Met zijn nieuwe dichtbundel ‘Komijnsplitsers’ zet Lucas Rijneveld opnieuw een grote stap in zijn dichterschap. In acht afdelingen onderzoekt Rijneveld wat het betekent om te in een huis, in jezelf en in verhoudingen tot anderen. Wie of wat heb je nodig om een compleet mens te zijn? In een van de gedichten wordt verhaald over het verlangen één ruimte te zijn; iemand zoekt een brandtrap uit deze dag, trekt in plaats van een grijs vest een jongen aan. De vrees om iemand te worden die de ander niet kan hebben – ‘om de verkeerde mens om je beenderen te vormen’ – vormt het grootste gevaar voor het maar al te herkenbare en hoopvolle verlangen naar groei. In een taal die naar adem hapt en het zweet van het voorhoofd veegt, staat ‘Komijnsplitsers’ als een huis.
In 2020 won Lucas Rijneveld de International Booker Prize voor ‘De avond is ongemak’.
Lucas Rijneveld (b. 1991) grew up in a Reformed farming family in North Brabant before moving to Utrecht. One of the greatest new voices in Dutch literature, his first poetry collection, Kalfsvlies, was awarded the C. Buddingh' Prize for best poetry debut in 2015, with the newspaper de Volkskrant naming him literary talent of the year. In 2018, Atlas Contact published his first novel, De avond is ongemak (The Discomfort of Evening), which won the prestigious ANV Debut Prize and was a national bestseller. The UK edition won the Booker International Prize 2020. Alongside his writing career, Rijneveld works on a dairy farm.
“Ik kan je van hieruit zeggen dat eenzaamheid als een zeepje op de badrand ligt.”
Ik keek heel erg uit naar deze nieuwe bundel, maar deze bundel wist me deze keer niet zo te raken als zijn vorige bundels. Het voelde soms wat te algemeen, alsof door iemand tegen hem is gezegd van 'je bent nu bekender, probeer vooral ook een wat groter, algemeen publiek aan te spreken'. Daar is absoluut niks mis mee (lang leve toegankelijke poëzie voor iedereen!), maar in deze bundel kreeg ik daardoor bij sommige zinnen en fragmenten een wat te 'breed' gevoel, alsof er in elk gedicht door iedereen dezelfde duidelijke zin moet kunnen worden aangewezen die het hele gedicht draagt, een regel die de hele boodschap moest overbrengen waar alle andere regels naartoe leiden. Alsof alles wat veiliger en 'ruimer genomen' moest worden, alsof er geen kans mocht zijn om anders begrepen te worden dan bedoeld. Dat ging voor mij ten koste van de eigenheid, de eigenaardigheden, het risico, het persoonlijke karakter, waar ik in zijn eerdere werk juist zo van de specifieke details hield en daar ook heel erg op hoopte voor deze bundel. Ik miste hier de gedichten die echt ingezoomde kleine tafereeltjes waren (zoals de eerdere 'hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden, trillend op de bedrand je koude handen als rauw sukadelappen op je ogen'). Er zaten hier nog steeds heel sterke beelden in (en ik ben nog steeds groot fan van zijn poëzie), maar na de eerste lezing is er niks dat echt blijft hangen dit keer, wat ik heel jammer vind. (Maar ik wil hem sowieso gaan herlezen). Er zaten zinnen/fragmenten in die voor mij gewoon een beetje te veel op tegeltjeswijsheden leken, waar ik persoonlijk geen fan van ben. Bijvoorbeeld: “Zelfs de mooiste boom krijgt op een dag te maken met de hakbijl.” of “[…] Niet het reikhalzen verwarren met een ander uitzicht willen, langzaam ga je inzien dat wat je verlangt misschien niet gevonden kan worden, dat je bij spoorzoekertje enkel de stoepkrijtpijlen hoeft te volgen, maar dat dat niet geldt voor het vinden van de juiste liefde, dat stoepkrijtpijlen uiteindelijk door regen vervagen.[…]” of “Een vriend vergelijkt sommige mensen met peertjes, ooit gaven ze licht en nu zijn ze stuk. Hij zegt: je kunt blijven denken dat de aarde donker is, of je het schijnsel herinneren en hoe schitterend. Je denkt je een peertje: beschadigd maar ooit vol licht en hoe je op een dag vervangen wordt.”
