patienten tenminste nette kleding krijgen, zodat ze regelmatig mee naar buiten genomen kunnen worden voor frisse lucht. ‘Ze liggen of zitten altijd in een stinkende zaal. Geen wonder dat meer dan de helft doorligplekken heeft.’ Nutteloze kosten, vindt broeder Egbertus. Deze is overigens ook niet geheel van onbesproken gedrag. Hij knijpt er regelmatig ladderzat tussenuit en heeft de verpleegkundige zelfs bepoteld.
De ‘dwarse’ personeelsleden zijn Medard een doorn in het oog en de bizarre voorvallen worden met de mantel der Goddelijke liefde toegedekt. ‘Gevaarlijke geruchten moeten de kop worden ingedrukt vooraleer ze een eigen leven gaan leiden.’ Conservenblikken die over datum zijn worden van een nieuwe wikkel voorzien, zodat ze alsnog op het bord van de patienten belanden. Krankzinnig slim idee van Medard.
‘Wat we missen in de ‘Tien geboden van God’ is de regel: “Er zijn ook dingen waarover nooit ofte nimmer gesproken wordt”’
De ‘biecht’ van Medard wordt een aantal maal onderbroken door brieven van de broer van een patient, waarmee hij zijn beklag doet over de beroerde omstandigheden waarin zijn broer moet leven. Tot overmaat van ramp is diens volledige gebit getrokken na een bijtincident. Deze broer gaat zelfs zover dat hij op onderzoek uitgaat en een officiele klacht indient.
Kloosteroverste Ludovic confronteert Medard met een inspectieverslag en de klacht die is binnen gekomen. Hij roept hem ter verantwoording over zijn verborgen rijkdommen, maar krijgt tijdens het gesprek een hartaanval. Medard, die voelt dat het net zich om hem begint te sluiten, staat erbij en kijkt ernaar.
De griebels lopen je over de rug tijdens het lezen van de biecht van deze broeder-econoom. Vlaminck heeft het boek opgedragen aan een viertal ‘dappere mannen’. Wapenbroeders misschien? Iconen kun je lezen als een aanklacht tegen belangenverstrengeling, omkoopbaarheid, slechte bejegening, en on-transparantheid; een hulpkreet van hen die niet kunnen roepen. Een verhaal van bescheiden omvang, maar ongelooflijk vol. Toch is het geen zwaar boek; de auteur voegt regelmatig ironische toetsen toe, waardoor je er bijna in gaat geloven dat het allemaal nooit zo gebeurd zou kunnen zijn. Maar..., schrijft hij voor in het boek: ‘Helaas overtreft de realiteit vaak de fictie’.
Er is vastgelegd. Het blijft lastig om een dergelijk cru verhaal te accepteren als de gang van zaken toen. Toch zal het wel ongeveer zo zijn gegaan, maar de geslepenheid en scrupuleuze pater econoom was hopelijk toch een uitzondering. De kale, recht toe recht aan tekst, versterkt de kille wereld van de psychiatrie in die tijd.
Sinds "Suikerspin" heeft deze rasverteller me bij mijn nekvel. Erik Vlaminck is zonder twijfel één van mijn favoriete Nederlandstalige schrijvers en ook zijn recente werk "Iconen" stelt niet teleur. Alweer zo zintuigelijk verteld en alweer zo'n striemend verhaal.
