Hoe kom je op het spoor van wat voor onze ogen verdwijnt? Charlotte Van den Broeck volgt in dit meeslepende boek de gang van de uitgestorven Tasmaanse tijger. Haar reis brengt haar van dierentuinen en natuurhistorische collecties op tal van plekken in Europa tot in Australië, en diep in de bush van Lutruwita/Tasmanië, waar enkelingen pootafdrukken en wildcamerabeelden verzamelen in de hoop te kunnen bewijzen dat het dier nog leeft. Aan de hand van de droevige ecologische geschiedenis van de Tasmaanse tijger reflecteert Van den Broeck over verlies, over hoop in tijden van klimaatcrisis en over de verwoestende en herstellende vermogens van verhalen.
Charlotte Van den Broeck was born in Turnhout, Belgium, in 1991. After studies in English and German, she took a Masters in Drama at the Royal Conservatoire in Antwerp. She has published two collections of poetry, Kameleon (2015), which was awarded the Herman de Coninck debut prize for poetry by a Flemish author, and Nachtroer (2017), which was nominated for the VSB Poetry Prize 2018 and the Ida Gerhard Prize. These two volumes are combined in Chameleon | Nachtroer, translated from the Dutch by David Colmer (Bloodaxe Books, 2020). Her poetry has also been translated into German, Spanish, French, Serbian and Arabic. In 2016 she opened the Frankfurt Bookfair together with Dutch poet Arnon Grunberg. In 2017 she was one of that year’s Versopolis poets, performing at several European festivals including Ledbury in Britain. As well as publishing critically acclaimed collections she is renowned for her distinctive performances, which differ from UK/US versions of spoken word as theatre pieces ‘searching for the speakability and experience of oral poetry’, now presented in English as well as Dutch.
Eerlijk gezegd: het (zogenaamde of algemene) onderwerp van 'Een vlam Tasmaanse tijgers' zou me nooit hebben aangesproken, maar vermits de naam Charlotte Van den Broeck eronder staat, twijfelde ik geen seconde. Met Nachtroer had ze mij als dichter al overtuigd en ook haar andere bundels blijf ik sterk vinden. Maar de reden dat ik voor dit boek zonder moeite overstag ging, was natuurlijk haar prozadebuut Waagstukken, een van de aangenaamste verrassingen van de afgelopen jaren binnen dat genre.
Welk genre? Ik durf het hier 'persoonlijk obsessie-onderzoeksproza' te noemen en denk dan o.a. aan uiteenlopende auteurs als W.G. Sebald, Kate Zambreno of Robert MacFarlane. Misschien zelfs nog sterker dan in Waagstukken gooit Charlotte - zoals ze zichzelf steevast als aangesproken personage benoemt in gesprekken die ze voert - haar eigen ervarings- en gedachtenwereld in de strijd van haar onderzoek. Als dichter/schrijver legt ze zichzelf net iets andere dan wetenschappelijke beperkingen op. Of beter: ze heeft haar eigen hidden agenda die ze constant haar queeste laat infiltreren.
Voor Charlotte zijn het de verhalen en hun organisch muterende, onuitrafelbare kracht die hun plek en betekenis moeten krijgen binnen wetenschappelijke, politieke, socio-culturele, economische, maar vooral ook menselijke contexten. Een van de mooiste pleidooien daarvoor, bevindt zich in het hart van het boek, in hoofdstuk XV: 'De tirannie van de afstand'. Daarin ontspint zich een gesprek dat vanuit een aanvankelijke weerstand van haar gesprekspartner evolueert naar een evenwaardige conversatie tussen twee respect afdwingende, voor zichzelf denkende geesten die elkaar abrikozen etend vinden ... of toch minstens tot een open, menselijke toenadering komen.
Het boek is ook een bij momenten best spannende roadtrip die vanuit een jeugdherinnering van Charlotte met de tapijtjes van haar grootmoeder, via de zoo van Antwerpen het spoor van de uitgestorven(?) Tasmaanse tijger volgt, maar het dier en zijn/haar onderzoekers, veldwerkers, kloners en sceptici bij momenten uit het oog verliest en teruggeworpen wordt op zichzelf en op de overweldigende natuur van Lutruwita/Tasmanië, inclusief de vraag: 'Wat doe/zoek ik hier nu eigenlijk?'
En dan is er nog de meerwaarde van Charlottes literaire vakmanschap (of beter: vakvrouwschap!) waarmee ze alle nuances van zowel háár als andermans karakter en overtuigingen weet te beschrijven. Op die manier gaat ook het onderwerp zowaar meer boeien en vervelt dit eclectische werkje tot veel meer dan de som der delen. Het wordt een hedendaags palimpsest dat vele cultuurhistorische laagjes en denkbeelden in zich draagt, maar toch uiterst hedendaags voelt, met de gedreven, gevoelige, zoekende stem van Charlotte als leidraad en gids.
