Clara Feij is in het mooiste huis van Amsterdam komen wonen, vindt ze zelf. Schoonmaken laat ze over aan een stoet van werksters, gevlucht uit eigen land. Als Rose bij haar thuis komt, verandert alles. Hoe kun je iemand helpen, als je niets van haar weet? En hoe blijf je iemand vertrouwen, als alles tegen haar pleit?
Huiswerk is een confronterende roman over intiem geluk en huiselijk verraad. Over de baas zijn en dat niet willen zijn. Met grote precisie legt Marja Pruis de verwarring bloot waarin de westerse mens met zijn goede bedoelingen gevangen zit.
Marja Pruis is schrijver, columnist en redacteur van De Groene Amsterdammer. Haar romans ontvingen nominaties voor De Gouden Uil, de AKO Literatuurprijs, de Libris Literatuurprijs en de Anna Bijns Prijs. Voor haar essays en columns, gebundeld in Kus me, straf me, Genoeg nu over mij en Oplossingen, ontving ze de Jan Hanlo Essay Prijs, de J. Greshoffprijs en de J. L. Heldringprijs.
Met haar debuut, De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk (1999), toonde Marja Pruis zich een gedurfd schrijversbiograaf. Het object van haar jarenlange fascinatie, de schrijfster A.H. Nijhoff, echtgenote van de dichter Martinus Nijhoff, deed ze meer dan recht door haar levensverhaal vanuit verschillende standpunten te beschrijven, inclusief dat van de biograaf. Een spannend en relativerend boek was het resultaat, dat zich laat lezen als het relaas van een speurtocht maar ook als een commentaar op het schrijven van biografieën. In 2018 verscheen het in een nieuwe editie als De Nijhoffs en ik, of de gevolgen van een genre. De typische verteltrant van Pruis, zinderend maar ook afstandelijk en ingehouden, bereikt een nieuw hoogtepunt in de roman Bloem (2002). Op pijnlijk geestige wijze beschrijft ze een amour fou en het lot van de minnaar, onverbeterlijk pathetisch als in een doktersroman. Het thema van de geliefden als intieme vreemden verkent ze opnieuw in de roman De vertrouweling (2005). Vanuit verschillende perspectieven beschrijft ze een aantal ogenschijnlijk kabbelende levens, van stellen met opgroeiende kinderen, die met elkaar op vakantie gaan en ondertussen weinig tot niets van elkaar blijken te weten. Met haar volgende roman Atoomgeheimen (2008) bewijst Pruis opnieuw de chroniqueur van het moderne (vrouwen)leven te zijn. In een verrassende raamvertelling krijgen we de onnavolgbare gangen van een lingerie-ontwerpster voorgeschoteld, en worden we en passant getrakteerd op een onthullend inkijkje in het actiewezen van de jaren tachtig van de vorige eeuw. In 2011 verscheen Kus me, straf me. Over leven en schrijven, liefde en verraad, met als centraal thema de spanning tussen schrijven en schaamte, toedekken en onthullen, intimiteit en openbaarheid. Een prikkelende combinatie van literatuur- en zelfbeschouwing, van fictie en non-fictie. In 2013 volgde het biografische portret Als je weg bent. Over Patricia de Martelaere en in 2016 verscheen naast de roman Zachte riten haar non-fictie bundel Genoeg nu over mij. Confessies van een ervaren schamer waarin ze de vage grenzen tussen zelfhaat en ijdelheid, schoonheid en verdriet, verlegenheid en narcisme, liefde en medelijden verkent. In 2019 verscheen Oplossingen, een selectie van haar columns, en stelde ze De nieuwe feministische leeslijst samen. Haar essay over eigenliefde, Omdat je het waard bent, verscheen in 2020. In Boos Meisje. Over vrouwen en frictie (2022) bundelde Pruis essays over de spagaat waarin meisjes en vrouwen zich bevinden. Lief zijn, maar ook stoer. Alleen niet té stoer, want dan ben je een boos meisje. Terwijl dat juist de leukste vrouwen zijn. Boos meisje bevat een galerij van deze vrouwen
Tja. Ik weet het niet. Het is een interessant thema. Maar om na een heel lang uitgesponnen nogal navelstaarderig grachtengordelperspectief een klein beetje ruimte open te laten voor een ander perspectief en dat te presenteren als een enorme vondst, daarmee ben je je dan nog niet daadwerkelijk met ‘de ander’ aan het bezighouden, maar toch nog steeds vooral met jezelf. En daar heb ik wat moeite mee, merk ik.
