Omdat Liesbeth vreest frigide te zijn, waardoor ze ‘s nachts bij haar aanstaande Paulus doet alsof, zoals de romantitel van Annette Pas verklapt, gaat ze op zoek naar Philomena, een ex-studiegenote waar ze al vijf jaar ruzie mee heeft. Na de verzoening en enig tongwerk van Philomena ontdekt Liesbeth dat haar vrees ongegrond was, en dat er naast het saaie burgerleven met haar boekhouder nog iets anders bestaat. Ook in de fantasie van die hedendaagse boskabouter van een Paulus trouwens, want hij zou niets liever doen dan zijn geliefde in een zwart latex pakje steken en er haar eens flink van langs geven, en dat terwijl zijn toekomstige schoonmoeder in de kamer ernaast de slaap maar niet kan vatten. Tot zo ver alle goeds over het boek van Pas, want wat daarna volgt is een ongeëvenaard staaltje van ongeloofwaardig en snel afgehaspeld schrijfwerk. De ene stupiditeit volgt de andere flauwe mop op en je vraagt je na verloop van tijd nog slechts twee zaken af: wat is hiervan de bedoeling en waar gaat dit naartoe? Verrassen doet Pas dus alleszins, maar trop is te veel en te veel is trop, zoals een befaamde Brusselse worstendraaier ooit beweerde. Of om het met een ander slachthuisbeeld te zeggen: als er ooit een roman geschreven werd door een kip zonder kop, zal het deze wel zijn.