Jan Hertoghs’ liefdesverklaring aan de streek waar hij niet is opgegroeid, een literaire zoektocht naar de ziel van het platteland (en dus ook van de stad).
Dichtbij is soms ver weg. Een binnenland kan ook een buitenland zijn. Journalist Jan Hertoghs, een stadskind, gaat op zoek naar de streek die hij als kind leerde kennen.
Daar waar het afgelegen dorp was, de thuis van zijn zwijgzame grootvader. Alles voor de Kempen is een poging om de Kempen en de Kempenaren te vatten.
Schrijvers die in een dorp worden geboren, zijn vaak nieuwsgierig naar de stad. In dit gloedvolle boek bewandelt Jan Hertoghs de omgekeerde weg.
Hij gaat na hoe dorp en platteland hem als journalist hebben bepaald; én hoeveel Kempen er in hemzelf schuilt.
Het resultaat is een even bedachtzaam als liefdevol portret van een streek waar veel ongezegd blijft.
Jan Hertoghs (°1953) was voor zijn pensioen journalist voor Humo. Hij woonde altijd in Deurne Antwerpen, maar zijn moeder was geboren en opgegroeid in Tielen, en het gezin ging daar nog geregeld op bezoek bij de grootouders (Vava en Moemoe). Hij voelde zich vooral aangetrokken tot het verleden, traditie en het platteland. Daarover gingen zijn stukken dan ook meestal. Toen Humo overgenomen werd door een groot Mediaconcern, werd aan Hertoghs onmiddellijk duidelijk gemaakt dat het gedaan moest zijn met die “ouwelijke” zever. Zelf ben ik van het Antwerpse afkomstig, maar ik heb 35 jaar in Geel gewerkt, en heb dus toch allerlei Kempische eigenaardigheden gezien en gehoord. En dan is alles in dit boek toch zo herkenbaar.
Zoveel liefdevolle details, tegelijk erg weemoedig. Hij weet en ziet dat alles voorbijgaat en verdwijnt. Honkvast zijn. In de Kempen moet je een vrijstaand huis met tuin hebben. Velen hebben zelf hun huis gebouwd, en dat van hun kinderen. Ze begonnen met de garage en gingen daar eerst in wonen. Huren of in een appartement wonen: het is on-Kempisch. De tuinen die in orde moeten zijn. Een Kempenaar ziet er tegenop met de auto naar de stad te rijden, want dan moet hij parallel aan de stoeprand tussen twee andere auto’s parkeren, en dat kan hij niet. In de Kempen rijdt men van oprit naar oprit. De rouwkapel in het sterfhuis zelf. “Zo is de dood. Rechts op je schouder tikken en links staan grijnzen.” De dialecten. Ozze voa en os moe. De acteurs en actrices die uit de Kempen komen. Een mooie rij. Twee fantastische acteurs die ik nog mis in de lijst: Tiny Bertels uit Arendonk en Steve Geerts uit Lichtaart. Steek je kop niet boven het maaiveld uit of er zijn gevolgen. P 135. Voorzichtigheid en terughoudendheid. “Je eigen volk ken je en kan je vertrouwen, maar wat moet je denken van een onbekende: die komt uit een buitenwereld die misschien vijandig is.” Tegenwoordig heet dat xenofobie en is het strafbaar.
Zoveel referenties: Begraaf mijn hart maar bij de bocht van mijn bebouwde kom. (Vrij naar Begraaf mijn hart bij de bocht van de rivier, een boek van Dee Brown over de ondergang van de indianen in Noord-Amerika) Lars Mytting, De man en het hout. Het liedje van Wim Sonneveld, Het dorp. (Vertaling van La Montagne van Jean Ferrat. Of nee, het is geen vertaling, het is een heel nieuwe tekst, die wel dezelfde nostalgie uitstraalt).
De structuur van het boek is toch nogal erratisch. Hertoghs springt voortdurend van zijn kindertijd naar zijn studententijd, verder naar het heden en weer terug. Hij heeft veel oude en jonge Kempenaars geïnterviewd, maar zij worden nooit bij naam genoemd of nader geduid. Zijn stijl is ook een beetje speciaal. Vaak heel korte zinnen, soms slechts één woord. Vaak poëtisch, maar van het nuchtere, eenvoudige soort. Geen bombastische volzinnen met gezochte woorden. Af en toe een beetje humor, erg mild, zachtaardig. Hij houdt zich strikt aan de raad van zijn vriend, schrijver Koen Peeters: “Niet te stellig zijn, je bescheiden opstellen, niet denken dat je zomaar de maat van de Kempen kunt nemen.”