'Een probleem bij vertellen wat er is gebeurd, is dat het vertellen na de gebeurtenissen komt. Ik probeer dat samen te laten vallen, maar de angel is eruit. Het ene opschrijven, betekent het andere niet opschrijven. In werkelijkheid gebeurt alles tegelijkertijd, en dat maakt het zacht, vaag en draaglijk. Wat ik op het ene moment ervaar als een inzicht, vind ik de volgende dag een holle frase.'
Pruis kiest uiterst secuur haar woorden en het is een groot plezier om te lezen.
Ik zie in de recensies hier regelmatig de woorden 'gekunsteld' en 'pretentieus' opduiken en dat vind ik bijzonder. Ik zou het juist pretentieloos noemen: eerlijk over het eigen tekortschieten, op een bijna verveelde manier, dat vind ik een prikkelend perspectief. En gekunsteld is echt het tegenovergestelde van wat dit proza is.
Eindelijk uit. Het voelt alsof je het dagboek leest van iemand die literair probeert te zijn. Ieder hoofdstuk een nieuwe poging tot roman om daarna weer terug te grijpen naar de werkster. Onsamenhangend, chaotisch en pretentieus..
zoals regelmatig het geval is, ben ik het weer compleet oneens met de meeste recensies hier en vond ik dit een heerlijk boek ! hoe mensen dit als “moeilijk” of “pretentieus” kunnen omschrijven gaat mijn pet te boven maar goed. ik ben ook groot fan van marja’s stukjes in de groene dus misschien ben ik precies die vervelende amsterdammer die de lezers hier typeren als “marja’s publiek”. hoe dan ook: marja’s proza is prachtig, en ook gewoon echt heel grappig ! en daarnaast is het ook nog eens een interessant, relevant, en schrijnend verhaal vanuit het perspectief van een vrouw die je waarschijnlijk regelmatig tegenkomt in de ekoplaza en best wel begrijpt maar toch ook in haar gezicht wil slaan.
“Hartog en ik zaten ieder naast onze slapende, zieke pop, ik was bang te gaan hoesten, of uit mijn stoel te vallen, het hielp om af en toe schuin achter me te kijken naar hem die daar zat te zitten, met dat verstand en dat hart. Het rook er naar kerk, ziekenhuis, boeddhisme, we moesten theedrinken, waarover Hartog later zei: 'Waarom zou je dat moeten drinken?' De teksten die uit de luidsprekers klonken en waarvan ik me steeds afvroeg wat ze betekenden, vond hij lulkoek. Ik schoot ervan in de lach, om hoe hij dat zei, toen het was afgelopen en we buiten verlicht ademhaalden. ‘Lulkoek.’ Ik dacht: ik ben een lam.”
Kon Clara niet meer uitstaan aan het einde van het boek. Hulde voor hoe Pruis Clara’s verwende vooringenomenheid meedogenloos én heel secuur weet op te schrijven.
