Op een vredige avond worden twaalf mensen - bewoners van een flatgebouw in een van Nederlands grote steden - door de politie uit hun huis gehaald en gedwongen in een soort touringcar plaats te nemen. Na een rit door de nachtelijke stad worden zij afgezet aan de ingang van een groot bioscooptheater, waar een tamelijk rommelige organisatie bezig is aan een groot aantal mensen kaarten uit te reiken. Allen moeten zich op een bepaald sein in het theater begeven en de weg volgen die door middel van cijfers op hun kaarten is aangeduid. Wanneer dit sein wordt gegeven en de twaalf flatbewoners - onder wie een kind, een emerituspredikant, een tandarts, een toneelspeler en een oude dame - zich op weg begeven, blijkt het theater de ingang tot een bizarre doolhof te zijn. Voor hen is dit theater het beginpunt van een ongehoorde reis en na veel twijfel en vreemde avonturen beseffen zij allengs, dat ook voor hen, die toch niet gestorven zijn, de Dag des Oordeels is aangebroken.
Born in the small town of Harlingen, Vestdijk studied medicine in Amsterdam, but turned to literature after a few years as a doctor. He became one of the most important 20th-century writers in the Netherlands. His prolificity as a novelist was legendary, but he was at least as important as an essayist on e.g., literature, art, music and religion. He also wrote poetry and short stories. His work has been translated into most Western European languages.
‘De kellner en de levenden’ is een fantastische roman. Alleen al de titel geeft te denken. Vestdijk wilde dat daarmee niet te veel prijsgegeven mocht worden. Ik geef niet te veel weg met te stellen dat twaalf bewoners van een flat een groep vormen die wordt vervoerd naar een situatie die hen tot de vraag brengt of sprake is van Het Laatste Oordeel, waarvan in de bijbel sprake is. Na enige omzwervingen komen zij op een station met honderden perrons, waar velen in de weer zijn. Vestdijk schreef de roman in 1948, nadat hij in het najaar van 1940 al een opzet had gemaakt. Er zijn vele associaties te maken. Ik noem er enkele. In de roman komt een scene voor, waarin een vrouw een bepaalde passage zingt van de Kindertotenlieder, gecomponeerd door Gustav Mahler. Martin van Amerongen heeft in zijn ‘Voetnoot’ bij de roman uit de doeken gedaan dat de mislukking van Mahlers huwelijk met Alma te voorschijn komt uit de tekst van de getoonzette gedichten van Rückert. En dat deze situatie een pendant vindt in de Kindertoten-passage in De kellner en de levenden, waar een der personages wit wegtrekt terwijl hij de gezongen liedtekst op zichzelf betrekt. Zo houdt Vestdijk zijn personage op ingenieuze wijze een spiegel voor. De groep mensen die doorheen de roman zo veel bizarre avonturen beleven, en daarover uitvoerig debatteren, zijn niet voor niets twaalf in getal. De kellner is een vriendelijke man, die de groep wijn schenkt uit een kan die maar niet leeg raakt, en die herhaaldelijk waarschuwt tegen de oberkellner. In relatie tot de twaalven is de betekenis van de kellner, waar hij voor staat, allengs wel te begrijpen. Ook dat het oppassen is voor zijn tegenstrever. De belangrijkste connotatie vind ik die met een oudtestamentische figuur die een beproeving krijgt te doorstaan, een beproeving die uitloopt op een verzoeking, vergelijkbaar met die de nieuwtestamentische Jezus voorgelegd kreeg. Men zou hieraan een analyse van de roman kunnen ophangen; dat ik dat hier niet doe, is om de aspirant-lezer van deze roman niet in de wielen te rijden. Onlangs las ik de roman ‘Een portret van de artiest als jonge man’ van James Joyce. Daarin wordt de lezer overgoten met een indringend beeld van de hel. Dat beeld is van zeer rooms-katholieke snit. In ‘De kellner en de levenden’ krijgt de lezer ook een idee van de hel. Vestdijk dist dat op in bepaalde protestantse kleuren en geuren, en op een volstrekt andere toon. De toon van Joyce is serieus, verbeten, angstwekkend, sprekend van beklemming en onontkoombaarheid. De toon van Vestdijk is vergelijkenderwijs niet heel luchthartig maar wel met een vleug ironie, mede door de veeltonigheid van de commentaren, de cocktail van interpretaties waaruit een zekere mondigheid en onvolgzaamheid van de aangesprokenen spreekt. Een wereld van verschil, fascinerend om het fulmineren van beide schrijvers zo naast elkaar te hebben. Het onderwerp religie heeft Vestdijk literair zeer beziggehouden. De Spaanse inquisitie (Het vijfde zegel), de theologische gevechten tijdens het Twaalfjarig bestand tijdens de Tachtigjarige en Dertigjarige Oorlog (De vuuraanbidders), de waarde van astrologie (Astrologie en wetenschap), de fenomenologie van de godsdiensten (De toekomst der religie) en latere boeken zijn er voorbeelden van. Terug naar de ‘levenden’ vind ik het wel opmerkelijk dat de passages waarin deze twaalf over hun zonden verhalen – zeer passend in een situatie van enge beklemming – de tamelijk rooms-katholieke term biecht als etiket dragen, terwijl de enige rooms-katholiek in het gezelschap zich ook in het biechten niet zo thuis voelt in het gezelschap. Enfin, dit is een mineur detail, uiteraard. En om te eindigen wat in mijn ogen een welluidend refrein kan zijn voor de gemiddelde, zeker de vroege, roman van Vestdijk: wat een fenomenale, superieure karaktertekening. JM
Twaalf flatbewoners worden midden in de nacht, zonder dat hen ook maar iets wordt verteld, naar een bomvolle (bioscoop?) zaal gebracht in een gebouw dat van binnen groter is dan van buiten. Hoe verder zij door de gangen van het gebouw dwalen, hoe surrealistischer de situatie wordt. Tot ieders verbazing komen zij uit bij een spoorwegemplacement met 500 perrons. Daar, zittend in een wachtkamer, bespreken zij met een wel heel bijzondere kellner hun toestand. De flatbewoners zijn het meestal met elkaar oneens maar komen gezamenlijk bij de vraag: is dit de Dag des Oordeels? Zij neigen naar een: ja.
