Melani Reumers biedt een unieke nieuwe stem in de vaderlandse essayistiek. Het lichaam dat in deze bundel essays centraal staat, wordt uit elkaar gehaald, geanalyseerd, verlengd, weer in elkaar gezet, en soms zelfs gewichtloos gemaakt. Dat levert fascinerende stukken op die de lezer bij vlagen ongemak bezorgen. De auteur wil in haar jeugd het liefst géén lichaam hebben en voelt zich meer een tussenmens. Later zal ze vaak uit haar lichaam verdwijnen en onbereikbaar worden. Gaandeweg krijgt ze vrede met haar lichaam. Maar echt houvast vindt ze pas in het water waar ze dagelijks zwemt, in alle mogelijke omstandigheden. In de zwemstukken onderzoekt ze de grenzen van haar lichaam, en overschrijdt die af en toe. Ze ontdekt dat haar afzonderlijke lichaamsdelen, zoals botten, ogen en tanden, nauw verbonden zijn met identiteit. Dat geldt ook voor verlengstukken van het lichaam, zoals de pijp en het schaakspel van haar vader. En het gaat zelfs op voor iets wat zo ongrijpbaar en vluchtig is als iemands bewegingen, of haar eigen schaduw.
Ik denk dat ik Melani Reumers in deze essays beter heb leren kennen dan al die schrijvers en schrijfsters van hyper-autobiografische romans die de laatste jaren zijn verschenen. Ze portretteert zichzelf niet mooier of beter dan ze is. Melani Reumers is een leuke, belezen, nieuwsgierige en sportieve vrouw. Maar ook een beetje moeilijk, niet in de laatste plaats voor zichzelf. Kreeg veel bewondering voor haar vrijwillige, eenzame en naakte winterzwemmen in open water tot voorbij de grens van onderkoeling. En dan op de fiets naar huis. Dat doe ik haar niet na.
De wereld een lichaam is het opmerkelijke essay-debuut van Melani Reumers, waarin zij zichzelf onderwerpt aan een intrigerend en diepgaand onderzoek. Aan de hand van haar eigen lichaam, dat van vroeger en nu, legt ze verbanden met de literatuur, filosofie en de kunstwereld. Reumers is gefascineerd door haar eigen lichaam, zonder dat het klef of ijdel wordt, integendeel ze bekijkt zichzelf objectief en schuwt de zelfspot niet. Ze verdeelt haar zoektocht over vijf hoofdstukken: Lichaamsdelen, Verlengstukken, Sporen en projecties, die worden afgewisseld met Waterwezen I en II.
In Lichaamsdelen bouwt ze uit een bouwpakket met tien kartonnen platen het menselijk geraamte. Ze krijgt er een instructieboek met tekeningen, een plastic zakje met honderden splitpennetjes en een paar haken bij en kan beginnen met de wervelkolom. Al knutselend, wat soms moeizaam gaat, dwaalt ze af naar haar eigen lichaam. ‘Ik houd van botten. In mijn eigen lijf vind ik het fijn om ze te zien en te voelen: wervelkolom, borstbeen, ribben, sleutelbeenderen. In mijn beeldhouwtijd deden mijn meest geslaagde beelden denken aan botten.’ Reumers ontleedt het bot en benoemt de verschillende vormen – zoals hamer, aambeeld, stijgbeugel – en komt verder associërend uit bij muziektheatergroep Bot. Ze eindigt in een abattoir waar ze een paardenkaak haalt, dit ontdoet van vleesresten en schoon schuurt om er een quijada van te maken, een percussie-instrument, wat haar een brug naar een bizar verhaal van de Argentijnse schrijfster Mariana Enriquez geeft.
Langzaam vordert het kartonnen skelet, dat ze nu Kas (van karkas) noemt, aan zijn haak in haar woonkamer. Ondertussen maakt ze uitstapjes naar gerelateerde onderwerpen. Het anatomisch museum Vrolik in het AMC bijvoorbeeld. Waar de lege oogkassen haar aanstaren en de skeletontwikkeling van foetus tot bejaarde te volgen is. Als Kas voltooid aan zijn haak hangt wordt Reumers geconfronteerd met herinneringen aan haar vader aan het eind van zijn leven, toen hij nog maar dertig kilo woog. Lees hier verder
(3,5) Een samenkomst van essayonderwerpen die me mateloos interesseren. Soms viel het wat in herhaling, overheerste het ‘telling’, maar dat zorgde ook voor wat rust tussen Reumers persoonlijke anekdotes, de observaties en de werken die werden aangehaald. Vond sommige zwemessays (die als een soort rode illustrerende lijn door de bundel heenliepen), maar vooral ‘Plooirokjes van cederhout’ en ‘Het lichaam als archief’ erg sterk.