Charlotte van den Broeck neemt ons mee langs archieven, vitrines en verre landschappen, maar legt vooral de leegte bloot. Ze schrijft niet alleen over de thylacine maar evenveel schrijft ze over het verlangen om te begrijpen, om vast te houden, om grip te krijgen op een wereld waarin de thylacine verdwenen is en nooit meer terugkomt.
Dat vond ik het mooie aan dit boek: hoe soepel ze schakelt tussen wetenschappelijk onderzoek, anekdotes, bespiegelingen over koloniale geschiedenis en persoonlijke observaties waarbij de Tasmaanse tijger slechts de rode draad is. Ze laat zien dat wat we niet meer kunnen zien, we opvullen met taal en herinneringen. Wat verdwenen is, leeft voort in negatieve ruimte.
Wat mij betreft de terechte winnaar van de Boekenbon Literatuurprijs 2025.
Hoe mis je een diersoort die bijna een eeuw geleden verdween, vraagt Charlotte Van den Broeck zich in haar nieuwe boek af. De diersoort in kwestie is de Tasmaanse tijger, waarvan het laatste exemplaar in 1936 in de zoo van Hobart overleed. De tijger, zo werd in de negentiende eeuw door schapenkwekers verteld, was een roofdier dat zo snel mogelijk uitgeroeid diende te worden, een oproep waar de koloniale overheid graag gehoor aan gaf door een mooi bedragje te voorzien voor iedere huid die werd binnengebracht. Alleen was de tijger geen tijger, maar wel een hond met een kangoeroestaart die wat weg had van een kat en over een buidel beschikte om de pups in te laten opgroeien. Zo’n typisch Australisch wezen dus dat nadat men het in drie verschillende taxonomische categorieën had proberen onderbrengen in 1824 zijn eigen geslachtsnaam kreeg: Thylacinus cynocephalus. Toen Van den Broeck vernam dat er in de Antwerpse zoo, op een steenworp van haar huis, tussen 1911 en 1914 een Tasmaanse tijger had gezeten, werd haar interesse gewekt. Hoe was het dier daar geraakt? En in welke omstandigheden had het moeten leven? Maar ook de diersoort zelf interesseerde haar, en dus begon ze onderzoek te doen, wat haar niet alleen naar tal van Europese steden bracht, maar ook op Tasmanië, waar nogal wat mensen ervan overtuigd zijn dat die tijger nog steeds in het wild leeft. Maar net zoals in haar vorige non-fictiewerk Waagstukken, is Van den Broeck doorheen haar specifieke verhaal op zoek naar een groter thema, en wel hoe verhalen onze wereld vorm geven. Dat die tijger die in feite een hond was het kopje kwam te leggen is immers volledig te wijten aan de verhalen die erover werden verteld, want hoogstwaarschijnlijk had het dier de kracht niet om een schaap van 90 kilo te overmeesteren. En dat gaat ook vandaag nog door, stelt de schrijfster vast, in musea waar er opgezette exemplaren te zien zijn. Zo is de tijger in Parijs een bloeddorstig roofdier met wijd opengesperde bek, in Grenoble een lieve hond, in München is hij dan weer rood, in Nantes lijkt hij op een kangoeroe en in Wales heeft hij te korte pootjes, waardoor hij iets van een teckel heeft. In feite, zo merkt Van den Broeck tijdens de vele gesprekken die ze met experts over het beest heeft en die jammer genoeg niet altijd even sterk zijn, is die Thylacinus een wit doek waar ieder zijn fantasie op loslaat. De een wil hem weer tot leven wekken en laten groeien in de buidel van een muis, de ander vindt er het bewijs in van zijn eigen complottheorie en een derde, waarmee we bij de treurende schrijfster zelf zijn aanbeland, een symbool voor het grote, door de mens veroorzaakte uitsterven van vandaag.
Heel intrigerend, dit boek, dat ergens in de tussenruimte ligt tussen non-fictie en verhalende literatuur - ik had de hulp van de boekhandelaar nodig om een exemplaartje te vinden, ik wist niet op welk plekje ik het moest zoeken.
Hoewel de titel me aanvankelijk te postmodern aandeed, raakte ik overtuigd om het boek te lezen door de zachte en betrokken manier waarop Charlotte Van den Broeck op de radio het relaas deed van haar boek. Ze plaatste zichzelf nooit in het middelpunt.