Het verhaal wordt gedragen door de psychologische spanning, meestal veroorzaakt door discussies en ruzies tussen de twaalf flatbewoners in de wachtkamer van het spoorwegemplacement. Vestdijk schets een surrealistische wereld vol on-levenden waartussen twaalf filosofen-flatbewoners hun eigen leven na de dood formuleren en als een ware hel op zich af zien komen. De filosofische diepgang van de discussies wordt toegankelijk en geestig door de humoristische formuleringen die Vestdijk zijn karakters in de mond legt, en door onverwachte wendingen in hun relaties aan te brengen, bijvoorbeeld een man die zijn echtgenote bedriegt met de buurvrouw maar bovendien de buurvrouw bedriegt met haar hartsvriendin. Verder brengt de luchtige verweving van allerlei christelijke symbolen een geestige en geestrijke dubbele bodem aan in het verhaal. Zoals een delfsblauwe kan gevuld met water waar rode wijn uit komt. Dit alles terwijl de twaalf (!) in de kern heel gewone herkenbare mensen blijven, gekenmerkt door persoonlijke voorkeuren, beroeps en sociale achtergrond, (dagelijkse) gewoonten, irritaties, zekerheden, beperkingen en uiteindelijk en ten diepste hun twijfels.
Een bizar verhaal waar godsdienst filosofische problemen door een triviaal groepje mensen in een surrealistische omgeving op unieke toegankelijk wijze besproken worden.
Vestdijk schrijft sneller dan god kan lezen, is gezegd, maar hij kan ook beter vertellen!
In deze fantastische roman maken twaalf flatgenoten gezamenlijk het laatste oordeel mee. Vestdijk pakt helemaal uit in het beschrijven van deze eindtijdgebeurtenis en zijn nogal gaar overkomende logistiek, maar brengt ook diepgang aan in de theologische discussies tussen de flatgenoten, onder wie katholieken, atheïsten en een homoseksueel. Een boeiende vraag die bijvoorbeeld oppopt is: als God over ons oordeelt, hebben wij dan niet ook het recht om over God te oordelen? Bloedstollend ook is de confrontatie tussen de twaalf en de duivel.
'De kellner en de levenden' is met gemak een van de boeiendste en origineelste Nederlandse romans van het naoorlogse tijdperk. Ik begrijp werkelijk niet waarom dit boek niet veel bekender is. Aanrader!
In 1 treinrit uitgelezen (maar die duurde dan ook 14 uur haha fml) en telkens dacht ik 'nou waar gaat het heen!?' maar tegen het einde was het wel mooi geweest
Definitely one of the most precious dutch literary fiction books ever written. It's unfortunately also one of the most forgotten books in dutch literature.
Ondanks de moeite die het me kostte om dit bizarste verhaal ooit te lezen, ben ik onder de indruk van Vestdijks rijke fantasie en lyrische schrijfstijl.
Dit kostte nogal wat moeite om te lezen en de eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik niet alles tot in detail heb gelezen, maar toch: interessante kennismaking met Vestdijk.
De moderne Job: de mens opnieuw op de proef gesteld *spoilers* Op een avond komen Tjalko Schokking en Henk Veenstra thuis van een bestuursvergadering van hun voetbalclub. Voor hun flat zien ze de acteur Haack thuiskomen en de rest van de flatbewoners juist naar buiten komen. Twaalf in totaal. Twaalf maanden van het jaar. Twaalf apostelen, discipelen, leerlingen. De twaalf tekens van de dierenriem. Twaalf vruchten aan de Boom des Levens (1976: 66). Een voetbalelftal plus één reserve, de zieke jongen Wim (met dank aan Sandra!). Twaalf maakt de cirkel rond; het getal van de voleinding, de volmaaktheid. Ze worden naar een touringcar geleid en erin gestopt. Niemand heeft enig idee wat er aan de hand is. Bij de bioscoop stappen ze uit en gaan naar binnen. 'Ver weg, toch helder verneembaar in de nacht barstte over de stad een fanfare los an trompetten,' (ib: 13): een gewaarschuwd man telt voor twee. Het is een drukte van jewelste in de bioscoop, die instelling van klatergoud en nepbeelden, die de werkelijkheid mooier kleuren dan zij is, waar het lastig is feit en fictie van elkaar te onderscheiden en te scheiden. Niet voor niets speelt de acteur Haack ook een grote rol; hij is acteur, hij speelt het leven. Weer moet een gewaarschuwd man voor twee tellen (hier ben ik, rdv, even aan het woord, niet Vestdijk).
De wijze waarop Vestdijk zijn personages beschrijft, schildert zou je bijna zeggen, is behoorlijk expressionistisch; lelijk dus eigenlijk, hij spaart hen niet. Henk heeft een apengezicht, en Martha wordt beschreven als iemand 'wier lichaam (...) aan afgetrapte schoenen doet denken.' (ib.: 18) Het is ook ambitieus een roman te schrijven waarin twaalf personages een bijna even grote rol spelen. Op de achtergrond blijven een beetje: de zieke jongen Wim, met een glansrol voor hem aan het einde; de vriendinnen Aagje en Martha, meneer en mevrouw Kwets, die zich vooral in de theologische disputen niet roeren; als rooms-katholieken mogen zijn niet zelf denken en spreken over theologische kwesties. Een hoofdrol is weggelegd voor met name de jonge mannen Henk en Tjalko, voor de tandarts Van Schaerbeek, de acteur Haack. De flatbewoners hebben overigens niet zo veel met elkaar op. Ze wonen in hetzelfde gebouw, ze hebben ongeveer dezelfde sociale status.