Het boek eindigt met een gewetensvraag voor de lezer. Dat vond ik origineel en mooi. Enkele jaren terug las ik een boek van Natascha Wodin (Nastja's tranen, 2022) wat net als dit boek van Marja Pruis ging over de relatie tussen een vrouw en haar huishoudster. Dat mooie en interessante boek dook erg in op het familieverhaal van de huishoudster en op de onverenigbaarheid van de levens (en levensstandaard) van de twee hoofdpersonen, hoe sterk het verlangen ook was om troost in elkaar te vinden. Ook speelde er net als bij Marja Pruis een soort droombeeld mee van hoe vormbaar of plooibaar de huishoudster zou zijn, terwijl de werkelijkheid veel weerbarstiger was. Hoewel ik bang was dat Pruis' boek een soort herhaling van zetten zou zijn van dit nog redelijk recentere eerdere boek, had het toch een heel andere insteek. Er waren parallellen, maar Marja Pruis beschrijft ook veel meer het huiselijke leven van de vrouw des huizes (die veel trekken van haarzelf heeft) en de mening van haar man en kinderen. En ook haar relatie met vrienden en met collega's op het werk. Ik vond al die dagelijkse gebeurtenissen heel prettig om te lezen. Het verhaal van de huishoudster was er mooi doorheen geweven.
Ik vond niet alles even interessant en vond het soms wat pretentieus. Maar ik begrijp ook dat dat waarschijnlijk precies het punt was. Zelf werk ik met mensen die Nederlands willen oefenen. Ik werk hiervoor met vrijwilligers, en af en toe krijg je vrijwilligers die lijken op Clara. Wat wereldvreemd, veel aannames over "buitenlanders", zelf denken ze de beste bedoelingen te hebben want: we hebben het toch zo goed? Die zichzelf erg belangrijk vinden in het leven van "de hulpbehoevende buitenlander", maar ze stiekem ook wantrouwen maar dat niet toegeven. Heel naief eigenlijk. Die naïviteit werd extra duidelijk door het einde. Clara vond ik echt heel sterk en realistisch geportretteerd. Knap gedaan.
Mooi boek over het ongemak van de rijke Westerse mens in haar omgang met armere mensen uit minder geprivilegieerde delen van de wereld, Marja Pruis waardig (ik ben fan van haar schrijven). Met de beroemde eerste twee regels uit Mrs. Dalloway als motto. Mijn eerste boek in 2024.
Aantekeningen voor mezelf gemaakt. Eén grote spoiler.
Ik lees dit boek voor een deel terwijl ik per trein naar het Franse platteland in de Loire-regio reis. Eerst naar Rotterdam, daar overstappen op de internationale trein naar Brussel Midi, vanwaar de Hoge Snelheidstrein naar Paris Nord. Van Nord met metrolijn 4 naar het Gare Montparnasse, een klere eind lopen naar Hal2 voor de TGV naar Le Mans en Rennes. Het lijkt een heel gedoe maar het loopt allemaal op rolletjes. Met alle tijd om Marja Pruis haar laatste boek te lezen. Pruis heeft in dit boek elke zin onvermijdelijk gemaakt en van betekenis voorzien, waardoor ik merk dat de zee van treintijd een zegen voor me is om dit boek te lezen. De enige noot in mineur is dat in de trein van Parijs naar het platteland echt minstens de helft van de reizigers in mijn coupé verkouden is en hard en vies zit te hoesten. Het lijkt alsof Parijs massaal aan het virus is. Of zou het leven in de Lichtstad zo ongezond zijn? Als ik niet door rondvliegende virussen over een paar dagen ook verkouden ben, dan weet ik het niet meer. Of klink ik nu even tobberig als de hoofdpersoon in Pruis’ roman?
Geluk Hoofdpersoon Clara schrijft. ”Schrijven vanuit geluk, niet vanuit verlangen, ik denk dat dat het moeilijkste is, maar ook wat me te doen staan.” En: “Ik zou het liefst alles wat ik schrijf willen plaatsen achter een toegangspoort waarop gespijkerd staat: ambivalentie.” Is ze gelukkig?, vraagt Clara zich af: “In plaats van te spreken over geluk hebben we het over het dakterras, en een restaurant hier om de hoek waar Hartog en ik zijn gaan eten, over stoelen die we zoeken (… etc etc).” Clara wordt Mrs. Dalloway genoemd door familie en vrienden, met haar gemuts over het huis, de wijk, het servies, tafelkleed, het porselein, de bloemen (die beroemde bloemen waarmee het beroemde boek van Virginia Woolf begint). “We zijn een eilandenrijk, we zijn een gezin.”
