Ich habe in keinem Text bisher so oft das Wort „naturgemäß“ gelesen. Ich wusste das Bernhard mit Wiederholungen und langen Sätzen arbeitet, aber ich hab auch genug von Männern, die was „Wichtiges“ zu sagen haben und ewig lange sich hineinsteigernde Monologe halten, die von vornherein jegliche Einwände ausschließen, aber eigentlich nur labern (not in the good way of labern). Ein bisschen hat es mich daran erinnert, wenn Martin Suter & Benjamin von Stuckrad-Barree sich unterhalten. Würde Bernhard heute noch leben, hätte er eine Podcast, in dem er sich darüber echauffieren würde, wie schrecklich Laber-Podcasts sind. Ganz Sweet, fand ich die Freundschaft zwischen Bernhard und Paul Wittgenstein.
Nogal een niche-onderwerp misschien, deze aantekeningen van een humeurige Oostenrijkse toneelschrijver, maar ik heb ervan genoten. Gedurende 12 jaar blikt hij terug op zijn gecompliceerde vriendschap, speelt hij met existentiële gedachten en vertelt voor een zelfverklaard mensenhater verrassend teder over zijn beste vriend, het zwarte schaap in de rijke familie Wittgenstein. Hoogdravende gedachten over Kunst (en Niet-Kunst) worden afgewisseld met pagina's razernij over een ongemakkelijke prijsuitreiking, een stuk of 5 pagina's van dit dunne boekje worden besteed aan waar het beste terras van Wenen is om mensen te kijken. Aan het einde van zo'n rant blijkt dan dat zijn vriend de verteller als enige begreep. Het was vast geen makkelijke man, die Bernhard. Maar hij liet mooie boeken achter.