Henk en Tjalko beginnen te speculeren wat er aan de hand is. Als zij de bioscoop binnengaan lijkt het om een reclamestunt te gaan van het bioscoopbedrijf. Op de vloer en ook verder in het interieur is steeds een grote letter M zichtbaar. Later vernemen we dat die van Michaël is, de aartsengel, die ten strijde zal trekken tegen Satan op de vlakte van Armageddon, maar ik dacht ook aan de M van Mefistofeles, komt voor Faust als de duivel, een duivels personage, maar nergens refereert Vestdijk hieraan, dus mijn fantasie kan me parten spelen, maar het zou mooi kloppen in het vervolg van het verhaal. Henk dat dat M staat voor de ‘stokoude film’ M met Peter Lorre. Tjalko denkt aan een droom. Een suggestie die ook Haack heeft en die hij het hele verhaal volhoudt. Volgens Haack dromen zij als collectief eenzelfde droom.
Ze krijgen er een rode kaart - voetbalmetafoor -, waarmee mevrouw Schokking, de moeder van Tjalko - moeder en zoon liggen behoorlijk vaak met elkaar overhoop - de meute naar de juiste plaats van bestemming tracht te leiden; op de kaart staan ‘hermetische’ aanwijzingen voor de weg en de te volgen route. Er is geen kortste weg en ‘alle wegen leiden naar Rome’. De rode kaart die een speler uit het (voetbal)spel trekt en uit het (speel)veld, moet hier - paradoxaal - de weg wijzen. Tjalko heeft gevoetbald, als mid-voor, en misschien doet hij dat nog, dat is een beetje schimmig, want wat hij verder doet om in zijn levensonderhoud te voorzien, is onduidelijk. Het voetbal, de voetbalmetafoor staat m.i. voor het grotere Engelse cultuurgebied, dat door het hele boek heen schijnt (letterlijk: licht geeft, verlicht). Fair play, fijnzinnige humor (die in deze roman ook van de kant van Vestdijk komt), intelligentie, vrijheid, Shakespeare - het toneelspel van Haack, die Hamlet had willen spelen maar het nooit heeft mogen doen -. Het Duitse cultuurgebied wordt angstvallig buiten beschouwing gelaten; alleen een enkele vermelding van Goethe cum suis. Niet toevallig, denk ik. Vestdijk begon in november 1940 aan deze roman, maar voltooide hem pas in 1948. Hij heeft een groot deel van WOII vastgezeten in Sint-Michelsgestel, door toedoen van de Duitse overheersing natuurlijk. De Engelsen hadden tijdens WOII uit Duitse handen kunnen blijven. Vestdijk had niet veel op met de Duitsers na WOII. Ervoor wel, denk maar aan een titel als Else Böhler, Duits dienstmeisje.
Nu ik toch steeds van de hak op de tak spring, de paradox is in deze roman het leidende vormbeginsel en in zijn slipstream de vermenging, de verwarring van werkelijkheid en fictie. Alles is paradoxaal en wat is waarheid en wat is verzinsel? Feit en fictie maken ook deel uit van die paradox. IL Pfeiffer heeft een grote voorganger.
Het is een drukke en chaotische bedoeling. In de loop van het verhaal wordt de chaos alsmaar groter, de dreiging ook. Henk houdt oren en ogen open en maakt notities om later een groot stuk voor de krant te schrijven. Hij is journalist. Op het eind merkt hij dat hij zijn notitieboekje is kwijtgeraakt. Daar is een reden voor. (De kellner zal hun geheugens wissen.)
Vreemde dingen gebeuren. Er komt een Engelsman (sic!) met hen praten, een vrijbuiter, die aan alles lak heeft, hij beweert aan het begin van de 17e eeuw geboren te zijn; Wims dode herdershond Wanda duikt op; en ook een gestorven oudoom, die later misschien toch geen oudoom lijkt te zijn, van de oude dominee Van der Woght.
Uiteindelijk loopt hun route uit op een groot station, een enorm spoorwegemplacement (heeft Vestdijk gedacht aan de treinen die in de oorlog naar het oosten reden, naar de vernietigingskampen?), met ouderwetse stoomtreinen en drommen mensen, of zielen, of schimmen, maar alleen van hen die na 1600 geboren zijn (soort van humor). ‘Blijkbaar waren zij de grens van een nieuwe wereld genaderd...’ (ib.: 50) Henk heeft op eigen houtje een rondje gemaakt en aantekeningen gemaakt, hij lijkt de chroniqueur van het verhaal, maar is dat niet werkelijk. Later tijdens de biechten geeft hij aan dat hij met zijn stukjes voor de krant liegt. Hij legt dat niet goed uit, maar bedoelt vermoedelijk dat hij de werkelijkheid niet altijd kan of mag schrijven. Ook hier is weer een connotatie met de paradox van feit en fictie. (Een roman is fictie, maar kan veel waarheid bevatten, vrij naar Kierkegaard: men kan de waarheid liegen).
Zij worden naar een wachtkamer gewezen, nadat zij een grote bibliotheek zijn gepasseerd, met alleen - zo blijkt later - bijbels. Een bijbel gaat met het gezelschap mee en wordt in een later stadium uitgebreid geraadpleegd door de dominee en Van Schaerbeek. Ze hebben ook niet de vereiste witte kleren, lijkwades vermoedelijk. Zij lijken een status aparte te hebben ten opzichte van de andere zielen. In die wachtkamer zijn maar liefst vier kellners (ja, toen nog met twee maal ‘l’). Het hoofd is Leenderts, de oberkellner (een Duits woord, sic!), een vetzak, een gemenerd; er is een aardige en vrolijke kellner (dat is de kellner uit de titel!) die het gezelschap dient, serveert en van advies voorziet, hen redt feitelijk (en nog twee, een soort entourage), tenminste zo lijkt het: paradox. De Redder, de Saviour. Hij schenkt hun water uit een blauw emaillen waterkan en dat water verandert terstond in wijn als het uit de kan stroomt. De inhoud van de waterkan is onuitputtelijk. En als de wijn is in man, is er ook de waarheid in hem: dronken mensen en kinderen spreken immers de waarheid.
Zij zitten met hun twaalven in de wachtkamer, maar waar wachten ze op? (Wachten ze op Beckett’s Godot?; grapje) Haack blijft tot op het laatst vasthouden aan zijn droom en misschien is hij degene die het meest verandert door deze ervaring, ‘geestelijk groeit’ zouden we nu zeggen.