Hoe doe je dat, bij een essaybundel: zet je ijzersterke stukken vooraan, in het midden, of pas aan het slot, of begin je met het kalmere werk? Dit boek begint voorzichtig, en uitgesponnen, met de fascinatie voor het eigen lichaam en haar eigenaardigheden, met dan hele sterke en meer compacte stukken in het midden van het boek, gevolgd door weer meer kalm werk, en dan de beste stukken aan het slot.
In het midden, dus, de zes geweldige stukken over vroeger en thuis, met de schakende, pijp rokende vader van de auteur haarscherp, liefdevol en invoelend in beeld gebracht. Over bijvoorbeeld hoe hij dronken en luidruchtig van de schaakclub kwam, de trap op klossend, misschien met opzet aarzelend, om de ontmoeting met de gewone werkelijkheid nog even uit te stellen. En de stukken over haar moeder, die met een verduisterde geest aan de wijzers van de klok zit te draaien, maar wel altijd vooruit, daar maakt ze geen fouten in. Ook over haar moeder, en over de spiegel, het stuk Lijnenlabyrint, het heeft als voorpublicatie in Liter gestaan, en het haalt natuurlijk Borges aan: als in een essaybundel de spiegel langskomt, dan kan Jorge Luis Borges niet ver zijn, met zijn afkeer van spiegels: Seks en spiegels, vreselijk, schrijft hij ergens, want ze vermeerderen de mensheid.
Wat dan weer past bij de stukken die daarvoor staan, de stukken waarmee het boek begint: over de voorliefde van de schrijver voor botten, en voor zwemmen in open water, en over haar gemillimeterde haar. Met een haast moeizaam te noemen omgang met de eigen bouw, beharing en inspanning. Alsof ze verder gaat dan Borges en haar eigen lichamelijkheid zeer precies moet omschrijven en ervaren, voor ze ermee door wil, met het lichaam, alsof het zich literair en mechanisch moet bewijzen. Ook als het in riskante zwempartijen in gevaarlijk water wordt afgemat. Of als de schedel wordt kaalgeschoren. De flapfoto bewijst ondertussen dat ook zonder haar een vrouw er intelligent en sterk uit kan zien, dat dan weer wel. De persoonlijke lichamelijke stukken, om ze zo even te duiden, leiden dus het boek in. En ze zijn ook langzamer, bedachtzamer van toon, minder gravend in de boekenkast ook, dan de stukken over vroeger, of de literaire zoektochten. Na de stukken over vroeger weer een paar mededelingen over het zwemmen, en dan volgen de ijzersterke slotstukken, over de schaduwen, over de littekens, over iemand die specifieke houdingen en bewegingen van anderen kopieert en bewaart in een choreografie, in danspassen.
Reumers schrijft lichamelijke stukken, vanuit het lijf gedacht, en van dichtbij meegemaakt. Sommige dus direct en op het bot gekeken, of drijvend in het water, en andere meer op afstand, meer van buiten gezien, en in een literair kader ingepast. Met sterke vondsten, in citaten, ook in boeken van anderen, zoals die van W.G. Sebald, bijvoorbeeld, de te jong gestoven Duitser, die in Nederland ook nodig veel beroemder moet worden. Die met Melani de fascinatie deelt voor de vreemd eenling, of de eenzame vreemdeling: Melani eert de eenzame in het stuk over Emma Hauck, die in een inrichting voor Geesteszieken haar verdriet in eindeloze en precieze potloodkriebels vastlegt, en haalt W.G. Sebald aan die een vergeten schrijver naspeurt, die ook al in een inrichting belandde. Wat de twee geesteszieken bindt: het potlood, het schrijfgerei ook waar Melani zich bij voorkeur van zegt te bedienen. Potlood, het instrument van de voorzichtigen, van de tastenden, kan ook zo weer worden weggeveegd. Al komt er ook iemand in het boek voor die zichzelf met potlood zit te tatoeëren. En ook als het bij potlood op papier blijft, er komt een moment dat de regels misschien wel gered worden, in een sterke essaybundel bijvoorbeeld.
Ik zou aanraden de sectie in het midden, Verlengstukken, eerst te lezen, en dan van voor naar achteren de rest. Maar dat kan aan mij liggen. Daar in het midden staan in mijn exemplaar in elk geval de potloodstreepjes.
De essays in deze bundel hebben voornamelijk de auteur zelf als onderwerp. Toch is dit verre van een narcistische exercitie, meer een doorgedreven zelfonderzoek waarbij de auteur vat op zichzelf en haar lichaam tracht te krijgen. De openheid en de eerlijkheid waarmee ze dit doet fascineren. De taal die ze hierbij hanteert is passend helder en elegant. Sterk debuut.
Wat een verassing, dit boek. Niet dat ik zoveel met lichaam of lijfelijkheid heb, maar Melani Reumers boeit met dit boek over (naakt)zwemmen, grenzen opzoeken en overschrijden en over leven, aftakelen en dood van haar ouders. Over het verlies van je schaduw en het doneren van bewegingen. Heel mooi.