De Tasmaanse tijger wordt in dit boek op een sokkel geplaatst, heel vaak vormt het Tasmaanse landschap het decor. In haar zoektocht naar het uitgestorven dier kruist ze het pad van de meest uiteenlopende figuren - van zonderlinge wetenschappers tot gepassioneerde tijgerzoekers. Ze legt hun verhalen zoals de tapijten van haar oma zorgvuldig over elkaar. In haar serene, onderzoekende stijl durft ze kritische vragen te stellen over ons dierentuinwezen, over kolonialisme, over man-vrouwverhoudingen, over hoe woorden ons wereldbeeld bepalen... Op haar scherpst vind ik haar wanneer ze zelf dieren begint te verzinnen: de rouwaap, de gaaiwolgaai, ze getuigen van een erg intelligente humor.
Literair nerden over een uitgestorven diersoort waar ik op de basisschool nog een spreekbeurt over gaf? Overpeinzingen over hoe de mens dealt met biodiversiteitsverlies, en goed geschreven? Sign me up!
Een vlam Tasmaanse tijgers van Charlotte Van den Broeck is een literaire zoektocht die het uitsterven van een dier verbindt met diep menselijke thema’s zoals verlies, hoop, verbeelding en verantwoording. Het vertelt ons: verhalen hebben de kracht te breken én te helen – laten we ze daarom bewust en empathisch inzetten, vooral in tijden van klimaatnood en ecologisch verlies.
Ze combineert reisverhalen, filosofie, wetenschap en fictie in één narratief. Ze volgt de sporen van de uitgestorven Tasmaanse tijger – van Europese dierentuinen en natuurhistorische collecties tot het diepe hart van Tasmanië (Lutruwita) – en verweeft die zoektocht met reflecties op verlies, de klimaatcrisis en de rol van verhalen.
Die Tasmaanse tijgers of levende sporen ervan zal Charlotte uiteraard niet vinden in Australië. Maar ze komt wel naar huis met een monument van een boek met als kernboodschap: verhalen kunnen breken én helen – en we moeten ze bewust inzetten om verlies te dragen en toekomst te herdenken.
Ik weet nog dat ik ook als kind een boek over de dodo las van Buch. Dit boek maakte hetzelfde positieve in mij los. Een belangrijk verschil is dat Van den Broeck geen fantast is. Ze neemt iedereen rondom de Tasmaanse tijger serieus (wetenschappers, kloners, mensen die er een gezien zouden hebben op het vasteland) en weet dit te koppelen aan grotere ecologische en filosofische vraagstukken. Dat is knap en maakt dit boek zeer geslaagd.
Wat een bijzonder boek. Totaaal buiten mijn comfortzone. Ik vind het heel fascinerend hoe dit verhaal totstand is gekomen en dat het tot het einde boeiend was om te lezen. En wat een schrijfstijl van Charlotte. De beschrijvingen van landschappen, maar ook ingewikkelde mysteries is ongelooflijk. Ik heb nog nooit zulke mooie poetische beschrijvingen gelezen. Elk woord een gedicht bijna. Zo knap om daarin de balans te vinden. Chapeau. Om die reden 5 sterren.
In Tasmanië blijken er veel korstmossen in nog meer kleuren te zijn. Ook loopt er daar misschien binnenkort weer een Tasmaanse tijger rond. Kortom, wie zich wil laten enthousiasmeren om de toerist in Tasmanië te gaan uithangen moet dit boek beslist lezen.
Zeer boeiende zoektocht naar het bestaan en verdwijnen van de Tasmaanse tijger. Een reis door archieven, musea en doorheen de Tasmaanse natuur. Het doet je zin krijgen om je rugzak te pakken en af te reizen — al is het wel een eind vliegen, en dat is niet bepaald bevorderlijk voor het klimaat. Laat dat net ook de oorzaak zijn van heel wat uitgestorven beesten.
Charlotte Van den Broeck probeert de verschillende verhalen over het uitsterven van deze Tasmaanse predator te ontrafelen, maar ontdekt eerder dat die verhalen, net als de tapijten in het huis van haar oma, over elkaar heen liggen en met elkaar verweven zijn.
Een verrassende waarheid: de mannelijke blik in de wetenschap — een eenzijdige kijk — ging zelfs zo ver dat bij het opzetten van dieren en het tentoonstellen ervan in kunstmatige museumlandschappen, de mannetjesdieren systematisch de voorkeur kregen boven de wijfjes. Bizar.
Een non-fictieboek waarin gesprekken met vorsers worden afgewisseld met natuurbeschrijvingen. Een heel goed boek.
De Tasmaanse tijger – ook ‘buidelwolf’ of ‘thylacine’ genoemd – fascineert. Omdat het een uitgestorven dier is, maar er wel filmopnames van bestaan. Omdat het misschien toch niet helemaal uitgestorven is, want er duiken geregeld "sightings" op. En omdat het dier via de spitsgenetica misschien terug tot leven gewekt zou kunnen worden.