Haack is een homo en dat verbergt hij niet en ook weer wel; daar is de paradox weer. Hij schaamt zich ervoor; hij voelt zich een geperverteerde (denk ook aan Kellendonks Mystiek lichaam). Een vrouw werd verliefd op hem en hij moedigde haar eerst aan, omdat hij gewoon en gezond wilde zijn maar moest haar daarna toch van zich afstoten. Zij trok dat niet. Hij voelt zich dubbel schuldig. Ook zijn toneelspel heeft iets paradoxaals. Het verbeeldt de werkelijkheid, door fictie weliswaar (Kierkegaard!), bijvoorbeeld door de grootste dramaschrijver ‘ever’ Shakespeare, maar ervaart dat het louter spel is. Hij kan zich niet verbergen in zijn rol en doet dat toch weer wel. Een prachtige scene is er in het boek wanneer Haack aan de wandel gaat en een schedel ziet opgraven, van Yorick, meent hij, uit de Hamlet. Hij is tot het uiterste geroerd en ontroerd. Hij weet zeker dat hij verdoemd is. Overigens deed het uitstapje van Haack en vooral de soort van ‘straf’ die hij ontmoet, me zeer sterk denken aan 1984 van George Orwell, dat Vestdijk misschien net gelezen zal hebben. Daarin worden mensen gestraft met de verwerkelijking van hun grootste angst.
In die wachtkamer speelt misschien het grootte deel van de roman zich af. Men is moe, men raakt dronken, ook de geheelonthouder Van Schaerbeek, alleen de jongen niet. De jongen heeft tbc; zijn moeder is zijn jas vergeten; hij krijgt tweemaal een jas van Haack, die op het laatst alleen zijn boordloze en niet al te schone hemd nog over heeft; bijna uitgekleed tot op het bot. De jongen gaat steeds meer hoesten, en ook steeds meer bloed opgeven. Zijn moeder lijkt hem niet te troosten, niet te verzorgen, zich geen zorgen te maken. Haar man en zij hebben de jongen naar het sanatorium gestuurd; blijkbaar vonden zij dat voldoende zorg. Hun enig kind lijkt hen weinig te deren. Ik geloof dat ik dat ongeveer de grootste zonde vond, al vestigt Vestdijk er nauwelijks de aandacht op, behalve misschien op het allerlaatst. Dan blijkt de jongen tot de gereddenen te horen, samen met de hond. De hond loopt links van de kellner, de jongens rechts, ‘De natuur hernam haar recht.’ (ib.: 230)
Het speculeren over wat er gaande is, bereikt het hoogtepunt. Er zijn drie opties: een stunt van het bioscoopconcern, maar daar gelooft bijna niemand in. Haack houdt bij zijn collectieve droom, daarom wordt zijn angst ook steeds minder. De meesten vermoeden dat er zoiets als het laatste oordeel bezig is, de jongste dag, het einde der tijden - hun horloges zijn verdwenen, de klokken op het station zijn verdwenen - de apocalyps - dat laatste woord gebruikt Vestdijk overigens niet. Er volgen vele passages over theologische en wellicht ook over ‘ontologische’ kwesties: zonde en straf, hel en hemel, voorbeschikking (predestinatie), erfzonde; over het verschil tussen roomsen en protestanten; over het wezen van God: is Hij feilbaar? Is Hij onvolmaakt? Maakt God fouten? En wat is de relatie tussen God en mens? Ik geloof zelf dat die laatste vraag het meest fundamenteel is. Dat is voor een deel waar deze roman overgaat. Daar geeft ook de kellner geen afdoende of begrijpelijk of laten we zeggen geen intellectueel, antwoord op. Hierin viert de paradox hoogtij, net als trouwens in een ‘geloven’ als het boeddhisme en het taoïsme: alleen via de paradox kunnen we dieper doordringen tot de waarheid.
Laat ik zeggen hoe ik het begrijp. In de bijbel staat dat de mens naar Gods evenbeeld is geschapen, door God. In het Oude Testament heeft God een directe relatie met zijn uitverkoren volk, ook met de mens individueel. Dat moet je letterlijk nemen én overdrachtelijk. Er bestaat een directe verwantschap tussen de Hoge en de mens. Geen God, dan ook geen mens. Vervloek je God, vervloek je ook jezelf, zo direct is die band. Het gaat over de ontstaansgeschiedenis, de ontstaansmythe van de westerse wereld. Het is het zichtbaar maken van onze afstamming, van ons leven in het westen. Ik zie dat heel ruim. Het is geen nauwe theologische opvatting. Deze ontstaansmythe bestaat ook als je niet in God, in engere zin, gelooft. Geen idee of ik het een beetje duidelijk heb kunnen maken, wat ik bedoel.
Ik heb begrepen dat een aantal mensen de theologische stukken maar moeilijk trekt. Dat kan ik me voorstellen; het is niet helemaal meer van deze tijd. Ik zelf heb een flinke historische achtergrond en kan die theologische praat uitstekend volgen; IL Pfeiffer zou zich hiermee ook op zijn gemak voelen, denk ik. Daarmee niet suggererend dat ik me meet aan Pfeiffer, noch aan Vestdijk (grapje). Maar je kunt die theologie ook opvatten als een manier om na te denken over het leven en de dood, het bestaan en het niet-bestaan, over een goed leven leiden en over zondigen, een leven leiden met meer fouten. Wat is de functie van liefde? Niet alleen het verstand en de moraal bepalen je leven. Juist niet. De rooms-katholieken zijn in het voordeel bij de protestanten omdat zij het geloof niet intellectueel benaderen maar via het hart en via de overlevering en de lessen van wijze mensen (o.a. de pastoor, als het goed is). De protestanten zijn degenen - de joden trouwens ook, maar er zit geen joodse flatbewoner bij - die alles in het geloof en in de Schrift zelf kunnen en mogen onderzoeken; geen enkele vraag is verkeerd of misplaatst. Ook de vraag of God onvolmaakt is, mag gesteld worden. Maar al is het antwoord bevestigend, verloochening van die God is een ander ding. Verloochening van Iemand, zoals de kellner Hem noemt, zijn vervloeking, zoals Leenderts eist, kan onmogelijk gedaan worden zonder jezelf als mens te verloochenen en te vervloeken. Als je bestaat, kun je niet niet-bestaan, vrij naar Descartes (dat verzin ik, niet Vestdijk).