“De stilte van mijn grootvader was mogelijk een vrede hebben met zijn bestaan. Het kwam allicht ook van zijn omgaan met de aarde. Dat de taal van zijn handen hem genoeg was.”
"Alles is er op het platteland, altijd valt er wat te vertellen, en zeker in de Kempen. De Kempen: altijd prijs."
Voor iedereen die (nog) (niet) van de Kempen houdt. En zelfs als je echt niks met de Kempen hebt, dan is er nog altijd die prachtige meeslepende schrijfstijl van Jan Hertoghs. Alles voor de Jan.
Mocht Jan Hertoghs eigenlijk een Vlaamse Walt Whitman geweest zijn, had hij in plaats van “O Captain! My Captain!” zijn ode aan de Kempen gelijkaardig kunnen verwoord hebben: “O Kempen! Mijn Kempen!”
Voor deze review ga ik geen kempisch proberen te schrijven, wees gerust! Dat zou mijn oostvlaamse hart niet aankunnen en ik vermoed vele Kempische fronsen opleveren.
Dit boek is geen handleiding over de kempen maar een ode aan… het dorpsleven, het kempisch taaltje, de evolutie (al dan niet positief) en een blik op een stukje België dat vele gezichten heeft.
Als 'buitenstaander' met roots in Tielen, in het Kempisch land, toont Jan Hertoghs via dit boek zijn liefde voor deze streek. Met herinneringen doorspekt en dankzij brieven van zijn Vava (grootvader) weet hij een beeld te scheppen van dorpen die in de tijd zijn blijven stilstaan, waar iedereen iedereen kent en waar een buitenstaander pas echt aanvaard zal worden als blijkt dat één van de (voor)ouders in het Kempisch land en zand is opgegroeid.
Ikzelf ben niet zo héél gekend met de Kempen hoewel het, zeker na het lezen van dit boek, een streek is die ik wel (dan wel als 'toerist') wil verkennen. Maar de Kempen ken ik vooral persoonlijk doordat ik een bevriend koppel heb dat er woont en natuurlijk dankzij die aantal mensen die op tv verschijnen en het Kempisch dialect zo sappig ten berde brengen (dan denk ik vooral aan een Tijs Vanneste, Tom Boonen, Ben Segers en Wout Van Aert). Maar ik leer ook dat 'De Kempen' niet zomaar 'De Kempen'…
Met heel veel liefde maar ook met een zekere bedachtzaamheid schrijft journalist Jan Hertoghs zijn betoog aan een streek waar hij als klein manneke vertoefde, waar hij graag naar terug gaat en waar het leven goed lijkt te zijn... (ik herken datzelfde gevoel aan mijn huidige woonplaats waar de boeren nog boeren mogen zijn en de natuur zijn gang kan gaan maar waar altijd opgelet dient te worden dat vooruitgang geen spelbreker kan zijn in de gang van het leven!)
En ook al gaat dit boek over de Kempen en het Kempische dorpsleven, het had evengoed over het dorp waarin ik ben opgegroeid kunnen gaan, hoewel dat dorp diep in Oost-Vlaanderen verborgen ligt tussen landerijen, mesthopen en intussen volgebouwde dorpskern (zoals ook Jan Hertoghs beschrijft in dit boek is een wildgroei aan betonnen blokken en geplaveide straten het dorp waar ik woonde ten dele gevallen… en bomen? Die wijken voor ‘vooruitgang’)!
Als je geboren en getogen bent in De Kempen zal je veel zaken van omliggende dorpen herkennen. Leuk om te lezen! Je herkent de eigenheid van een Kempenaar! Eens een Kempenaar, altijd Kempenaar... Of is dit generatiegebonden?
Amusant boekje met herkenbare elementen die aanzetten tot een glimlach, maar tegelijkertijd een gecreëerd beeld waarin de schrijver zijn eigen karaktertrekken probeert terug te vinden in wat ‘de Kempense identiteit’ zou zijn. Boodschappen worden veel herhaalt en er ontbreekt structuur.
Hertoghs, kind van het stad, vertelt hoeveel Kempen er in hem zit. Over taal, zeden en gewoonten, literatuur, converseren (of het gebrek aan), rust en (verdwenen) stilte in de streek van zijn grootouders.
Altijd genoten van Jan zijn Humo reportages! Dit boek was dan ook een plezier om te lezen. Zelfs voor iemand uit de Noorderkempen was het allemaal heel herkenbaar. Dank u Jan.