Hugo Maurice Julien Claus was een Vlaams schrijver. Hij was een veelzijdig kunstenaar: romancier, dichter, toneelschrijver, schilder en filmregisseur. Toen hij opteerde voor euthanasie (legaal in België) veroorzaakte dit veel deining.
Hugo Maurice Julien Claus was a leading Belgian author, writing primarily in Dutch. He was prominent as a novelist, poet, playwright, painter and film director. His death by euthanasia, which is legal in Belgium, led to considerable controversy.
Claus' On the Road (niet echt, maar het heeft er trekken van mee, en minder goed dan Kerouacs werk). Een degelijke roman, springt er niet uitzonderlijk uit maar is ook niet weerbarstig slecht. De gelijkenissen (en verschillen) met de CoBrA beweging waren interessant om op te merken, maar verzwaarden soms de plot.
Eindelijk krijgen we de Andresrepresentatie die we verdienen: een kleine vermelding als bastaard in de epiloog
Claus rekent op milde wijze af met de Cobra-beweging waar hij in de jaren vijftig deel van uitmaakte. De naïeve en wereldvreemde opvattingen van sommige van zijn concullega's worden op ironische wijze op de korrel genomen wanneer hen gevraagd wordt naar de betekenis of bedoeling van hun werken: "het is de ruimte tussen de woorden/lijnen die van tel is." De roman is een aaneenschakeling van filmisch geschreven fragmenten uit de Parijsjaren van kunstenaar André Maertens, ingelijst in het kader van de oudere Maertens die de dood van één van zijn vroegere compagnons verneemt. Claus toont zijn stilistisch meesterschap, maar de plot is al te mager, waardoor de roman wat tussen twee werelden in valt: geen kunstenaarsromcom zoals Vijftiger Campert jaren nadien deed met 'Een liefde in Parijs' en geen bijtend cynisme zoals Brusselmans in zijn vroege jaren.
Een Claus zonder ‘à nos amours’ (de beste proost die er bestaat), is geen Claus. Puur voor zijn schrijf- en vertelstijl gelezen, want het verhaal zelf kon me niet bekoren (maar dat wist ik op voorhand).
Deze korte roman (1988) beschrijft via een flashback de jaren vijftig van de vorige eeuw in Gent en Parijs. André is een vermoeide man van middelbare leeftijd en directeur van een cultureel centrum. Hij verneemt het nieuws dat Bernard Waelhens, een dichter met wie hij vroeger optrok in Parijse kunstenaarskringen (om existentialistische zwarte missen bij te wonen), is overleden. Claus doorweeft zijn relaas met de mooie Sabine met wie Bernard en André un ménage à trois hebben en die hij volgt naar Parijs, waar hij verzeilt in een groepje losgeslagen dichters en schilders die de groep ASUR vormen. Wat de achtergrond is van Sabines driehoeksverhouding laat de auteur in het midden, alsof het in die tijd vanzelfsprekend was. En zo komen we wel meer niet te weten. Een abortus (illegaal toen!) wordt quasi terloops vermeld terwijl Annie Ernaux dat enkele jaren later op magistrale wijze heeft beschreven in haar l'Evénement. En wat de sullige koning van Egypte en een boertige, stereotiepe Salvator Dali in dit verhaal komen doen is helemaal niet duidelijk.
Dit boek kwam ik op het spoor via Eric Min, ik meen zijn boek Gare du Nord, over Nederlandse en Vlaamse kunstenaars in Parijs. Een zachte vernieling schijnt behoorlijk autobiografisch te zijn, maar dat doet er eigenlijk niet erg toe. Het is een sfeervol verhaal over het artiestenmilieu in het na-oorlogse Parijs, je ziet het allemaal in zwart-wit voor je. In welke verhalen kom je Dali tegen als sprekend personage? Schitterend toch? En meerdere ter zake doende verwijzingen naar Miles Davis, Chet Baker en andere jazzcoryfeeën uit die periode, je hoort de muziek op de achtergrond. Ook heel genietbaar zijn de artistieke discussies over poëzie en beeldende kunst, die in hun kolderieke overdaad aan abstractie doen denken aan Tom Wolfe's 'The painted word'.
De eerste die ik van Claus lees - zonder echt te weten wat ik van hem moest verwachten, schandalig he. Heel goed vond ik het. Claus zet iedereen te kakken met een sterker arsenaal dan andere auteurs die alleen maar op één manier te kakken kunnen zetten. Hij liegt en hij verzint en spreekt zichzelf en de ander tegen, en zet zo iedereen te kakken.
Fijne personages, vooral André en Sabine spreken me aan vanwege hun tragiek. Maar het verhaal glipt me soms uit de vingers. Dan vliegen we door de tijd en dan wordt er te lang stil gestaan. Wel een mooi tijdsbeeld.
Claus ten top, autobiografisch, nihilistisch, poserend,… in 1989 ongetwijfeld markant, blasfemisch, choquerend… vandaag niet meer helemaal overtuigend, voor mij een illustratie van Claus als dilettante romancier.
Het feit dat het plot nogal losjes aaneen hangt wordt gecompenseerd door het vaak prachtige proza (ik hield heel veel van Claus' gebruik van het 'tussen-haakjes' hier). Ook is de sarcastische kritiek op een overdreven intellectualisering van kunst best ludiek.
In 1988, mijn eindexamenjaar, toen het verscheen, gekocht en gelezen en niet goed begrepen of gewaardeerd, me nooit veel van het verhaal herinnerd. Ooit in opruimwoede weggedaan, nu weer tegengekomen, en wat een aangename hernieuwde kennismaking: een heel goed verteld en prachtig geschreven portret van het kunstenaarsleven in Parijs (portretten van Cobra-leden en Vijftigers) en van Claus' jonge jaren in Gent. Geestig en luchtig ook.