Het biecht-gedeelte is vrij makkelijk te volgen en een logische handeling in het licht van het idee van het laatste oordeel. Wie is de grootste zondaar? Van Schaerbeek misschien, met zijn dubbele overspel en de onderdrukking van zijn vrouw. Kwets, die zijn balansen vervalst, of mevrouw Kwets, die totaal niet lijkt te geven om haar zieke kind? Het doet er niet zo toe. Hebben zij ervan geleerd? Ja en nee. Als zij ontsnapt zijn aan de hellehand van Leenderts, heeft Van Schaerbeek spijt van zijn loslippigheid tijdens de biecht en hij vermoedt dat zijn vrouw toch niet dood zal zijn; hij hoopt van niet, want dan moet hij misschien een van de meisjes trouwen? Haack en Wim hebben het meest geleerd, denk ik. Haack is niet bang meer en Wim wordt direct opgenomen in de hemelse gelukzaligheid, samen met zijn hond. En wat vooral gebeurd is dat zij elkaar hebben leren kennen, zij elkaar hebben leren respecteren, dat er liefde over hen gekomen is en verdraagzaamheid daaruit lijkt me het evangelie te bestaan, het Nieuwe Testament).
Wat een wonderlijk boek! Het is haast onmogelijk het goed te omschrijven; het leest alsof je naar een schilderij kijkt dat zowel door René Magritte als Jheronimus Bosch is geschilderd. Bureaucratische eschatologie in een stationswachtkamer - de geschiedenis en toekomst, het banale en existentiële; alles botst hier met elkaar.
Meesterlijk! Het zal geen overdrijving zijn als ik 'De kellner en de levenden' het beste boek noem dat ik ooit gelezen heb. Vestdijk kan als geen ander alles met alles verbinden. Met zijn talloze intertekstuele elementen tekent hij een echt spinnenweb waar zelfs het kleinste detail van een cruciaal belang is om het boek te begrijpen. Dit is ongetwijfeld één van de meesterstukken van de Nederlandstalige literatuur.
Vele jaren geleden heb ik een flink aantal boeken uit Vestdijks oeuvre gelezen. Tegenwoordig hoor je af en toe 'dat Vestdijk niet meer wordt gelezen'. Laat ik de proef op de som nemen, dacht ik, en iets van hem herlezen. Omdat een van zijn bekendste en meest gewaardeerde boeken toch wel De kellner en de levenden is, heb ik dat uitgekozen. Conclusie: Vestdijk kan heus schrijven, en op niveau ook, dus dit is geen slecht boek. Maar ik vind het gewoon te gedateerd. De zinnen zijn oubollig, de dialogen stijf, het staat bol van bijbelse verwijzingen waar je als lezer anno 2019 niet op zit te wachten. Althans, ik niet. Ik begrijp het dus eigenlijk wel, dat Vestdijk niet meer wordt gelezen.
Het is een rijke en complexe roman, met veel lagen en symbolen. Twaalf mensen worden opgepakt door agenten, die ze naar een bioscoopgebouw brengen. Daar begint een surrealistische tocht door ruimtes naar een spoorwegemplacement, waar ze opgejaagd worden door monsters. Het lijkt het laatste oordeel te zijn. Ze komen daarna in de troonzaal van de duivel die ze probeert te verleiden. De reis is een louteringstocht, waarin iedereen de confrontatie aan gaat met zichzelf en het aardse bestaan. De zinnen zijn lang en complex, je moet gefocust zijn om het te volgen en dan nog zal je wel eens wat symboliek missen. Genoten van de zeer bijzondere schrijfstijl en het indrukwekkende verhaal!
Een teleurstelling. Wat na een geweldige start - twaalf flatbewoners worden in het donker naar een bioscoop gevoerd, waar zij in een soort hiernamaals belanden - wordt beschreven, kan me minder en minder interesseren. Er gebeurt heel erg weinig, er wordt vooral heel erg lang gepraat in heel erg ingewikkelde zinnen door heel erg veel mensen, en dat ook nog eens over theologische zaken, die me bar weinig interesseren. Ik hoop dat andere boeken van de grote Vestdijk me wel weten te grijpen.
Door een bezoek aan Harlingen bedacht ik om toch weer eens een Vestdijk ter hand te nemen, koos bij toeval voor de ‘Kellner’ Een fascinerend, bizar verhaal! Moest soms aan Murakami denken. In het begin weet je echt niet (ik tenminste…) waar het verhaal naar toe gaat.
Bij de grote gouden M in een lauwerkrans met zwaard had ik meteen associaties met Mc Donalds… maar het blijkt te maken te hebben met aartsengel Michaël. Is dit het einde der tijden? Het laatste oordeel? Ook de 12 hoofdpersonages weten het niet, discussiëren er met elkaar over. En wat zal er met henzelf gebeuren, zij zijn niet opgestaan uit de dood, zoals de anderen. Zij beleven een zeer bijzondere dag. Vertellen elkaar hun zonden, komen apocalyptische gruwelen tegen als een tweede maan, duivels, monsters, vuur, Lucifer en droomgedrochten die de Kindertotenlieder zingen. Ze hebben ook heftige theologische gesprekken. Niet iedereen gelooft in het laatste oordeel bv Tjalko: ‘Je straf krijg je tijdens je leven, en als de straf is afgelopen, ben je weer vrij man, en niemand heeft het recht om op je neer te zien…Stel je voor, dat alle straf na afloop weer eens opnieuw opgeteld zou worden! Ook Tjalko: Als wij geoordeeld worden, mogen wij God dan ook oordelen?-…..- Hij heeft de wereld geschapen, en de mens, dat is een enorme prestatie, dat moeten we in aanmerking nemen. Maar als Hij mij verwijt, dat ik gegapt heb, dan mag ík hem verwijten, dat Hij kleine kinderen van honger laat creperen.. Je ziet het, een behoorlijk eigentijds boek!
