Koloniekak beschrijft het leven in de twintigste eeuw in de gevangeniskolonie Veenhuizen. Mariët Meester, die er opgroeide, schetst deze bijzondere gemeenschap aan de hand van herinneringen van oud-inwoners.
Veenhuizen was tot 1983 niet toegankelijk voor buitenstaanders; rondom stonden bordjes 'Verboden toegang'. De bevolking bestond uit justitieambtenaren, die uit het hele land kwamen. Door mensen uit de omgeving werden zij 'koloniekak' genoemd, vanwege hun ambtenarenstatus en het feit dat ze Nederlands spraken in plaats van Drents.
Mariët Meester sprak met tientallen oud-Veenhuizers. Ze vertelden over het dagelijkse leven en bijzondere gebeurtenissen. Overal was de invloed van de gestichten aanwezig: kinderen namen de boevenbus naar school, gewapende gestichtswachters hielden de tuinman in de gaten, en bij promotie hoorde een grotere woning. Leven en werk liepen op wonderlijke wijze door elkaar. In Veenhuizen had de bevolking een unieke relatie met landlopers, criminelen en oorlogsdelinquenten.
Door de speelse opzet van dit boek wordt de lezer snel meegenomen in de besloten wereld van Veenhuizen. Een unieke kans meer aan de weet te komen over een ongewoon dorp.
Mariët Meester is een Nederlands schrijfster. Ze groeide op in het Drentse gevangenisdorp Veenhuizen. Haar man is de fotograaf en videokunstenaar Jaap de Ruig.
Meester schrijft zowel fictie als non-fictie. Een belangrijk thema in haar eerste romans is de tegenstelling tussen cultuur en natuur, dood en leven, man en vrouw. Haar latere romans draaien om de dilemma’s die de mens ondervindt wanneer hij in moeilijke omstandigheden zijn medemenselijkheid probeert te bewaren.
Uit de non-fictie van de schrijfster blijkt dat ze veel gereisd heeft. Haar boek Sla een spijker in mijn hart is een verzameling van haar ervaringen sinds 1990 met Roma in Roemenië. En voor haar in 2012 uitgekomen boek De mythische oom verbleef ze in de Nederlands georiënteerde plaats Lynden in de VS, op zoek naar het levensverhaal van haar geëmigreerde oom Peter.
Aardig, wat houterig opgeschreven geschiedenis verteld door (merendeels de kinderen van) mensen die in Veenhuizen werkten en woonden. Dus niet de kant van de verpleegden en gevangenen zoals in Het Pauperparadijs. Suzanna Jansen schreef met name veel over de beginjaren, Mariet behandelt ook de wat recentere geschiedenis, zo van net voor de tweede wereldoorlog.