'Tijdens het schrijven en samenstellen van mijn jongste bundel 'Val voor Vliegengod' had ik veel last van vliegen. Nog word ik geplaagd door paardedaas, brems, asilus crabroniformis, moddervlieg, strontvlieg, kaasvlieg, grauwe vleesvlieg, slaapvlieg, horzel en mijn favoriet, de groene keizervlieg; allemaal slurpende of stekende schoften, voorzien van meer of minder ontwikkelde monddelen, borstel of stekelvormige delen, all-risk-ogen en een demonische slinksheid, die bij tijd en wijlen wel wordt geëvenaard door public-relationists en handelsreizigers in verdovende middelen [....]'
Deze bundel van Lucebert verscheen in 1972. De bundel bevat een voorwoord, 35 gedichten en diverse tekeningen van Lucebert. Hij was zowel dichter als beeldend kunstenaar. Lucebert was de voorman van de dichtersgroep de Vijftigers, die de poëzie radicaal wilde vernieuwen. Als ik de gedichten nu lees, overtuigen de beelden mij niet erg en het loslaten van traditionele vormen levert eigenlijk geen meerwaarde op. Voor mij valt de magie van deze gedichten ronduit tegen. Ik lees bijvoorbeeld liever de traditionele Ida Gerhardt.
Opnieuw Lucebert uitgeprobeerd en opnieuw kwam hij niet bij me binnen. Waar ik wel van genoot was zijn geweldige voorwoord, twintig pagina's lang, en ook de vier tekeningen van zijn hand bevielen.