Het Vlaamse onderwijs krijgt het in de media hard te verduren. Geen enkel land gaat even hard achteruit in internationale vergelijkingen. Onze kinderen hebben een jaar langer nodig om evenveel te leren als twintig jaar geleden. Basisvaardigheden zijn niet langer gegarandeerd en zowel gelijke kansen als economische welvaart worden bedreigd.
Wat kunnen we hieraan doen? Worden we de eerste generatie in de Vlaamse geschiedenis die minder slim is dan de vorige? Hoe werkt ons brein en wat betekent dat voor onze klassen? Hoe bereiden we onze kinderen het beste voor op de toekomst? Wat moeten ze leren op school?
In dit boek bepleit Wouter Duyck een terugkeer naar de basis van ons denken: cognitieve basisvaardigheden, lezen en rekenen. Hij bespreekt het belang van kennis, de invloeden van intelligentie en afkomst, welke onderwijsrecepten werken en welke niet. Vanuit de hersenwetenschap legt hij uit hoe ons onderwijs er moet uitzien.
Duyck trekt ten strijde tegen de zesjescultuur, waarbij lage verwachtingen leiden tot armoede. Alleen een herstel van intellectuele ambitie kan zorgen voor slimmere, gelukkige, welvarende burgers. Ons denken moet opnieuw de motor worden van een betere wereld.
Wouter Duyck is hoogleraar cognitieve psychologie, verbonden aan de Universiteit Gent. Zijn onderzoek gaat over de ontwikkeling van ons denken en de werking van het brein, binnen en buiten het onderwijs. Hij is actief in het onderwijsdebat.
Inhoudelijk heb ik erg veel opgestoken van dit boek, het zet aan het denken. Ik zou het zeker aanraden aan iedereen die met onderwijs te maken heeft. Het is absoluut nodig om weer na te denken over onderwijs.
Ik stel mij echter vragen bij de maakbaarheid van het IQ en hoe 'maakbaar' dit dan precies is. Dit gaat in tegen wat ik hier zelf over geleerd heb (KULeuven). Het is voor mij als pedagoog (je weet wel diegene die alles weet over opvoeding) moeilijk te achterhalen vanuit welke studies hij vertrekt. Er is immers geen rechtstreekse verwijzing naar de bron.
Het respect voor andere onderzoekers/ervaringsdeskundigen was ofwel lovend ofwel ver te zoeken. Als je over een collega zegt dat hij 'een boekje' schreef, een onderzoek een 'rommelonderzoek' noemt en spreekt over mensen met 'verontwaardigingsdiarree'... Je mag dat van mij vinden, maar het kan in mijn ogen toch ook echt anders geformuleerd worden. Ik vind dat niet erg 'slim' voor een slimme mens.
Ten slotte stoorde ik mij aan uitspraken als 'niemand zegt dit', 'iedereen is het eens dat', 'uiteraard'... Dit komt voor mij manipulatief over. Door alles als vanzelfsprekend te formuleren duw je de lezer een specifieke richting in die hem/haar geen ruimte meer geeft tot nadenken en reflectie. Volgens mij past het woord 'nopen' hier ergens, maar ik ben helaas niet intelligent genoeg om daarmee een goede zin te formuleren. 😉
Laat ons allemaal kiezen voor 'levenslang leren' in het belang van ons onderwijs. Weten we nog waarmee we bezig zijn? Die vraag stel ik mij nu nog meer.
Wouter Duyck profileert zich als onderwijsexpert en verdedigt in Mijn kind, slim kind zijn visie op wat goed onderwijs zou moeten zijn. Hij doet dit met een scherpe pen en een vlotte schrijfstijl, maar ook met een beklemmende blik op onderwijs die weinig ruimte laat voor nuance.
