Niemand ontkomt eraan: vroeg of laat krijgen we met ziekte te maken. Het treft onszelf of mensen om ons heen, is kortstondig of chronisch, fysiek of psychisch, ernstig of beheersbaar. En al zolang er mensen op aarde rondlopen, vragen ze zich af hoe we met ziekte om moeten gaan. Hoe praten we erover? Hoe zoeken we naar genezing? Welke betekenis kennen we eraan toe – en is er überhaupt zin en betekenis te vinden in ziekte? Theoloog Alain Verheij wordt geprezen om zijn vermogen bruggen te slaan tussen levensvragen uit oude tijden en de moderne tijd. In De zin van ziekte vertelt en duidt hij Bijbelverhalen die belangrijke vragen stellen en verhelderende inzichten bieden over onze ervaringen met ziekte anno nu.
Zoals in z'n andere boeken schrijft Verheij ook hier weer genuanceerd, reëel, veelomvattend én maatschappijkritisch: Ziekte is niet enkel een zaak van de zieke zelf. Wat hij schrijft is herkenbaar vanuit mijn persoonlijke ervaringen met ziekte in al z'n gedaanten als ook vanuit mijn professionele ervaringen in de hulpverlening: We vinden ziek-zijn moeilijk, we vinden ziekte moeilijk en we vinden vooral zieken moeilijk. Dat dit boek maar mag helpen om de kloof tussen ziek en gezond kleiner te maken.
Wie zoals ik aan dit boek begint met de ijdele gedachte versie 2.0 van zichzelf te vinden na ziekte, is volgens mij aan het verkeerde adres. Alain verbloemt de ellende van ziekte niet. Hij reikt verschillende manieren aan om naar ziekte te kijken. Het hielp mij om de hoop op de herrijzenis van een nieuw zelf los te laten, maar eerlijk en realistisch te zijn. Het leven rondom mij gaat door, mijn werk en gezin gaan door, en tegelijkertijd ben ik nog aan het bijkomen van wat gebeurd is. Ik neem tijd om ontdekken of de zin van ziekte voor mij bestaat, en wat dat dan is.
Dank voor de eerlijke reflectie op wat ziekte is en kan zijn!
V. verweeft de politieke opvattingen van Susan Sontag (1933–2004), de dicht-op-je-huid ervaringen van Lieke Marsman (1990-) en de meer beschouwelijke uitwerking van Siddhartha Mukherjee (1970-) rond ziek zijn met Bijbelse narratieven. Depressie en kanker fungeren daarin als de archetypische aandoening van geest en lichaam.
Vanwege de thematische structuur met centraal de ruimte, taal, tijd, charme, eenzaamheid en genezing van ziekte komt de relatie met het oude en nieuwe testament wat springerig over. V. verstaat echter de kunst om bekende en minder bekende verhalen, met name die uit het oude testament, fris neer te zetten. De kloof tussen toen en nu wordt daarmee kleiner.
Sterk dat V. – met alle voorzichtigheid – durft te spreken over de zingeving die soms meekomt met ziekte (hfst. 4). Niet alleen omdat God ziektes gebruikt om iets voor elkaar te krijgen (zie bijv. verhaal van Sarah in de Egyptische harem), maar ook omdat ziekte betekenisgevend kan werken – zelfs nu nog.
Ook sterk is het eerlijk aankaarten van de hiërarchie in het rijk der zieken. Mentaal-psychische klachten worden minder serieus genomen dan fysieke schade of infecties. Dus de opmerking dat ‘long covid’ bij een deel van de getroffenen ‘tussen de oren zit’ is niet onwaar, maar roept woede op vanwege het taboe op symptomen die minder tastbaar zijn dan, pak ’m beet, een gebroken heup. (166v).
V. is wat ambivalent in zijn relatie tot de moderne geneeskunde. Met name aan het begin van het boek is er kritiek op o.a. de toegenomen efficiëntie, valorisatie en de steeds kortere ziekenhuisopnames van en in het kapitalistisch zorgsysteem (39). Dat zal de invloed van Sontag zijn. [Het is ook ingewikkeld. De rolstoel van theoloog en klimaatactivist Rozemarijn van ’t Einde – waarmee ze in staat is om mee te doen met protestacties (31) – is ontworpen en gemaakt in één van de meest vervuilende sectoren van de moderne samenleving: de zorg.] Verderop is hij juist weer lovend over de moderne zorg. Eén op de drie schoolverlaters zal in de zorg moeten gaan werken willen we de kwaliteit en toegankelijkheid van het systeem op peil houden. (148). Inderdaad, in 2040 zal een kwart van de Nederlanders 65+ zijn (CBS), met alle bijbehorende gebreken.
Drie sterren, daar is niks mis mee, maar voor mij was wat ik eerder van Verheij las (nog niet alles) verrassender en verfrissender. Misschien heb ik al teveel over ziekte en over bijbelverhalen gelezen en zat er daarom voor mij geen nieuws in. Hij refereert een aantal keer aan Kate Bowler. Ik ben fan van haar schrijven en ze lijken wel wat op elkaar in hun schrijfstijl. Maar wat me bij Bowler vaak overkomt, overkwam me ook bij dit boek: dan ga ik terugbladeren naar de inhoudsopgave om uit te zoeken waar we nou naartoe gaan, waar de rode lijn nou is, wat ik nou aan het lezen ben.
Door het boek, grieperig op de bank, te lezen spiegelde Verheij me mijn ongemak met ernstig, langdurig en chronisch zieken voor. De met-grote-stappen-snel-thuis aanpak die vanuit religie schade kan doen aan de zieken wordt met eerbiedige zorgvuldigheid beschreven net zoals het magisch denken wat elders te vinden is. Het doet vooral een beroep op het ontwikkelen van een Bijbels-geïnspireerde, gezonde relatie met ziekte,die er nou eenmaal is, op individueel en maatschappelijk niveau.
Boeiend boek! Verheij heeft flink studie gedaan en zet dan een goed verhaal neer over hoe te denken en praten over ziekte en citeert daarbij vele hedendaagse schrijvers en de eeuwenoude bijbelverhalen.
Een goed boek voor wie meer medeleven met zieken zoekt of nodig heeft. Iets wat onze maatschappij zeker kan gebruiken. Verder mist het boek de inhoud die de titel lijkt te beloven, namelijk een (of meerdere) antwoord(en) op de vraag wat de zin van ziekte is. Of op zijn minst een zoektocht naar de zin van ziekte. En laat dat nou net zijn waarom het boek mij zo aantrok om aan te schaffen. Daarom twee sterren.