Dit zijn voorbeelden van zinnen of ideeën waarvan ik het idee heb dat ik ze vaker gehoord heb of ben tegengekomen, voorspelbaar of niet echt interessant voor mij persoonlijk. Maar wel zinnen die het vaak bij een breder publiek (dan de niche die poëzielezers toch vaak zijn) beter doen, en die bij wijze van spreken uitgekozen kunnen worden om op een muur geschilderd te worden of als tatoeage gezet kunnen worden. Dat soort zinnen haalden voor mij misschien dan ook de wel sterke, kleine beelden of vergelijkingen naar beneden die me voorheen zo onverwacht en daarom juist hard konden raken. Soms vond ik de laatste zinnen van gedichten net te veel ‘afronden’ of een te groot ‘uitsmijter’-gehalte hebben. Liever was ik soms als lezer wat vrijer gelaten, had ik juist wat meer willen puzzelen, me afvragen wat er bedoeld werd. Gooi me af en toe maar de diepte in en vang me vooral niet elke keer op.
En ik moet gezegd hebben: niets lijkt me als schrijver zo eng als alleen maar grote prijzen winnen met je werk, en dan toch weer aan een nieuw werk beginnen, waarbij de verwachtingen steeds hoger liggen en alles wordt vergeleken met je eerdere successen. Veel respect daarvoor, en voor alles wat hij doet en waar hij voor staat. Ondanks dat zijn andere bundels me meer wisten te raken dan deze, hoop ik dat er nog veel meer zullen volgen. <3
Marieke Lucas Rijneveld sluit haar enerverende Boekenweek als volgt af op Facebook: ,,Ik voel me een gevelde vleermuis, maar wat was het een waanzinnig mooie week!’’ Vleiende reakties. ,,Nederland is trots op je’’, schrijft zelfs iemand. Ik heb een hekel aan dit sociale media gereutel in het luchtledige. Doe normaal man! ,,Nederland is trots op je.’’ Doe niet zo gek! Als je “Komijnsplitsers” GELEZEN zou hebben, zou je weten dat Nederland helemaal niet trots is op Rijneveld. Een groot deel van Nederland heeft het helemaal niet op “de anderen”, op de kleurlingen, op de gelovigen, op de gehandicapten, op de ongelovigen, op homo’s, op genderneutralen. Dus ook niet op Marieke Lucas Rijneveld.
Nog steeds snap ik niet hoe ik onlangs “Mijn lieve gunsteling” op mijn klippen moest laten stranden. Was het echt zo tergend? Het weerhield me er gelukkig niet van om “Komijnsplitsters” mee te grissen op het vliegveld van Eindhoven. Ik ben wat dat betreft een dikkop, zoals ze bij ons zeggen, en dat is af en toe een leuke eigenschap. Niet blijven staan en mokken bij het ruiken van een scheet, maar doorlopen, glimlachen en weten dat het ergens heus weer lekker zal ruiken. Zoiets.
“Komijnsplitsers” is zonder twijfel Rijnevelds meest persoonlijke, meest intieme bundel tot nu toe. Je kunt je afvragen of de serie gedichten aan kracht in zou boeten zonder het sublieme marketingteam dat de paden van de schrijver op dit ogenblik plaveit. Ik geloof het niet, ook al zou het ongetwijfeld minder eenvoudig zijn om bij elk gedicht op te stappen. Ik geloof dat Nederland zo langzamerhand de in’s en out’s kent, en dat helpt. Rijnevelds bundels worden nooit overstroomd door vrolijkheid, er is altijd sprake van een strijd om te overleven. Meer dan ooit refereert hij in deze bundel naar zichzelf. De moeite van het zelf accepteren van het gevoel, geen meisje, geen jongen, er ergens tussenin. Dat is de eerste stap. De tweede stap: alle anderen dan jezelf. De wetenschap om nooit helemaal voor de volle honderd procent te kunnen zijn wie je wilt, maar het zo dicht mogelijk benaderen. De pijn, de eigen pijn en die naar anderen toe. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat veel gedichten in “Komijnsplitsers” een soort van therapie zijn geweest voor Marieke Lucas Rijneveld. Gebundeld is het iets groters geworden, iets veel groters. Ik zou het een manifest willen noemen. Of overdrijf ik dan? Hoe dan ook, hij heeft een bres geslagen, de genderneutraliteit bespreekbaar gemaakt zoals nog niemand dat gelukt was. En dan is er nog iets, waarvoor ik even terugkeer naar Ellen Deckwitz’ “Dit gaat niet over grasmaaien (Hoe lees je poëzie)” dat ik ongeveer een jaar geleden las. In haar “handleiding” stelt ze dat poëzie je kan troosten, dat het je op momenten laat zien dat je niet de enige bent die met een gewicht op je schouders rondloopt. Het is precies wat Rijneveld doet met zijn “Komijnsplitsers”. Therapie, twee kanten op. Nee, Nederland is niet trots op Rijneveld, maar hij mag meer dan terecht verrekte trots zijn op zichzelf.