Broeder Medard, trad toe tot het klooster omdat dit de enige manier was om een man van aanzien te worden en zoveel mogelijk inmenging in zijn leven door allerhande instanties te mijden. Dankzij een korte opleiding boekhouden wordt hij er aangesteld om de bestuurszaken op zich te nemen en verkrijgt er de bijnaam broeder econoom. Wekelijks bezoekt hij zijn moeder in het verzorgingstehuis, een schim van de fiere vrouw die ze ooit was. Broeder Medard vertelt haar onverbloemd zijn frustraties en bekommernissen. Zijn dagelijkse perikelen met zijn oversten, dokters en verplegend personeel nemen almaar grotere proporties aan. In de ik-vorm geeft hij zo uiting aan alles wat hem tegenstaat. De meeste patiënten in zaal 9 zijn gecolloqueerd waardoor de zaken gemakkelijker afgehandeld kunnen worden want er is geen toestemming van buitenaf nodig. Ook liefdadigheid is een grote bron van inkomsten waarbij zowel de vrouw van de senator als het instituut er hun voordeel uit halen. Alle conflicten en wantoestanden worden met de beste wil van de wereld terug onder de volgescheten lakens geschoven. Ongelukken worden zorgvuldig geënsceneerd waardoor aanklachten wel eens tegen de aanklager zelf als een boemerang terug in het gezicht wordt geslingerd. Kritiek op het huidige beleid is gericht aan dovemans oren want investeren in zaken waar zelfs de patiënten geen enkel benul van hebben, is weggesmeten geld. Kluisjes worden des te zorgvuldiger bijgevuld, o.a. met iconen en overgeschreven geld van gecolloqueerde sukkelaars. “Nu meneer Spruyt, licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen, zich op ziekelijke wijze is gaan bemoeien met de boekhouding waarin ik jarenlang met goede redenen zorgvuldig heb verborgen wat beter niet gezien kon worden, lijkt het mij geraadzaam om een paar dingen die ik als van mij beschouw in beveiligde bewaring onder te brengen.” Op een harde, kille en heel berekenende wijze licht broeder Medard zijn manier van werken toe. Ongenaakbaar en onfeilbaar voelt hij zich, alhoewel sommige broeders en medewerkers toch beter op afstand worden gehouden of efkens buiten spel gezet worden door een ter ore gekomen sappig geheimpje. De schrijfstijl doet wat stijf aan, zoals een broeder het betaamt en ook ietwat uit de hoogte want hij is tenslotte een man van aanzien. Het is een beetje wennen maar de sappige en soms rauwe humor maken het wel beter verteerbaar. Kil, onpersoonlijk en mensonterend is een goeie beschrijving van de atmosfeer in de psychiatrische instelling. En zo komt het ook bij de lezer binnen. De anekdotes worden grof en wansmakelijk verteld door Medard, gevoelens zijn hem vreemd en door de eigenzinnige manier waarop hij alles naar zijn hand zet, lijkt het een doodsimpel en lucratief kinderspel. Een boek die je niet zomaar in een flits uit leest, want het blijft wel aan de ribben plakken. Een indringend portret dat helaas geen fictie is maar een cynische benadering van de gang van zaken in de psychiatrische instellingen destijds.
Een van mijn Vlaamse favoriete auteurs is Erik Vlaminck (Kapellen, 1954). Hij kreeg als romanschrijver bekendheid met Het schismatieke schrijven, zijn zesdelige roman fleuve over het ongewone leven van gewone mensen in het Vlaanderen van de 20ste eeuw. In 2008 verscheen Suikerspin en in 2011 Brandlucht. In 2013 werd de novelle Miranda van Frituur Miranda uitgebracht, een spin-off van Suikerspin. Suikerspin en Brandlucht waren voor mij hoogtepunten uit de hedendaags Vlaams- Nederlandse literatuur en ook Zwarte brug ging dezelfde richting uit. Erik Vlaminck is niet alleen een goed schrijver, hij is ook een geëngageerd schrijver die zich bekommert om de mens aan de rand van de maatschappij. De auteur heeft al heel vaak schrijnende toestanden vastgelegd gebed in een typisch volks kader. Zijn nieuwe roman Iconen, gebaseerd op gebeurde feiten, confronteert ons wel met héél schrijnende toestanden uit de psychiatrie van de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Vermits hij in de periode in psychiatrie werkte is hij wel vertrouwd met bepaalde onfrisse praktijken die er toen heersten. Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld door broeder Medard. Wekelijks gaat hij op bezoek bij zijn dementerende moeder in een woonzorgcentrum en in monoloogvorm praat hij met haar, al komt er meestal geen antwoord, over alles (en dat is heel veel) wat hem kwelt. - Die zondagse afspraken zijn klaagsessies over patiënten met wie niks aan te vangen is, dokters die niet deugen, allerlei instanties die zich bemoeien met zijn werk en jonge werknemers, onder wie ook een ‘langharig sujet’ dat Erik Vlaminck heet, die met revolutionaire ideeën de werking van het centrum ondermijnen. Zijn moeder is de enige persoon aan wie Medard echt alles durft te vertellen. Hij heeft nooit een roeping gehad en hij is ingetreden als broeder omdat het de enige manier was om te ontsnappen aan een huwelijksleven met de verantwoordelijkheid voor vrouw en kinderen. Als broeder was hij in zijn ogen alsnog een man die er in de ogen van zijn moeder toe deed, een man naar wie de mensen opkijken Medard is verantwoordelijk voor de administratie en de boekhouding in de instelling. Aanvankelijk lijkt hij ontvankelijk voor de kritiek die leken hebben op de regels in het instituut. Maar dan verdwijnt zijn belangstelling voor de mening van anderen en komt de echte Medard naar voren. Hij buit de misstanden in de instelling uit , verdient er goed aan, maar vergroot zo nog het lijden lichamelijk en geestelijk van de bewoners. Het is onvoorstelbaar wat er aan misstanden in de instelling heerst. Er is geen enkel plan van aanpak, geen begeleiding, de patiënten liggen op de grond en hebben doorligwonden. Iconen is een heel confronterend boek, gekruid met zwarte humor,over onkunde en onverschilligheid voor menselijk leed, geschreven in eenvoudige maar zo mooie taal.