Duyck baseert zijn betoog op zorgvuldig geselecteerde wetenschappelijke studies, waarmee hij zijn standpunt overtuigend tracht te onderbouwen. Toch voelt het soms alsof hij slechts de studies kiest die zijn argument ondersteunen, zonder een bredere wetenschappelijke consensus te erkennen. Bovendien mist zijn analyse een cruciale factor: de veranderende maatschappij. Onderwijs is geen statisch gegeven; het beweegt mee met sociale, technologische en culturele ontwikkelingen. Die dimensie ontbreekt volledig in zijn betoog, waardoor zijn visie sterk leunt op een schoolsysteem van vroeger, zonder aandacht voor de behoeften van leerlingen vandaag.
Opvallend is ook hoe Duyck met een zekere minachting spreekt over alternatieve onderwijsvormen zoals methodeonderwijs. Hij maakt verregaande veronderstellingen zonder blijk te geven van diepgaande kennis over deze vormen van onderwijs. Dit wekt de indruk dat hij liever in zwart-witdenkende stellingen blijft hangen dan zich open te stellen voor de complexiteit van het onderwijslandschap.
Wat misschien nog het meest zorgwekkend is, is de manier waarop hij leerkrachten neerzet. Hij suggereert dat zij niet zouden willen dat kinderen slimmer worden, alsof zij zich niet inzetten voor de intellectuele ontwikkeling van hun leerlingen. Dit getuigt van een gebrek aan respect en empathie voor de mensen die dagelijks in de klas staan en zich inzetten voor de toekomst van onze kinderen.
Daarnaast is het onduidelijk voor wie dit boek eigenlijk geschreven is. Duyck gaat hard in de aanval tegen andere onderzoekers en auteurs, vaak op een manier die weinig academische collegialiteit toont. Dit maakt het moeilijk om zijn werk als een constructieve bijdrage aan het onderwijsdebat te zien.
Kortom, Mijn kind, slim kind leest vlot en scherp, maar mist een bredere visie en nuance. Duycks analyse is eenzijdig, zijn toon vaak neerbuigend en zijn boodschap doet weinig recht aan de realiteit en complexiteit van het hedendaagse onderwijs. Wie op zoek is naar een evenwichtige visie op onderwijsvernieuwing, zal in dit boek vooral een rigide kijk terugvinden.
Wat een boek! Een wetenschappelijk onderbouwde vertaling van het gevoel dat al jaren leeft bij leerkrachten. Dit boek mag gerust verplichte kost worden in alle lerarenopleidingen en bij alle onderwijsverstrekkers. Ik ben fan!
Een noodzakelijk boek dat voor vele onderwijsverstrekkers een eye-opener zou moeten zijn. Geschreven met een portie anekdotiek, maar steunend op een stevige wetenschappelijke basis ontkracht Wouter Duyck enkele hardnekkige onderwijsmythes.
Enorm goed boek voor iedereen die in het onderwijs staat. Het legt uit wat er misgelopen is met het onderwijssysteem, namelijk dat de cognitieve psychologie (bestudeert hoe mensen leren) nooit betrokken is geweest in het onderwijsdebat. Het geeft ook een aantal tips die leerkrachten kunnen gebruiken in hun klas waardoor ze ervoor kunnen zorgen dat hun leerlingen een hoger niveau kunnen behalen.
Een onderbouwd pleidooi voor cognitieve stimulatie
Wouter Duyck zet met Mijn kind, slim kind een sterk en wetenschappelijk onderbouwd betoog neer over hoe kinderen leren en hoe ouders en het onderwijs hun cognitieve ontwikkeling kunnen stimuleren. Hij breekt af met de mythe dat iedereen even slim is en legt haarfijn uit waarom en hoe vroege intellectuele prikkels een enorme impact hebben op de school- en carrièremogelijkheden van een kind.