Na allerlei verschrikkingen komen ze wederom kellners tegen, zijn er vervloekingen, keuzes en volgt er een kruisiging. Zullen de 12 ooit weer bij hun flat terugkeren?
Een boeiend en bijzonder boek, ben blij dat ik het heb gelezen. De theologische discussies vond ik af en toe wel erg heftig, heb waarschijnlijk ook wat Bijbelse verwijzingen gemist of niet begrepen…. En wat Vestdijk ermee heeft willen zeggen, die analyse ga ik niet maken. Ik denk dat iedereen dat voor zichzelf bedenkt.
Bij romans van Nederlandse bodem denk ik toch vaak relatief realistische en nuchtere verhalen die zich vaak afspelen in een of ander vergeten oord van ons kikkerland. Uiteraard is dit een overhaaste generalisatie, maar wat ik over het algemeen niet verwacht is een roman waarin twaalf flatbewoners zonder opgaaf van reden in een politiebusje worden gestopt, in een bioscoop belanden om uiteindelijk uit te komen op een perron in een groot station waar men zich vervolgens begint af te vragen of de Dag des Oordeels is aangebroken. Gooi er een goeie hoeveelheid theologische discussies in en wat magisch-realistische elementen en ziedaar u heeft mijn kennismaking met Vestdijk.
En die kennismaking viel in goede aarde. Ten eerste: jaren 40 Nederlands. Ver voor mijn tijd, je moet er van houden, maar ik vind het geweldig om te lezen. Doordat het boek zo absurd is en het voor de karakters, en daarmee voor de lezer, niet duidelijk is in wat voor een situatie ze zich nu verkeren heeft het boek een onderhuidse spanning waardoor je wil verder lezen. De hoogtepunten in het verhaal zijn wel het filosofische en theologische getwist van de karakters onderling, het oerwoud aan Bijbelse symboliek en het tiende hoofdstuk genaamd "De verzoeking" die ik reeds tweemaal heb gelezen (het einde van het hoofdstuk blijft een kostelijke poets) en mij daarnaast deed denken uit een vergelijkbaar hoofdstuk in de gebroeders Karamazov.
De enige kritiek die ik op het boek heb is dat het naar mijn smaak soms een tikkeltje te beschrijvend vond wat het verhaal soms iets stroperig maakt. Daarnaast heb ik lang niet alles in het boek begrepen en zal ik het in de toekomst nog een paar keer moeten herlezen alsook bestuderen om het (hopelijk) volledig te kunnen doorgronden. Hetgeen ik van het boek begrepen meen te hebben doet mij naar meer Vestdijk smaken, derhalve plemp ik toch een 5 sterren op dit boek opdat toekomstige herlezingen mij nieuwe inzichten mogen verschaffen om de zojuist gerecenseerde roman nog meer op waarde te kunnen schatten!
Een bijzonder boek dat me met een dubbel gevoel achterlaat. Bij vlagen vond ik het spannend, geestig en fantasierijk. Het deed me denken aan De meester en Margarita van Boelgakov. Maar andere passages waren traag, oninteressant of onnavolgbaar.
Vooral de beschrijvingen van de wereld waarin de 12 flatbewoners terecht komen, zijn niet geweldig. Met veel omhaal van woorden schetst Vestdijk iets, waarbij hij bij mij geen beelden oproept. De kleine witte heksjes op bezemstelen aan het einde zijn wel het toppunt van sufheid. Ook de eindeloze theologische discussies zijn niet aan mij besteedt.
Maar daar tegenover staan geestige dialogen tussen de onverschrokken homoseksuele acteur Haack, die stug blijft volhouden dat het allemaal een droom is en dus angst die je onder ogen moet zien; de nuchtere moeder Schokking en haar recalcitrante zoon Tjalko (als dit het laatste oordeel is maak ik bezwaar); de ijdele tandarts Van Schaerbeek met zijn kleine hart en zonden en bijvoorbeeld de oude Van der Wogt. "Here tante Griet!" wat een gezelschap.
Een boek gelezen uit mijn Middelbare schooltijd. Het was iets minder spectaculair dan in mijn herinnering. Maar nog steeds een goed boek. Het blijft ook een heel apart boek. Zo'n boek is er geen tweede van. Het zet je wel aan het denken.
De kellner en de levenden (1949) Simon Vestdijk (1898- 1971) schreef teentwintig romans, drieëntwintig essaybundels en duizenden gedichten. Hij was lange tijd de belangrijkste Nederlandse kandidaat voor de Nobelprijs voor de literatuur (negen keer genomineerd in de periode van 1950-1964). Hij ontving de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse letteren. Hij stond bekend als de man 'die sneller kon schrijven dan God kon lezen.'
Roman De alleswetende verteller van de kellner en de levenden stelt met vileine pen de protagonisten voor: een dominee, een toneelspeler, een journalist, een schoenenverkoper, een onderwijzeres. Bij aanvang steekt hij openlijk de draak met hun onvolkomenheden, hun bezigheden, hun onhebbelijkheden en de vele zonden die ieder van hen te beurt valt. De archaïsche 'tweede naamval' en de lange stilistische zinnen zijn een streling voor het oog en geest, en is duidelijk het werk van een literair genie.
De roman bestaat uit twaalf hoofdstukken en kan min of meer in drie 'stukken' opgedeeld worden.
Flatbewoners worden door 'agenten' weggevoerd en na een busrit door een lege, donkere stad, worden zij afgezet bij een theater, en verwelkomt door klokken, trompetgeschal en de 'Armageddon Ramblers' band. Door helpenden met een witte band om hun arm worden mensen geselecteerd op geboortedatum en van elkaar gescheiden. 'Als makke schapen' schuifelt de mensenmassa zo door de poort. Door de mensenmassa's schelt regelmatig een s.o.s. van een vermist meisje uit de zeventiende eeuw. De flatbewoners denken dat ze in een gekkenhuis zijn terechtgekomen.
