Steeds meer kinderen krijgen vormen van jeugdhulp en steeds meer kinderen worden verwezen naar verschillende vormen van speciaal onderwijs. Bovendien blijkt uit allerlei studies dat kinderen de afgelopen jaren angstiger en depressiever zijn geworden. En dat terwijl de aandacht voor welbevinden, veerkracht, de nadruk op samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp flink is toegenomen. Net als het aantal zelfhulpboeken voor kinderen. Wat betekent dit als we toe willen naar meer inclusief onderwijs? In dit boek houdt Bert Wienen een kritisch pleidooi tegen het benadrukken van de mentale kwetsbaarheid en het bevorderen van meer veerkracht als politieke oplossing daarvoor. Alle nadruk ligt momenteel op ‘dat wat het kind (nodig) heeft’. Waardoor de belangrijke vraag: ‘Wat kunnen wij als context doen?’ te weinig wordt gesteld. De slinger lijkt te zijn doorgeslagen naar de focus op het individuele kind. Wat moeten we doen om de focus weer te leggen op de kracht van gewoon heel goed onderwijs en dus het belang van de leraar? Want daar ligt de sleutel voor beter en meer inclusief onderwijs. Dit boek is geschikt voor professionals die met en voor kinderen en jongeren werken, zoals leraren, intern begeleiders, schoolleiders, bestuurders en zorgcoördinatoren. Maar ook beleidsmedewerkers van gemeenten en jeugdhulpinstanties. Eigenlijk iedereen die verantwoordelijkheid heeft in het opvoeden en begeleiden in de groei van kinderen en jongeren. Veelal mensen die dagelijks ervaren dat het eigenlijk anders moet.
Bert Wienen heeft een brede opleidingsachtergrond als psycholoog, onderwijswetenschapper en bedrijfskundige. Sinds 2018 is hij associate lector bij het lectoraat Jeugd van hogeschool Windesheim. Daarnaast werkt hij als ervaren adviseur en projectleider voor gemeenten, jeugdhulp en onderwijs.
Uit mijn hart gegrepen, deze oproep tegen psychologiseren & therapeutiseren van individuele leerlingen. Inclusief onderwijs is het antwoord: elke leerling echt zien en binnen de relatie de verwachtingen hoog hebben. Daarbij is het belangrijk om als team van professionals kinderen oefening van de geest, zelfbeheersing en wederzijds respect mee te geven.
Het boek Van individueel naar inclusief onderwijs: pleidooi voor minder labelen en meer aandacht voor de kracht van onderwijs, geschreven door Bert Wienen is het onderwijsboek van het jaar 2024. Hij laat zien dat de kracht van goed onderwijs de belangrijkste manier is om het welbevinden van leerlingen te bevorderen. Leerlingen moeten juist leren omgaan met weerstand--leren is moeilijk--maar moeten op school ook kunnen vluchten voor de onmiddellijkheid die de boventoon voert in onze individualistische prestatiemaatschappij (leerlingvolgsystemen die meteen de cijfers aan ouders openbaren; gevolgd worden op sociale media; dataverzamelingen, etc.).
We leggen ontzettend veel op het bordje van individuele kinderen, die steeds vaker een label krijgen als ze afwijken van de norm (die leerling heeft ADHD, is autistisch, heeft een angststoornis, dyslexie, etc). Ze zijn zelf verantwoordelijk voor keuzes die al dan niet leiden tot succes. Er wordt van ze verwacht dat ze 'de beste versie van zichzelf' worden. Maar de keerzijde van de medaille is dat ze ook verantwoordelijk zijn voor hun falen. Steeds vaker krijgen kinderen vormen van jeugdhulp en zijn kinderen angstiger en depressiever dan ooit.
Volgens Wienen ligt de nadruk nu teveel op het individuele kind. Hij pleit ervoor de focus te verplaatsen naar "gewoon heel goed onderwijs en het belang van de leraar, [want] daar ligt de sleutel voor beter en meer inclusief onderwijs."