Ik mocht dit boek lezen voor de boekenreizigersclub. Het boek is opgebouwd uit een dagboekverslag met aanvullend een aantal brieven van de familie van bewoner Raf Vercamen van het Sint Anastasius. In deze instelling wonen mensen met een beperking. Het boek was voor mij schokkend intrigerend. Het taalgebruik van het verhaal is in het begin zeker even wennen, daarna trekt het je mee in de heftigheid die mensen t.o.v. andere mensen kunnen doen. Het is zeker geen boek die je even leest, het zet je aan het denken over de controles in instellingen in de maatschappij. Zeker omdat hier laatst in Nederland door Alberto Stegeman ook op gewezen is. Het boek van Erik komt goed bij de werkelijkheid. Het epiloog is een mooie aanvulling op het boek. De schrijfstijl is af en toe lastig, de hoofdstukken zijn kort. Echt betrokken raak je niet bij de bewoners, meer een soort antipathie naar de broeders en leiding van de instelling. Ik had meer verwacht van de titel, deze bleef nu een beetje onder gesneeuwd.
Wat een boek, opnieuw een pareltje in het stilaan rijk gestoffeerd oeuvre van Eric Vlaminck. Een wrange aanklacht van wanpraktijken en mistoestanden in de psychiatrie in de jaren zeventig en waarvan niet duidelijk is of ze heden ten dage wel verdwenen zijn. Maar vooral die taal, dat voortdurend zoeken naar het juiste woord, de goede zinswending, geen woord te veel, maar meet een uitgepuurde stijl zo eigen aan deze auteur. Samen met Walter Van Den Broek en Leo Pleysier noem ik hem één van onze miniaturisten van de taal, nooit overdadig, maar altijd zoekend naar een mooie, juiste en beeldende constructie en dat in een eigen taalidioom. Ik heb al veel van hem gelezen en hoop dat er nog meer komt.
Psychiatrie in de jaren '70. Mensen met een mentale beperking worden in psychiatrische instellingen opgevangen owv gebrek aan andere en betere opvang op maat. De mensen werden gebruikt om nieuwe medicatie van grote farmaceutische bedrijven uit te testen. (doorstart van ontwikkeling en productie van psycho-farmaca) Instellingen in die tijd werden gerund door "broeders". Schrijnende mensonterende toestanden, financieel gesjoemel, gebrek aan kennis en kunde... Psychiatrie in kinderschoenen. Schitterend geschreven verweven met zwarte humor. Nadien blijf je met een wrang gevoel zitten tegenover het hoofdpersonage... dat er zomaar mee weg komt... Een boek dat zeker discussie teweegbrengt. Warm aanbevolen!!!
Roman die zich afspeelt in de Belgische psychiatrie van 25 jaar geleden. Mensen met verstandelijke beperkingen wonen nog temidden van mensen met psychiatrische aandoeningen in een klassieke, katholieke zeer onprofessioneel gerunde instelling, met alle misstanden van dien. Geen feelgood verhaal. Geen positieve bijdrage aan de beeldvorming van mensen met een beperking. Maar zeker het lezen eaard.
Nét houdbaar door de toon die Vlamink aanhoudt. Hoort gelezen te worden door iedereen die verontwaardig is over de tv-reeks Godvergeten. De mishandeling van mentaal gehandicapten in de psychiatrische inrichtingen van de broeders waren even walgelijk als de seksuele misdaden. Vlaminck spreekt met kennis van zake: hij werkte even in zo'n instelling...
Erik Vlaminck, zijn onnavolgbare eenvoudige spreektaal: alleen hij kan dit zo brengen. Van het afzijdige hoofdpersonage dat langzaam vervelt tot meeloper, tot profiteur, tot onder de mat geveegde grove fouten volgen elkaar naadloos op in dit dagboek/brieven-boek. Je denkt mee te leven maar je schrikt als je beseft hoever sommigen gaan.
This entire review has been hidden because of spoilers.