Wat dit boek boeiend maakt, is de combinatie van wetenschappelijke inzichten met concrete adviezen. Duyck schrijft helder en bevlogen, zonder in te boeten op nuance of diepgang. Soms voelt de toon wat normatief aan, en niet iedereen zal zich kunnen vinden in de uitgesproken focus op cognitieve vaardigheden als dé sleutel tot succes. Toch prikkelt het boek, zet het aan tot nadenken en biedt het een broodnodige realistische blik op onderwijs en intelligentie.
Een aanrader voor wie geïnteresseerd is in onderwijskunde, opvoeding en de impact van vroege stimulatie op later succes.
Uitstekend. Zo één van die boeken die veel impliciete veronderstellingen onderuit haalt en een fris perspectief biedt op een belangrijk onderwerp. De toon is scherp en soms onnodig ad hominem en polariserend, maar inhoudelijk echt sterk dus het is hem zeker vergeven.
Eerste hoofdstuk was een uitstekende samenvatting over hoe onze hersenen werken, in verband met herinnering, geheugen, aandacht, ... De essentie was: when neurons fire together, they wire together. Wanneer je een verband tussen twee objecten (Parijs, Hoofdstad Frankrijk) meerdere keren meemaakt, observeert of wordt verteld, ontstaat er een verbinding tussen die verschillende objecten (neuronen) in het geheugen. Verschillende soorten objecten (talig, visueel, sensorisch) worden op verschillende plaatsen in de hersenen opgeslagen. De hippocampus is het centraal aansturingsysteem dat die verbindingen coördineert. Dat is waarom herhaling zo belangrijk is, alleen zo ontstaan die verbindingen. Duidelijke feedback zorgt ervoor dat foute verbindingen verbroken worden. Het idee dat memoriseren nutteloos is geworden wegens smartphones is ook fout, net zoals dat nuttig is 'drammen' om bepaalde taken te automatiseren. Bestaande kennis en geautomatiseerde procedurele kennis staan je toe om sneller nieuwe kennis en competenties te verwerven zonder tijd te verliezen aan iets op te moeten zoeken. Ook interessant is hoe die netwerken van verbindingen blijven bestaan ook al kan je die concrete kennis of netwerken van kennis niet meer spontaan kunt herinneren. Soms is het nodig dat iemand je herinnert aan een concreet element uit dat netwerk, zodat je plots terug die oude verbindingen uit het netwerk vanonder het stof kunt halen. Dit pleidooi voor de waarde van memoriseren en 'drammen' betekent natuurlijk niet dat inzicht niet waardevol is. De waarde van inzicht is om het herinneren te faciliteren door de nieuwe kennis te integreren in een netwerk va meerdere verbindingen. Zoals de taxichauffeur die voor een nieuwe plaats niet alle routes van alle andere plaatsen opnieuw construeert, maar simpelweg onthoudt dat die nieuwe plaats dichtbije een andere plaats is, waarvan ze wel goed weten waar die ligt. Ook relevant is de waarde van directe instructie, omdat via taal leren veel sneller en efficiënter is dan zelfontdekkend of observerend. Leren via taal is een belangrijk deel van wat ons onderscheidt van dieren. Voorwaarde is natuurlijk dat de lerende actief meedenkt bij de directe instructie. Vandaar natuurlijk het pleidooi voor zelfontdekkend leren dat meer activerend kan zijn. Dat is op zich een goed idee, zolang het kind zich bevindt in de 'zone van naaste ontwikkeling' bij het zelfontdekkend leren én zolang er ook nog plaats blijft voor goede directe instructie omdat die, zolang het niet 100% van de tijd inneemt, nog steeds het meest efficiënt en effectief wanner goed gegeven want dan is die ook activerend.