Na selectie bij de poort, sluit een Duitse herder zich bij de stoet aan, terstond krijgen de bezoekers nog de mededeling dat zij onder geen beding contact met de andere rijen wachtenden en reizigers mogen initiëren, ook is het niet toegestaan de anderen de weg te wijzen, noch worden zij geacht van plaats te verwisselen. Via een lift, die zowel voor-, als zijwaarts zich naar boven verplaatst - hé, dat klinkt bekent toch, Potter? - komt het gezelschap aan bij een spoor emplacement. Eenmaal bij de treinen aangekomen, is het gedaan met de structuur en de schuifelende mensen. Er heerst chaos. Mensen worden in overvolle wagons gepropt. Er klinkt gevloek, en geblaf van honden. .
Waar het gezelschap in een wachtruimte mag verpozen, is het 'de broodmagere, kadaveuze mensen' niet toegestaan binnen te komen. Hun wordt de toegang ontzegd. Verboten!! Het kan de lezer niet ontgaan zijn, wel gruwelijk tafereel de schrijver illustreert.... Ondertussen rijden tjokvolle treinen af en aan. Treinen, die net boven de rails lijken te zweven De kinderen vinden het allemaal prachtig, de volwassenen pakken echter angstig hun bijbels en bidden om verlossing.
De apotheose van de roman is zowel briljant, geniaal als ontroerend, als één van het gezelschap - 'een Byronisch volktribuun, die een volksoproer zal ontketenen, - de knevels van Ophelia in een wegrijdende trein gooit, waarmee haar ten langen leste een plek in het Paradijs is gegund.
Thema's uit o..m Hamlet, als (Ophelia's) waanzin en (zelf-/) dood, zijn alom in de roman vertegenwoordigd. Is het hier Vestdijk, die eigenhandig het Laatste Oordeel velt over de mensheid, en haar in dit boek confronteert met de complete waanzin en de ontelbare oorlogen en twisten, gevoerd uit naam van een god?
De roman leest gemakkelijk, maar is een uiterst complexe en gelaagde vertelling, tjokvol met verwijzingen naar de bijbel, kunst, filosofie en Shakespeare.
De flatbewoners filosoferen over existentiële zaken, zoals is er een god, zonder traceerbaar waarnemen, beschikt de mens over een vrije wil, wie is verantwoordelijk, waarom bestaat een god, en waar is hij dan? En waarom heeft hij dan een imperfect, oorlogszuchtig wezen geschapen, die niet weet wat 'heb u naaste lief' is.
Het gemijmer en het biechten van de flatbewoners in de wachtruimte beslaat een groot deel van de roman. Deze ruimte doet een beetje aan een aquarium denken: ze hebben zicht op wat er zich buiten op de perrons afspeelt, echter, een deur is nergens te vinden. Het lijkt er sterk op dat Vestdijk hier 'Nighthawks' van Edward Hopper (1882-1967) ensceneert.
Hopper is wereldberoemd door de sfeer die zijn werk oproept. De mensen in zijn schilderijen zijn nooit gelukkig, en stralen eenzaamheid uit. Een gevoel van 'samen, maar toch alleen, niet in contact staand met de buitenwereld.' Zo zijn er veel werken van hem, waar personen bij een theater wachten op de voorstelling. Geen van de personen staan of zoeken contact met de ander. Het zijn mensen, in gebouwen.
Het lukt het gezelschap uiteindelijk om te ontsnappen, en bij thuiskomst is het de kellner die hen opwacht. In zijn speech bij thuiskomst, legt hij hen de zin van hun tocht uit. Volgens de kellner, een Christusfiguur, is het bestaan onvolmaakt. Hij noemt het een illusie, dat er een scheiding kan gemaakt worden tussen goed en kwaad. Het is de mens die, hoe moeilijk ook. het bestaan dient te accepteren en zich zelf in alle onvolmaaktheid dient te omarmen.
Lieve help, wat een geniaal, machtig en prachtig boek, wat mij betreft één van de aller-allermooiste romans uit de Nederlandse letterkunde. Vroeger gelezen voor de lijst, nu een herlezer met de Literatuurclub. Het boek, en die indruk die het toentertijd al achterliet, heeft na al die jaren niet aan kracht ingeboet. Dit is wat literatuur literatuur maakt. Een aanrader. ****** 5 sterren :)
De kellner & de levenden is een mooi en belangrijk boek voor de Nederlandse literatuur, dat jammer genoeg niet zo bekend is als het zou moeten zijn. Dat gezegd zijnde is het allerminst een makkelijk of plezierig boek om te lezen, zeker niet voor iemand die niet veel leest.
Vestdijk centreert zijn verhaal rond de levenden. Doorheen het boek focust hij op hun kleinburgelijike zonden en hun hypocrisie. Hiermee kadert hij het boek in de psychologische realiteit (waarin hij de mens in al zijn erbarmelijkheid ontkleedt) en wordt de metaphysische fantasie eraan ondergeschikt.
Vestdijks interpretatie van het Laatste Oordeel, en de rol van de mens en het geloof, heeft mij ook een tweede maal kunnen beroeren, hoewel ik tegenwoordig veel cynischer sta ten opzichte van zowel geloof aan zich als de mensheid in het algemeen. De manier waarop hij de gesteldheid van de mens schetst en hoe die gesteldheid in verhouding staat tot het geloof is simpelweg prachtig.
Ik zou zeker niet iedereen aanraden om dit boek te lezen. Allereerst is enige ervaring met de schrijfstijl aan te raden, want anders wordt het boek saai en onleesbaar. Daarnaast moet men ook een gevestigde interesse hebben in de mens als psychologisch en gelovig wezen. Zelfs voor niet-gelovigen is het op dat vlak een zeer interessant boek, of men het uiteindelijk eens is met de conclusie of niet. Het boek zegt iets over mens-zijn, iets fundamenteels dat niet noodzakelijk iets met religie te maken heeft en dat niet opgedeeld kan worden per hoofdstuk. Men moet het gehele boek gelezen hebben om te zien waar Vestdijk naar toe wilt met zijn analyse.
