No novo ensaio de Michel Serres, o autor defende a seguinte tese: para se apropriar de determinado lugar, os homens, assim como os animais irracionais, marcam seu território com excrementos e dejetos. Por que é necessário poluir? O Mal Limpo – Poluir para se apropriar? responde essa pergunta preocupando-se não somente com questões de química, de física e de meio ambiente, mas com projetos, simplesmente humanos, de apropriação.
Segundo Serres, a apropriação é uma necessidade das pessoas, mas aquele que reivindica um terreno tem, frequentemente, que lutar contra um rival que também deseja o mesmo bem. Os atos de poluição correspondem a uma expansão no espaço que ele não pode mais possuir. E essa sujeira não diz respeito somente ao lado físico, mas também ao psicológico, como as campanhas de publicidade.
O Mal Limpo é um livro de filosofia simples e contemporâneo que aborda um tema que afeta a todos. Nele, o autor se esforça para tentar mudar e abrir a visão do ser humano, pois para entender a poluição também é necessária a compreensão do ser humano como um todo: sua história, seu comportamento e sua psicologia.
Pode-se repensar um novo contrato, aceitar que cada um é apenas locatário e retirar as camadas de dejetos para revelar a beleza do mundo? Isso pressupõe muitos esforços, mas trata-se de sobreviver, de defender os bens inestimáveis como a água, o ar, o fogo, a terra e os seres vivos, e ir ao encontro de uma nova liberdade. Tem-se outra escolha?
Goed te lezen, provocatief geschreven, en een zeer interessante opvatting van wat vervuiling is. Maar 89 bladzijden, doe jezelf een plezier en lees het!
In the late 80s I spent a few months travelling in China - an effort to appropriate the world. It was not uncommon when staying at a hotel that the bed stored evidence of the previous occupant(s).
excelente associação, com uma proposta interessante de solução. esquecemos que como animais, nosso desenvolvimento carregará sempre heranças animalescas.
S. begint met een herdefinitie van het eigendomsrecht. Hij stelt dat eigendom niet voortkomt uit een sociaal contract of het bouwen van een hek (zoals Rousseau suggereerde), maar uit een dierlijk instinct: het markeren van territorium door bevuiling. Net zoals tijgers en honden hun leefgebied afbakenen met urine en uitwerpselen, zo claimen mensen eigendom door dingen vuil te maken. Serres speelt hierbij met de dubbele betekenis van het woord ‘propre’, dat in het Frans zowel ‘schoon’ als ‘eigen’ betekent. Iets dat echt schoon is (zoals een hotelkamer of een ongerept landschap), is van niemand en voor iedereen toegankelijk. Zodra iemand er zijn stempel op drukt – door lichaamsvocht, afval of een handtekening – wordt het bevuild en daarmee toegeëigend.
Daarna beschrijft hij de historische evolutie van deze toe-eigening. Oorspronkelijk claimden mensen landbouwgrond via mest, de lichamen van voorouders (graven), en heilige ruimtes via het bloed van offers. Met de industriële revolutie veranderde dit in ‘harde vervuiling’: fabrieken stoten gassen en chemicaliën uit om de fysieke omgeving te domineren. Meer recent ziet S. een verschuiving naar ‘zachte vervuiling’. Dit omvat reclameborden, logo’s, merknamen en constant (media)geluid. Hoewel deze tekens fysiek minder zwaar zijn, functioneren ze op dezelfde manier als dierlijke urine: bedrijven markeren de publieke ruimte en kapen onze aandacht (onze ziel) om deze te bezitten en anderen uit te sluiten.
Het centrale argument is echter dat deze drang tot toe-eigening onhoudbaar is geworden door de schaalvergroting. Waar dieren slechts een lokaal nest bevuilen, heeft de mensheid nu de hele planeet bedekt met ‘harde’ (afval, kooldioxide) en ‘zachte’ (data, reclame) vervuiling. Door te proberen ‘meesters en bezitters van de natuur’ te zijn, hebben we de wereld zo grondig bevuild dat we dreigen onszelf te vergiftigen en de wereld onleefbaar te maken. De grenzen vervagen en vervuiling stopt niet meer bij de rand van een perceel of land, maar is globaal geworden. Hierdoor is de traditionele vorm van eigendom, gebaseerd op afgebakende grenzen, failliet.
Als oplossing pleit S. voor een radicale omslag in onze relatie tot de wereld: we moeten stoppen met eigenaars te willen zijn en in plaats daarvan moeten we ‘huurders’ (tenants) worden. Een huurder heeft geen eigendomsrecht en laat de ruimte schoon achter voor de volgende bewoner. Serres stelt een ‘natuurcontract’ voor, waarin de wereld wordt beschouwd als res nullius (zaak van niemand, p. 79) – iets dat niet bezeten kan worden. Alleen door afstand te doen van onze obsessie met toe-eigening door bevuiling, kunnen we vrede sluiten met de aarde én haar schoonheid opnieuw ontdekken.
This book is incredible. One idea I liked was that when money becomes credit or “soft” it’s like it becomes biological or internal. The credit system is becoming ingrained into how we think, like language. Then the overarching idea that colonization (including pollution) is like an animal pissing on its territory. Gotta love that. I think that’s why companies like Thrift books leave unnecessary stickers on the covers so that when you try to carefully pull them off, thereby (ripping the cover apart), they’re like, yeah, we still own you. And then you’re left with the remnants of past ownership like a debt that can never be paid.
Serres on pollution, environmental problems, capitalism, border politics, anti-diversity rhetoric, and of course, language - what's not to like! The second half is a really good read.
There are garbage bins directly under my bedroom window, which makes me overly familiar with the sights, sounds and smells of household trash production, collection and consumption by people and animals alike. Unlike Serres, I don't feel capable of waxing profound on what this orgy of waste means. However, I once came face to face with a squirrel that sat on my trashcan with an entire sprinkled doughnut in her mouth, and the startled expression in her bugged-out and liquid black eyes contained wonders of both gratitude and indignation indeed.