H2. Intelligentie is een domeinoverschrijdend vermogen. Intelligente mensen zijn vaak goed in veel verschillende dingen (wiskunde, taal, muziek, emotionele intelligentie). Intelligentie is voor een groot deel erfelijk, maar het concrete aandeel hangt af van de gemiddelde omgeving (met perfect gelijke opvoeding en onderwijs is intelligentie volledig erfelijk). Maar voor een groot deel beïnvloedbaar. In de 20e eeuw nam aantal IQ punten gemiddeld 2 punten toe per 10jaar,m. Éen jaar onderwijs leidt ook ongeveer tot 2 extra IQ punten. Onderwijsbeleid, onderwijssociologen, leerkrachten en andere opiniemakers kennen het onderzoek rond intelligentie niet, minimaliseren de rol ervan (er zijn zogezegd vooral verschillende soorten intelligentie) en verafschuwen het concept zelf een beetje door het karikaturaal te associeren met racisme. Ik heb wel het gevoel dat hij hun karikatuur zelf karikaturaliseerd. Naast hun ‘fouten’ pleiten ze vooral nog steeds dat groepen met eenzelfde sociale afkomst ongeveer gemiddeld dezelfde uitkomsten bereiken. Dat kan toch bijna perfect samengaan met inzichten in intelligentie, gezien gem. potentieel wss niet veel verschilt? Het stoort hem dat intelligentie en zeker een focus op hoogontelligente (armere) studenten gericht helpen een politiek stigma heeft gekregen.
H3. Basisvaardigheden, i.e. rekenen en lezen, zijn de basis voor veel van de positieve effecten van onderwijs op inkomen, welvaart en welzijn. De impact van afkomst op leerprestaties wordt volgens hem overschat door mensen omdat problematisch onderzoek te veel aandacht krijgt. België doet het best goed qua sociale mobiliteit naar inkomen/diploma's. De correlatie tussen SES en onderwijsprestaties in PISA komt doordat SES gemeten is op een manier dat het ook cognitieve vaardigheden van de ouders omvat (opleidingsniveau, aantal boeken, ...). Hij citeert ook het LOSO onderzoek uit 2009 van Jan Van Damme dat vindt dat inkomen van ouders aan het begin van secundair zeer weinig verklaart als men controleert voor leerprestaties en intelligentie op dat punt. Ik volg zijn redenering wel, al vermoed ik misschien een beetje cherry picking in het onderzoek dat hij toont. Ik vind de beleidsimplicaties wel heel interessant. 'Afkomst' bepaalt voor een nog steeds problematisch groot deel leerprestaties. Maar onze scholen zijn niet ongelijkheid aan het reproduceren. Vlaanderen voorziet kwalitatief bijna gratis onderwijs. Een groot nadeel van ons tracking systeem is dat het ongelijkheden rond 12 en 14 jaar betonneert. Desalniettemin is een vorm van tracking naar prestaties nodig om onderwijskwaliteit te waarborgen, want lesgeven aan een te divers leerling publiek is quasi onmogelijk. Landen die niet officieel tracks hebben ofwel minder ongelijkheid naar bv. thuistaal ofwel veel segregatie tussen scholen (bv. VS). De essentie om onderwijsongelijkheid aan te pakken lijkt mij dan om ervoor te zorgen dat die ongelijkheid rond 12 en 14 jaar zoveel mogelijk cognitief potentieel weerspiegelt en zo weinig mogelijk inkomen ouders door een sterk verplicht kleuteronderwijs dat taalongelijkheden zo veel mogelijk meteen in de kiem smoort, een kwalitatief basisonderwijs dat verdere ongelijkheden beperkt en een sterk beroeps- en technisch onderwijs met mogelijkheden om naar ASO over te schakelen via bv. zomerscholen. Merk op dat bijna alle suggesties draaien rond kwalitatief onderwijs, niet per se onderwijs dat ongelijkheden expliciet probeert te compenseren. Want kwalitatief onderwijs compenseert automatisch ongelijkheden naar inkomen, want die zijn voor een groot deel een gevolg van de kwaliteit van de opvoeding. (Via GOK middelen kan je dan wel zorgen voor méér kwalitatieve scholen voor armere leerlingen, wat het omgekeerde is van wat je in de meeste landen ziet, maar dan is dé vraag hoe je die middelen moet besteden: beter onderwijs of facturen betalen?). Hervormingen die puur bedoeld zijn om ongelijkheid te verkleinen (bv. de-tracking) maar de onderwijskwaliteit verlagen (bv. te veel verschillen in startpositie in eenzelfde klas) kunnen zo de sociale mobiliteit verkleinen, omdat bij slecht onderwijs vooral de zwakste achteruitgaan. De rijkste hebben al genoeg privileges. Verder wordt waarschijnlijk ook een deel van de correlatie tussen afkomst en leerprestaties verklaart door intelligentie, want de rijkdom van de ouders is deels verklaard door hun intelligentie (en ook geluk natuurlijk) en die is erfelijk. Voor migrantenkinderen zou je dat juist minder verwachten, want hun ouders zijn vooral arm door 'pech' te hebben qua geboorteland en dus die armoede zou minder veroorzaakt moeten zijn door aanleg.