Plek in de wereld Clara filosofeert over haar plek in de wereld. Met name in relatie tot anderen. Bijvoorbeeld haar partner Hartog met wie ze in een groot huis woont maar die ze niet altijd goed in haar buurt verdraagt. “Grappig genoeg is dat iets wat Hartog best vaak tegen me zegt, als hij voelt - nog voordat ik het zelf doorheb - dat zijn aanwezigheid me te veel is. Dat ik lebensraum nodig heb. ‘Ik woon hier ook,’ zegt hij. (…) Wat je zomaar zou kunnen vergeten, is dat wat je voelt ook voor de ander geldt.” Ze vraagt zich af of het partnerschap niet altijd een huwelijk voor altijd hoeft te zijn, of misschien ook een andere vorm mag hebben, of voor een gelimiteerde periode. Kijk, dáár ben ik voorstander van, van huwelijken met een vaste einddatum; vernieuwen mag, maar anders eindigt het van rechtswege zodra de hoofdfunctie van veiligheid bieden voor kinderen is vervuld.
Schoonmaakster Het tweede onderwerp van hoofdpersoon’s gefilosofeer is haar relatie met haar schoonmaakster Rosa. Rosa is de zoveelste buitenlandse schoonmaakster die Clara voor zich laat werken omdat ze zelf dat werk niet wil doen. Clara schaamt zich ervoor. “Mijn hele lichaam komt in een verontschuldigende kramp terecht, ik koop bloemen, bedenk offerandes.” Rosa is een gevluchte immigrant uit een Afrikaans land dat Clara niet kan onthouden maar waar ze Frans spreken (Ivoorkust? Niger? Algerije, L’Île Maurice? Kan vanalles zijn). Clara voelt zich er verantwoordelijk voor om Rosa te helpen; ze wil allerlei mensen helpen om te “laten zien dat ik de mens ben die ik niet ben”, namelijk een ongelukkige vrouw met bezit en een minderwaardigheidsgevoel, die haar plek in de wereld niet kan vinden. Pruis laat een fictieve filosoof des vaderlands erover zeggen: “Want het zijn andermans goede bedoelingen die mij zullen vernederen en verzwelgen. Diep in het goede zit het kwaad verborgen en diep in het kwaad de levenslust.” Mrs. Clara Dalloway wil heeeel graag deugdzaam zijn, het goede voor anderen doen. Ze worstelt met ouder worden: “(…) blijf ik die vrouw die angstvallig vasthoudt aan haar lange blonde haren, die niet wil vergeten te glimlachen van tijd tot tijd?”
Gestolen En dan gebeurt er iets verwarrends. Schoonmaakster Rosa heeft aan Clara en Hartog gevraagd om haar bij hen verdiende geld te bewaren en later uit te betalen - waarom wordt niet duidelijk. Clara bewaart het geld contant in een kistje. Maar dan wordt het geld uit het kistje gestolen. Iedereen verdenkt Rosa, ook Clara ook al wil ze dat tegelijkertijd niet. Of Rose het wel of niet gedaan heeft, laat Pruis in het midden. In het laatste deel vertelt Rose in vijf korte hoofdstukken wat haar allemaal is overkomen om in Amsterdam terecht te komen. Het is ontluisterend. Pruis beschrijft de ellende van een vluchtende vrouw droog maar het laat je niet onberoerd. Of Rose wel of niet gestolen heeft, is niet zo belangrijk want dat gruwelijke vluchtverhaal en het elitaire verkwistende gedrag van de rijke Westerling, dát, volgens Pruis, is wat je over haar moet weten. Het stuurt het elitaire semi-ongelukkige getob van Clara ‘Dalloway’ met één zwaai naar de afdeling ‘schaamteloos gemuts’.