Deckwitz had het overigens ook over het moment waarop je een gedicht leest. Een gedicht verandert in de tijd, en met de tijd. Ik verwijs voor die stelling naar “Verzoeningsleer”. Ik geloof niet dat Marieke Lucas Rijneveld de oorlog tussen Oekraïne en Rusland in gedachten had toen hij dit schreef. Het is echter actueler dan ooit.
VERZOENINGSLEER
Alles vermijden en geen vrede vinden. Wat is zielenrust nog als je steeds met wiebelzucht in je benen, als je niet van kuieren houdt, de pas constant in de maat
en versneld. Je zo kakkineus bent als het erop aankomt, je steeds met dure woorden strooit, zoals hemeltergend, brisant en erbarmelijk, en je doodgemoedereerd
langs het kanaal struint, met al die stemmen in je hoofd, het rapaille waar je maar niet van afkomt. Ze willen dat je te water gaat, tot het aan je schouderbladen staat,
ze willen dat je de schellen van de maan schreeuwt en de nacht zo zwart als een meerkoet wordt. Tot je naar de waterkant verlangt, en eenmaal afgedroogd en
opgewarmd ziet hoe het land in stukken ligt, hoe fragmentarisch je uitzicht is, hoe je in termen van kalmte denkt maar de verzoeningsleer uit de weg gaat. Hoe je
steeds met dure woorden strooit als lankmoedig, geroezemoes en rechtschapen, maar geen één de lading dekt of zegt wat je nu eigenlijk bedoelt. De stemmen lokken
je naar het slapeloze, naar het nachtbraken en geen malle zin meer uit je strot krijgen. Geef je over, fluisteren ze, hijs de vlag, wees manhaftig want het einde, het einde nadert.
Recensie verschenen in De Standaard der Letteren, 22/1/2022
Marieke Lucas Rijneveld opent zijn nieuwe dichtbundel Komijnsplitsers met een opsomming van mensen voor wie geluk gevaarlijk is. Het betreffende gedicht, met de betekenisvolle titel ‘De troostzoekers’, eindigt echter met geruststellende woorden: ‘voor iedereen is hier de plek’. Hoewel ook Rijneveld weet dat de poëzie helemaal niet voor iedereen is, worden we allemaal in dit markante universum uitgenodigd. Wie de hokjesgeest in stand wenst te houden, krijgt intussen een verbeten dichter achter zich aan: Rijneveld is tégen etiketten en voor ‘verbroedering’.
Die focus op verbroedering in tijden van polarisatie heeft ontegenzeggelijk iets politiek-corrects, maar dat is niet de belangrijkste reden om streng te zijn voor de poëzie in Komijnsplitsers. Het is duidelijk dat Rijneveld ten opzichte van zijn eerdere bundels Kalfsvlies (2015) en Fantoommerrie (2019) een zekere stilistische ontwikkeling heeft doorgemaakt, in die zin dat deze bundel niet grossiert in vergelijkingen met ‘als’. Wel zijn de gedichten in Komijnsplitsers opnieuw sterk uitdijend en staan ze – voor de liefhebber van poëtische stijlfiguren – boordevol herhalingen, parallellismen en ellipsen. Meer dan in zijn vorige bundels ontsnapt Rijneveld daarbij echter niet aan clichés, die net zozeer over elkaar heen buitelen als de vele beelden die de dichter gebruikt. Een greep: ‘een donker wolkenveld’ voor een depressie, ‘in jou is alles zo donker’, ‘over hoe te leven / ontbreekt de handleiding’, ‘de mens met zijn rikketik op de tong’, ‘je mond is een scherf’, ‘wat je wil is rust, je door een zee / van wilde bloemen begeven’.
Dat soort gemeenplaatsen zouden rigoureus geschrapt moeten worden, en al helemaal in een bundel die bij vlagen een ongekende poëtische zeggingskracht laat zien. Want ook bij deze Rijneveld valt er genoeg in je notitieboekje met memorabele zinnen te noteren: ‘ik heb nog nooit iemand / bijgevijld – scheefgroei zit in al mijn voorvaderen’, bijvoorbeeld, of ‘je wist de nachtegalen in je hoofd tot stilte te manen, / jezelf te laten bestaan, zoals een molen windrecht heeft.’