Beet Wienen heeft een duidelijk verhaal over het onderwijs. Voor mij als toezichthouder op een VO scholengemeenschap kostte het wat tijd om te wennen aan de manier van uitdrukken. Gelukkig herhaalt Bert zichzelf geregeld in het boek zodat het me steeds duidelijker werd. Hij is wel wat zwart/wit vind ik maar dat helpt wel om zijn punt duidelijker te maken. De kern van zijn betoog is dat in de huidige wereld er naar een kind gekeken wordt vanuit wat als normaal gezien wordt. Dit betekent goed presteren, er goed uitzien, meetellen. Dit legt een flinke prestatiedruk op leerlingen met nadruk op perfectie. In het onderwijs worden kinderen gepsychologiseerd en moeten ze reflecteren op zichzelf waarbij ze in psychologische taal over zichzelf leren denken. Dit leidt naar psychisch etiketten (ADHD, autisme, dyslexie, hoogbegaafdheid, hooggevoelighei, etc) waarna therapie nodig is. Het gevolg is dat er geen weerstand aan het kind geboden wordt maar dat er allerlei programma’s rondom dit soort etiketten gebouwd worden ervan uitgaande dat kinderen zich neerleggen bij de etiketten of zich als slachtoffers gaan gedragen. Wiener noemt dit het medisch individueel model van inclusief onderwijs (model van Miles) . Het kind staat hierin centraal en het gaat erom wat hij/zij nodig heeft om mee te kunnen doen. Hij stelt dat als kinderen niet aan het gemiddelde voldoen dat ze dan niet kunnen leren. Hij stelt hiertegenover het sociale model (ook van Miles) waar niet het kind maar de pedagogisch didactische context centraal staat. We zullen deze context zo aan moeten passen dat het kind toch kan leren (metafoor van de bril). Afwijkingen van de norm dienen voorzien te worden van een pedagogisch en didactisch antwoord. Essentieel hierbij is dat er weerstand geboden wordt in de zin van hoge verwachtingen, leerkansen en regels. Leerlingen mogen fouten maken in zo’n omgeving en perfectie is zeker niet de norm. Een voorbeeld bij een pilot waar een aantal leerlingen met angst en de;ressiviteitsklachten waren. De hypothese van ‘het zit in jou, jij bent ziek,depressief’, werd verlaten in plaats daarvan werd de hypothese ‘sommige kinderen hebben een gebrek aan contact, hoe veranderen we de context zodat er meer contactmogelijkheden ontstaan?’ Met deze interventie werd een flinke reductie bereikt van het doorverwijzen naar jeugdhulp. Een jeugdarts was wel betrokken om te voorkomen dat iets gemist werd.
Deze manier van denken kan zeker helpen om de instroom bij de hulpverlening fors te verlagen en kinderen weerbaar te maken.
Gewoon heel goed onderwijs geven door te kijken naar de context en samen onderwijs verbeteren. Wienen komt met een sterke analyse en een mooie samenvatting van refereert naar wat er al bekend is over gewoon heel goed onderwijs geven. Hoge verwachtingen van ieder kind en altijd de pedagogisch-didactische relatie vooropgesteld. Door goed onderwijs te ontvangen voelt een kind zich vanzelf goed (dus niet: het kind moet zich eerst goed voelen) want het is nou eenmaal leuk om iets te kunnen en iets te leren. Dat leren zelf is overigens niet altijd even leuk want kost moeite en energie en brengt tijdelijke gevoelens van niet-kunnen met zich mee.
Mooi dat hij ook ouders en de zorgstructuur in de scholen aanspreekt.
Must read voor iedereen die iets te maken heeft met onderwijs en kinderen.
Eindelijk...het kan anders. Gelukkig ook met kleine stappen om ons doel van inclusiever onderwijs te bereiken. Want, nog steeds loop ik tegen zoveel grenzen aan om dit te bereiken. Door dit boek ben ik ook terug gaan kijken naar mijn eerste jaren als intern begeleider. Het moet anders, want we willen toch niet elk kind het idee meegeven dat er iets 'mis' is? Een boek om vooral met elkaar veel onderwijsgesprekken te voeren.
Zeer bruikbaar in mijn werkcontext met vernieuwende ideeën. Wel bekroop me soms het gevoel: de praktijk is soms heel complex en weerbarstig, miste daar af en toe het oog voor.