Hoewel ik het einde bij mijn herlezing te godsdienstig vind, kan ik het wel apprecieren in het kader van de tijdsgeest (het boek is geschreven tussen november 1940 en juni-juli 1949). In die zin zegt het ook zeker iets over de triomf van de menselijkheid in tijden van oorlog. De overvloedige religieuze en astrologische symboliek ging zelfs bij een herlezing voor het grootste deel over mijn hoofd. Ik heb helaas de tijd niet om deze opnieuw op te zoeken, maar de lezer die zich graag in dit soort dingen verdiept vindt in dit boek een ware schat.
TL;DR Het is een prachtig boek, vol religieuze en spirituele symboliek, dat iets zegt over het mens-zijn, vanuit de optiek van de jaren 40. Zeker de moeite voor ervaren lezers die graag psychologische diepgang willen, gepaard met gelaagde symboliek.
Wat een ontzettend indrukwekkende maar tegelijkertijd ook behoorlijk pittige roman! Het (in 1949 geschreven) verhaal is enerzijds een spiegelbeeld van die tijd. De verschrikkelijke dingen die gebeurd zijn, toen natuurljk nog héél vers in het geheugen. Cq. de -vanwege de herstelwerkzaamheden- karigheid van de maatschappij toen, bepalen ook de (dus nogal grijzige) sfeer in het boek. Anderzijds geeft Vestdijk ook een tijdloze en scherpe beschrijving van de personages. Hun angst, vreugde, verlangen, onzekerheid, nerveusiteit en wat niet meer zij hebben mensen nu nog steeds en zijn daarom goed herkenbaar. Ten derde is het ook een interessante benadering van het laatste oordeel uit De Bijbel. Wie denkt er zelf niet eens na over de dood? Overall is het -naar mijn mening- vooral ook zo dat het door Vestdijk met heel goed vakman- en meesterschap geschreven is. In mijn koppie ontwikkelde zich na een aanloopje en paar bladzijdes aan het begin, schimmen van een soort film. Die mysterieuze en steeds wisselende beelden bleven op de één of de andere manier doorgaan tot de laatste bladzijde... . Het boek heeft mij absoluut gefascineerd en vandaar dat mijn advies luidt: if you're an advanced reader and should not have this book yet: go and get it! Should you know it from your "boekenlijst" or so long time ago: read it again!
Wat heb ik net gelezen? Na een zeer boeiend, spannend en entertainend begin vertraagt het boek. Aan het eind werd het me soms te langdradig, al past het eerlijk gezegd wel bij de gebeurtenissen en de plot.
Het boek doet me enerzijds denken aan de His dark materials-trilogie van Philip Pullman, door het metafysisch-magisch realisme (is dat een begrip?). Anderzijds zit er veel humor in de absurditeit van de details en van het grote verhaal, naast een flinke lading uitzichtloosheid. Dat is dan weer verwant aan Kafka, maar een iets barmhartiger variant. Zie onderstaand fragment.
"Nadat hij de hem toevertrouwde knekels met de voet in een veilig hoekje had geschoven, keek hij om zich heen. Op het achterbalkon tegenover hem stonden twee mannen en een vrouw, alle drie met voorwerpen in de hand; daar zij zich niet vasthielden, werden zij onbarmhartig dooreengeschud. De compartimenten, die daarop volgden, waren onverlicht, evenals die vlak achter Haack. Zijn nieuwsgierigheid naar de andere medereizigers onderdrukkend, bepaalde hij zich tot het sluiten van de klepperende deur. Aan de overkant van zijn balkon stond alleen nog een korte, gedrongen man met de rug naar hem toe, onder de arm een bolstaande zak of tas, die hij op gezette tijden met de andere hand bevoelde of bestreelde."
'En daar gaat het toch alleen maar om: wat men anderen aandoet.' #DeZinVanHetBoek
Absurdistisch verhaal over een groep van twaalf mensen die in een tijd tussen leven en dood belanden, en zich afvragen of over hen het Laatste Oordeel wordt uitgesproken. Je kunt je door Vestdijk laten uitnodigen om na te denken over de moraal van het verhaal. Hoezo wachten tot het einde van het leven om de balans op te maken, als we elke dag handelen en daar ook elke dag op worden beoordeeld? Je kunt er ook voor kiezen om je aan de hand van dit twaalftal (plus de kellner) ter verdiepen in de vraag wat mensen bindt, wat een groep een groep maakt, hoe daarbinnen om te gaan met elkaars eigenaardigheden en ontboezemingen. Je kunt volop vergelijkingen maken met de bijbel, of alle verwijzingen daarnaar uitdiepen. Of je leest het gewoon als een vindingrijk en vermakelijk verhaal, onderwijl genietend van het bloemrijke Nederlands uit de veertiger jaren van de vorige eeuw. Alles tegelijk kan natuurlijk ook. Sommige boeken poppen lang na lezing nog geregeld in gedachten op; dit is er zo een.
Voor mij een eerste kennismaking met het omvangrijke oeuvre van Simon Vestdijk. Hij heeft een nogal archaïsche schrijfstijl met veel lange volzinnen, die heel mooi en soms grappig zijn, maar het wel vermoeiend maken om te lezen. Hij raakte me dan ook op een gegeven moment een beetje kwijt, om me aan het eind van het boek weer terug te winnen.
Het begin was fantastisch: twaalf realistische en afwisselende karakters komen terecht in een Kafkaëske versie van het Laatste Oordeel (of toch niet?). Wanneer onze hoofdrolspelers in het midden van het verhaal terechtkomen in een wachtkamer en de actie het verliest van de theologische discussies wordt het iets minder, maar, zoals gezegd, na een paar hoofdstukken werkt het weer beter en snap je ook waarom deze discussies noodzakelijk waren.
Al met al een interessant werk en ik zal zeker nog wel eens iets van Vestdijk willen lezen.
De kellner met dubbel l? Ontgroeid aan de voetbalclub. Moet toch zijn de voetbalclub ontgroeid Litterair Dier primitieve voortijden Bezeild Thans woei Getijdenrijk Leest niet prettig door het schrijven van zinnen in een ongebruikelijke woordvolgorde: Alsof die door geklapwiek in de toestand verandering wilden brengen In welks frisheid Achteropreed Stroomde het lamplicht Bij tweeën en drieën Ik zou het zeker niet aanraden