Compromisloos
Qua stilistische kwaliteit is Komijnsplitsers een bundel die wat op en neer zwalkt. Dat de lectuur desondanks boeiend blijft, komt vooral door de compromisloze manier waarop Rijneveld woorden geeft aan de worsteling met het menselijke bestaan. Voor een deel gaat die worsteling over de eigen genderidentiteit, zoals in het gedicht ‘Uit een veelbekroond leven’, waarin de thematiek van gendertransitie (in dit geval van vrouw naar man) Bijbels wordt verbeeld als ‘de rib terug in / Adams lichaam willen plaatsen’. In andere gedichten gaat het in meer algemene zin om de omgang met negatieve gedachtes en wenst Rijneveld om ‘een brandtrap uit deze dag, een brandtrap uit dit gedicht’.
Cruciaal is Rijnevelds focus op het onzichtbare aspect van dit soort worstelingen. In ‘Kwetsuren’ spreekt de dichter een ‘jij’ aan met wie op het eerste gezicht niets aan de hand lijkt: ‘Anderen hadden een probleemhuid, jij was zo gaaf dat // niemand iets aan je zag.’ Rijneveld is geïnteresseerd in de complexe en soms duistere processen die van binnen plaatsvinden terwijl alles van buiten in orde lijkt. Het titelgedicht ‘De komijnsplitsers’ eindigt veelzeggend met een visie op mensen die enerzijds het geheim intact laat, en anderzijds garant staat voor fundamentele eenzaamheid: ‘niemand kent ze daadwerkelijk’.
Krentenbollen
Misschien schuilt de essentie van Rijnevelds schrijverschap wel hierin: in de literatuur kun je die ongrijpbare binnenwereld zoekend aftasten, en de menselijke geest ontleden in al zijn liefkozingen en duisterheden. Want die twee gaan bij Rijneveld onherroepelijk samen. In ‘Klapwiekgevaar’ zegt de dichter het met een knipoog naar ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem: ‘wat kan alles mooi zijn als je het / niet verwacht, als je doemdenkt’. Al doemdenkend is Rijneveld wat mij betreft op zijn best. In het memorabele gedicht ‘Tegen de weelde’ laat hij bijvoorbeeld een slapeloze nachtegaal dood uit de nok van een woning vallen, om vervolgens het lijkje naast de krentenbollen in de vriezer te leggen. In die nogal smakeloze handeling blijft van Keats’ ‘Ode to a nightingale’ weinig heel – of is die diepgevroren nachtegaal juist hoogst romantisch, omdat Rijneveld het niet over zijn hart kan verkrijgen de muzische vogel te laten wegrotten? Met dit soort beelden, waarin schoonheid en morbiditeit stuivertje wissen te midden van alledaagse krentenbollen, gaat Rijneveld onder mijn huid zitten. Laat hem maar doemdenken, denk ik dan, maar gooi die zee met wilde bloemen dan liever op de composthoop.
De poezie van Marieke Lucas Rijneveld wil ik luisteren, lezen en herlezen. Ik wil experimenteren met verschillende toonhoogtes en in andere ritmes, hardop voordragen om de betekenis ervan te ontcijferen, om het vervolgens gewoon over me heen te laten komen. Iedere ochtend één gedicht, de dag erna allemaal achter elkaar. En dan nog een keertje.
Love poëzie die op enige manier nog toegankelijk is (ik kan het nog steeds niet helemaal loslaten een gedicht te willen doorgronden), maar wel gewoon heel mooi. De thema’s zijn niet altijd licht, veelal gaan de gedichten over innerlijke worstelingen, twijfels, somberheid, maar het wordt zo mooi gebracht. Beeldrijk, troostend, en vooral lieflijk. Dat laatste woord is echt wat er in m’n hoofd opkomt als ik aan deze bundel denk: de woorden alleen al zijn zo lief (snoezekop, fluweelzoenen, zoekmatroos, kuitenbijter, dakhaasliefje, wiebelzucht) en daarbij de manier waarop Rijneveld zich begripvol toont naar zichzelf en anderen. Maar het geheel is ook weer niet te zoet, het is ook strijdlustig, wat dan weer goed naar voren komt in bijvoorbeeld de gedichten over zijn gendertransitie.