“Ik heb aan weinig genoeg, denk ik. Nu alle muziek overal verkrijgbaar is, beluister ik niets meer, ga in stilte de dag door. Ik kom pas in actie als ik word beknot.”
“Ik denk dat ik alleen de eerste zeven jaar dat we elkaar kenden beledigd kom raken door iets wat hij zei. Of tegen hem in zou gaan. Verlangde dat er ergens een bandopname meeliep zodat we terug konden luisteren waar het precies fout was gegaan, en wiens schuld dat was.”
“Wat ik op het ene moment ervaar als een inzicht, vind ik de volgende dag een holle frase.”
Ik heb zo'n beetje een trauma van de docenten op de middelbare school die mijn presentaties en stukken 'degelijk' noemden. Maar dit is wel echt een degelijk boek, dat drijft op stijl. Voor de rest heeft Pruis zichzelf niet echt uitgedaagd, door volledig vanuit haar bubbel te schrijven.
Hij blijkt eigenlijk dichter te zijn, waar ik niet van opkijk. Ik word omringd door mensen die eigenlijk iets anders zijn. (22)
Weliswaar fraai geschreven, maar langdradig, geforceerd en drammerig verhaal over een werkster die al dan niet geld zou hebben gestolen. Fijne bladspiegel, daardoor vlot uit.
ik weet even niet hoe ik dit moet beoordelen. De 'stream of conciousness' werkt aan de ene kant goed, maar aan de andere kant snapte ik er ook echt niks van. Fijn om even na te bespreken met de boekenclub!
Eerst dacht ik: Nee, wat irritant, dat warrige gedoe. Beetje gekunsteld ook. Ik moest zelfs af en toe een bladzijde opnieuw lezen omdat niet tot me doorgedrongen was wat ik net had gelezen. Maar ergens richting deel II pakte het me toch. Mooie zinnen zag ik. En humor. En dat van de hak op de tak springen klopte ineens. Ik moet nog even nadenken over wat ik van deel III vind. Want dat was aan de ene kant indrukwekkend, maar tegelijkertijd ook weer niet heel verrassend. Het thema is interessant. Hoofdpersoon Clara is wel héél erg bezig met deugen, maar gelukkig heeft ze een broodnuchtere man naast zich. En een zoon die overal heel anders over denkt. Toen ik het boek uithad, heb ik het begin nog een keer gelezen. En ja. Dat was achteraf ook eigenlijk best goed.
Je herkent het Mrs. Dalloweeïge in jezelf en je wilt er iets mee. Ik begrijp de opdracht aan de Mrs. Dalloway’en: ken uw werkster. Dit antwoord aan Woolf wordt gebiedende wijs gedicteerd in het laatste deel. Maar wie is de Clara Dalloway van de hoofdstukken daarvoor? Ze is schrijfster maar schrijft zinnen die zich herhalen, geen gedachte afmaken, soms zelf onaf zijn. Zou het, Dalloway indachtig, eerder een innerlijke monoloog betreffen? Of placht Pruis het onaffe, meanserende van aaneengeplakte notitieboeknotities te laten zien?
Wel zin om Mrs. Dalloway zelf weer op te pakken. Misschien dat ik in het gesprek tussen de boeken ook deze beter op waarde kan schatten.
Stilistisch mooi maar door de opbouw lastig doorheen te komen. We krijgen de (filosofische) gedachten van hoofdpersoon Clara als een innerlijke monoloog voorgeschoteld waarin ze van de hak op de tak springt. Een geprivilegieerde witte vrouw die een poging doet het leven te begrijpen. ‘Ga ervan uit dat je weinig weet en dat je nooit veel zal weten tot je leert zien.’ Het is haar les aan de stagiaire. In de praktijk lukt het haar, ondanks goede bedoelingen, niet om haar werkster Rose echt te zien.
Deze roman wil denk ik beschrijven hoe iemand met haar rol worstelt als ‘werkgever’ van haar huishoudelijke hulp. Haar vrije associaties vind ik soms wat moeilijk te volgen.