H5. Zesjescultuur: Ik vond dit altijd een vage platitude, maar ben hier toch door overtuigd geraakt. Prestatiemotivatie, de wil om het goed te doen en/of de beste te zijn, is bij Vlaamse lln de allerlaagste van alle PISA landen … 40% wil bij de beste van de klas horen, in vgl met 85% in de VS. Dit is een cultuurprobleem van lage verwachtingen, die voortkomt uit een focus op welzijn. Echter, het oorzakelijk verband tussen schools welzijn en schoolse prestaties lijkt eerder het omgekeerde te zijn van wat de meeste denken. Leesplezier volgt uit leesvaardigheid, en niet omgekeerd. Ook vaardigheden als discipline zijn maakbaar en kunnen een positieve invloed hebben op leerprestaties en later succes. Benadruk dus vooral dat lln/kinderen hard moeten werken, niet of ze al dan niet slim zijn.
Meer focussen op basisvaardigheden en een heropwaardering van kennis. Want nee, je kan niet gewoon alles opzoeken. Dat kost te veel tijd. Burgerschap en kritisch denken vergen uitgebreide kennisnetwerken, dus leer eerst stappen voor je loopt.
Effectieve didactiek, nl. directe instructie i.p.v. zelfontdekkend leren. Heel veel anekdotisch bewijs (maar wel van een hoog niveau, i.e. onderwijsexperts, krantenartikels, beleidsmakers) dat zelfontdekkend leerlinggestuurd leren beter is zonder wetenschappelijk bewijs. Ook gekke ideeën als buiten en al bewegend leren.
Taalachterstand: Vlaanderen spreken veel minder lln thuis de instructietaal. 1 op 7 lln begint basisonderwijs met gebrekkig Nederlands. In grootsteden is dat 1 op 3. “Taalbad” is logische gedeeltelijke oplossing, maar wordt als “stigmatiserend” gezien en daarom tegengewerkt. De promotie van meertaligheid door mensen als Aghirdag (socioloog) wordt gesteund door de correlatie tss kennis thuistaal en instructietaal, wat natuurlijk verklaard kan worden door talige intelligentie. Wouter Duyck is specialist in taal als psycholoog dusja betere bron. Thuistaal beetje op speelplaats is natuurlijk wel oké.
Leerplicht verlagen: Participatie is al hoog, maar minder bij kansarm kinderen. Goed onderzoek dat toont dat dit effectief is op LT. Vlaams kleuteronderwijs heeft trouwens te grote klassen door onderfinanciering (dubbele van Europees gemiddelde)
Brede eerste graad: the usual. Wallonië heeft blijkbaar uitgebreid tot 15jaar! Onderzoek?