Vind het ook indrukwekkend hoe evenwichtig de gedichten aanvoelen; ze zijn soms om een heel woordveld (gereedschap, natuur, strijd) heen gebouwd dat dan ook ten dienste staat van de gehele thematiek. Net kunstwerkjes. De gedichten van Rijneveld bevielen me beter dan zijn roman ‘De avond is ongemak’, misschien omdat zijn beeldrijke taal zo goed past in dichtvorm, misschien vanwege het verschil met de ‘hardheid’ die ik las in zijn roman.
‘Zin om alles te overdrijven, om halfdronken te apenkooien / of te slingerfietsen, geen dorst die gelest kan worden, / om je zolderkop op te ruimen, eindelijk eens plastic te / verzamelen waarvan je een vlot kunt bouwen / en dan Het Kanaal oversteken als een zeerover.’
Nu ook zin in (en in meer poëzie van Marieke Lucas Rijneveld!)
Als ik ooit het talent, tijd, volharding en woordenschat had dan zou ik graag gedichten schrijven zoals Lucas Rijneveld. Ik heb erg genoten van de beeldende, figuurlijke taal vol neologismen over een leven dat soms niet past of prikkelt als zo'n etiketje aan een wollen trui die je niet voor kerstmis wou, over je niet thuis voelen in je lichaam of je huis en zo krom-door-zee zijn dat je niet weet waar te beginnen en dan toch ergens mee starten en de rug rechten. Start misschien met het einde zoals dit gedicht voor troostzoekers (tevens de titel van de prachtige binnenkomer in de bundel. Het deed mij alvast wankelen. Blij dat de laatste gedichten wat meer hoop aan de dageraad doen gloren, want soms is het wel naar adem happen.
HET NUT VAN WANKELEN
Vertel me, lievemans, dat mijn zeebenen op een dag bij mij horen, dat ik met een slecht handschrift ooit ergens aan de bak kan komen.
Vertel me, lievemans, dat er vogels zijn die zo nu en dan de windrichting vergeten, die verlangen naar een landing en toch hoog in de lucht blijven.
Vertel me, lievemans, dat er in wankelen een prachtige vorm van houvast schuilt, dat ik kwetsbaar mag zijn in alles wat me maakt en raakt.
Vertel me, lievemans, dat de beren op de weg enkel grommen omdat het grommen nu eenmaal in hun aard zit en ik het gewoon te persoonlijk opvat.
Vertel me, lievemans, dat een breuk altijd in je gewrichten blijft maar dat een val niet als vanzelf volgt, je daarvoor eerst moet struikelen en de grond.
Vertel me, lievemans, dat mocht ik ooit vallen er altijd een kans op genezing is, dat het nut van wankelen betekent dat je een mens bent die wat probeert.
Vertel me, lievemans, dat je er zal zijn als ik uit evenwicht, als ik zeeziek dit land bewandel en leer me mijn draaierigheid te vergeten, leer me te blijven, fier en soms onzeker.
Het is al van de eerste keer dat ik Shakespeare las geleden dat ik nog zoveel voelde tijdens het lezen van een boek. Een indrukwekkende prestatie van Rijneveld!
Komijnsplitsers, de nieuwe dichtbundel van Marieke Lucas Rijneveld, begint met een haast programmatische waarschuwing: geluk is gevaarlijk. Het is gevaarlijk voor mensen die er ‘spaarzaam’ mee omgaan. Die mensen doen denken aan de ouders in Rijnevelds debuut De avond is ongemak (2018). De dood van hun zoon heeft hen zo getraumatiseerd dat houden van hun andere kinderen te veel pijn doet. Het geluk weren, is overigens ook gevaarlijk, zo blijkt in de roman waarvoor de auteur de International Booker Prize won. De overgebleven kinderen verliezen zich in wrede spelletjes waarbij ze zichzelf, elkaar en de nodige huisdieren beschadigen.
In Komijnsplitsers, de derde dichtbundel van Rijneveld, is de keuze voor geluk ook niet gemakkelijk. Er wordt veel getwijfeld en geleden, en er wordt veel gedacht over een lyrisch je, dat streeft – en soms snakt – naar geluk, maar tegelijkertijd terugdeinst voor de veranderingen die nodig zijn om het geluk te bereiken.
als je puin wil ruimen, als je erachter komt dat er sprake is van meerwerk, het bouwstof en klapzand zich
in je knieholtes ophopen, als de voegen van het zoeken langzaam dichtslibben, als alle scheluwen in je kop door vocht kromtrekken. En wat is dan nog de
deugd, wat is dan nog de ethiek hoe sta je rechtop als de kraanvogel verkeerd gevouwen is? Hoe houd je je kranig tussen al dat heilawaai, tussen alle stortbuien door.
Een bundel met zeker mooie gedichten of mooie stukken. De eindeloze vergelijkingen die in zijn debuut zaten, vond ik (gelukkig) in deze bundel minder terug. Toch blijf ik Kalfsvlies de beste bundel vinden; gevoelsmatig. Taaltechnisch vond ik Fantoommerrie, Rijnevelds tweede bundel, het sterkst. Deze bundel vond ik geen van beide. Mooi, maar niet uitzonderlijk, zoals ik over het algemeen wel van Rijneveld gewend ben.
“Vertel me, lievemans, dat mocht ik ooit vallen er altijd kans op genezing is, dat het nut van wankelen betekent dat je een mens bent die wat probeert.”
Misschien is het niet helemaal eerlijk, want mijn review wordt er zeker door beïnvloed dat dit het vijfde werk is dat ik van hem lees, maar deze bundel voelde te beschaafd, te afgemeten, vergeleken met zijn andere werken. Hij blijft een woordentovenaar maar ik mis de rauwheid.
In de bibliotheek bedacht ik mij vandaag: 'Laat ik weer een gedichtenbundel lezen'. Ik vond Rijneveld op enkelhoogte op de plank staan. Ik las eerder één roman van Rijneveld maar wist dat eerste werk 'Kalfsvlies' ook een gedichtenbundel was.
Ik heb het in een ruk uitgelezen, maar toch ook weer niet. Ik heb woorden, zinnen opnieuw gelezen. Ik heb het boek neergelegd en weer opgepakt. Ik heb genoten.
Enkele favoriete zinnen:
"Je kunt niet verdwalen omdat je al verdwaald bent, je kunt niet kwijtgeraakt zijn als je de hele tijd verstoppertje speelt."
"Waarom zou je vervellen als niemand je nieuwe huid ziet?"
"kwestie van groeien, zeggen ze, groei verdorie toch die boom voorbij, maar je bent zo ontzettend moe, iedere glimlach een
kiezelsteentje in je schoen, en je weet donders goed:-"
Ik wist al dat Lucas een van mijn favoriete auteurs is, misschien wel de allerfavorietste, maar toch had ik niet durven hopen dat zijn poëzie hetzelfde effect op me zou hebben als zijn romans. Wel dus. De allermooiste dichtbundel die mijn handen al hebben mogen aanraken. Sjonge...
‘Misschien is het dit: dat ik je tot in het genottelijke naakt heb gekeken, het vruchtensap uit je lippen geknepen, jij die als een lijsterbes zo rood en veel.’
Lees deze bundel hardop; het ritme is prachtig. Neem de tijd, elke dag een paar gedichten met volle aandacht, vond ik essentieel. Komijnsplitsers voelde op de een of andere manier - hoewel ik het minder sterk vond dan Kalfsvlies - dichter bij/tot Rijneveld. Alsof hij soms schreef naar zijn innerlijke kind, vol troost en zelfrespect. Ik voelde een volwassen liefde die ik nog niet eerder in zijn dichtbundels had gevoeld, bewonderenswaardig. Er zitten veel absolute uitspraken in. Dat maakt het universeel, maar de hoeveelheid was voor mij soms te groot. Einde van gedichten kwamen soms abrupt en gaven het ‘ja ja hè hè gevoel’. Dat dat het dan gewoon ineens was. Lievelingsgedichten waren: Onbewimpeld vallen en Lieve kuitenbijter. Een belangrijk werk en wederom prachtig omslag <3
poeha zeg het argrarisch en hondgehalte is hoog en de woordcombinaties die alle kanten op waaien vonk wel lastig op de voet te volgen, maar de had-ik-maar-een-pielemuis en minder weeïge zeeïge postbezorgers kwamen zeker aan.
ik wilde dit verafschuwen omdat dat mijn viscerale reactie was in de boekenwinkel (waardoor ik het in de boekenwinkel heb gelaten en het audioboek ging luisteren) en omdat het inhoudelijk gewoon een beetje zoekend zonder kompas is (dat vind ik ook niet leuk in mijzelf dus waarom wel in een ander) maar al sinds het gedicht dat zo gaat van 'dat heb je altijd al gewild dat iemand je spaart' denk ik ja nee dit is gewoon perfect om op naar het plafond te staren