Andere: smartphones slecht voor concentratie in les, maar weinig evidentie voor verdere negatieve effecten op leerprestaties of mentaal welzijn. Huiswerk en punten (incl. vergelijking) werken uiteraard. Huiswerk is meer time-on-task. Afschaffen wegens bezorgdheid om ongelijkheid is uiteraard totaal onzinnig. Punten voorzien externe motivatie wat leidt tot meer effort. Weinig evidentie voor problematische stress. Stress moet ook kunnen, want weerbaarheid trainen.
Een goed leesbaar boek, voor ouders en leraars, met vragen en oplossingen waar ik me hélemaal in kan vinden: lezen en rekenen, cognitieve ontwikkeling, intellectuele ambitie en het streven naar goede punten (laat kinderen een 10 nastreven in plaats van een 6) kunnen garant staan voor slimmere kinderen. Voor jonge mensen die later als volwassene kritisch zijn, humaan, autonoom, welvarend en gelukkig. Die zich daarna dankzij levenslang leren verder blijven bij- of omscholen voor jobs waar we nu nog het bestaan niet eens van vermoeden.
Duyck verwoordt wat ik al zolang denk en voel. Maar hij staaft het met onderzoek en vertelt zoveel beter.
Conclusie? 'Herstel het leren. Leer lezen en tellen. Geef de klas terug aan de leraar. Het zal de wereld redden.´
Uitstekend boek dat op een overtuigende manier uitlegt waar het fout is gegaan met ons onderwijs en wat er moet gebeuren om dat weer recht te trekken. Wouter Duyck slaagt er zeer goed in de soms complexe en genuanceerde wetenschappelijke studies naar een breed publiek te vertalen. De afwisseling van deze meer technische kennis met de occasionele anekdote zorgen ervoor dat het geheel als een trein leest.
Enige minpunten zijn de wel erg kleine tekst en het niet rechtstreeks verwijzen naar de bronnen achteraan, wat het moeilijk maakt indien je een aangehaalde studie zelf eens zou willen nalezen.
We weten wel dat het onderwijs achteruit gaat, maar zo hard en zo onderbouwd met talloze onderzoeken en wat dat betekent voor het kind zelf en de samenleving als geheel is toch wel heftig om te lezen. Het Vlaamse perspectief is als Nederlander interessant. Prettig leesbaar met cynische humor. Zelfontdekkend leren zwemmen in de Atlantische oceaan. Fijn ook dat belangrijke zinnen steeds groen gemarkeerd worden. Ik had onophoudelijk de behoefte om interessante quotes uit het boek over te nemen en te delen met vrienden en collega’s alleen dat zou het lezen ernstig vertragen dus ga het zelf lezen! Aanrader dus, ook voor niet-onderwijsmensen.
Zeer interessant boek, zeker voor wie in en voor het onderwijs werkt. Op veel punten toch wel een eye-opener. Uiteraard ook wel kritisch te benaderen, Duyck vertrekt natuurlijk vanuit een aantal punten die hij aan de man wil brengen. Maar ze zijn wel sterk wetenschappelijk onderbouwd. Een aanrader.
Heel fijn boek! Ik had ook Kinderen slimmer maken gelezen. Deels overlap. Ik word er zo blij van dat wij als leerkrachten zoveel invloed hebben op intelligentie van de kinderen. In het boek De acht bergen zegt Bruno, die van de moeder van Pietro extra leesles kreeg, als volwassene tegen Pietro: ‘Pas toen ik begon te lezen zag ik in hoeveel manieren er zijn om iets te zeggen: arme woorden, arme gedachten.’ Ik moest daaraan denken toen Wouter schreef: ‘Hoe je denkt bepaalt hoe je je voelt. Wie minder goed kan denken, kan minder goed voelen. Alle leerkrachten zou ik dit boek willen aanraden.
Interessant en helder uitgelegd. Lectuur voor mensen uit het onderwijs én ouders.
Lange bronnenlijst, maar doorheen het boek helaas geen verwijzingen hiernaar. Spreekt vanuit een duidelijke politieke voorkeur. Dit was voor mij eerder storend.