Charlotte Van den Broeck, die in haar vorige prozaboek op zoek ging naar architecten die zelfmoord gepleegd hebben, gaat op zoek naar verhalen over dit fascinerende dier. Haar zoektocht begint dichtbij huis, namelijk in de Antwerpse Zoo, die ooit zo’n Tasmaanse tijger gehad heeft, en leidt haar naar de ongerepte (?) natuur van het mysterieuze Tasmanië, helemaal aan de andere kant van onze wereldbol.
Vanuit haar grote taalgevoeligheid zoemt ze in op de verhalen, op de bepalende rol die ze speelden (en spelen) in het lot van het beroemde buidelroofdier. Daarbij gebruikt ze het beeld van de tapijtenvloer in de garage van haar oma. De verhalen raken mekaar, overlappen af en toe, ze zijn gelaagd.
“De geschiedenis van de Tasmaanse tijger is zo’n verdrietige geschiedenis van de impact die we als mensen uitoefenen op de natuur, maar het brengt ook in de praktijk hoeveel gevolgen verhalen kunnen hebben,” zegt ze daar zelf over op p.155 van het boek.
Of ze daar helemaal naar de andere kant van de wereld moet vliegen, laat ik in het midden. Niet alle ontmoetingen, avonturen en interviews die ze daar heeft, zijn even interessant. Ik mis de persoonlijke drive van Waagstukken een beetje. Maar dat kan ook aan mij liggen. Verhalen maak je samen.
Wie meer over de Tasmaanse tijger wil lezen, raad ik The Hunter aan, de debuutroman van de Australische Julia Leigh uit 1999. Een prachtverhaal vond ik dat destijds. Geen idee wat er daarna van deze auteur geworden is, maar na het lezen van Een vlam Tasmaanse tijgers leg ik dat boekje op mijn herleesstapel.
Charlotte Van den Broeck schreef een boek zoals Frank Westerman boeken schrijft. We mogen er van uitgaan dat Frank die achternaam van zijn vader gekregen heeft, maar hij is ook echt een man uit het Westen. Een achternaam die de lading dekt, dat kan niet iedereen zeggen. Zeker niet diegenen met een gênante achternaam. Ik weet wel niet of we Charlotte Van den Broeck een plezier doen door haar schrijven te vergelijken met dat van iemand die Westerman heet en is, toch een menselijke ondersoort waar men voorzichtig mee moet zijn als men verhalen wil vertellen die een herstellend alternatief willen bieden tegen het verschonend beschavingsnarratief van “een heel gewelddadig kolonialisme dat tot op vandaag zijn sporen nalaat. Een kolonialisme dat dan weer gedrenkt is in mannelijke – en witte – suprematie”.
Schrijven als Westerman dus: een essayistische monografie, i.c. over het uitsterven van de Tasmaanse tijger (Thylacine cynocephalus), met veel historisch feitenonderzoek, verwijzingen naar achtergrondlectuur, verslag van haar reis naar Tasmanië, van het uitpluizen van archieven, en van contacten en ontmoetingen met Tasmaanse Tijger-experten (er is iemand die een inventaris heeft van alle plaatsen ter wereld waar er resten van het uitgestorven dier bewaard worden, beeld u in). Net als bij Westerman wordt het feitenrelaas dan gekoppeld aan cultuur-historische en filosofische beschouwingen en -bij Van den Broeck veel meer dan bij Westerman- aan de subjectieve beleving van de schrijver.
“Een vlam Tasmaanse tijgers” is sterk geschreven. Van den Broeck kan precies en helder formuleren in een stijl waarbij ook gewone beschrijvingen van dingen, mensen of natuur nooit saai, oppervlakkig of clichématig zijn. De manier waarop ze de verschillende vertellagen met elkaar verweeft zonder dat je als lezer in de war raakt, is knap. Alleen naar het eind van het boek toe verwatert het boek tot een “travellogue”, waarbij de observaties nog steeds interessant zijn maar de eerdere strakheid van de inhoudelijke structuur toch wat verloren gaat.
Een stelling die in het boek wordt gebracht is dat de Tasmaanse Tijger is uitgestorven omwille van foute verhalen: de dieren zouden de schapen van de kolonisten doden en opeten. We zouden hem vandaag misschien de Tasmaanse Wolf noemen. De mislukking van de Tasmaanse schapenkweek werd in rapporten naar de Britse kolonisator ten onrechte als oorzaak gerapporteerd. Er volgde een ongenadige politiek van uitroeiing. Niet alleen van de Tasmaanse Tijger maar ook van de inheemse bevolking, want die hadden het ook op de schapen gemunt.
Zo wordt het lot van de uitgestorven diersoort exemplarisch voor de Westerse kolonisatiepoltiek van de afgelopen eeuwen. “Ik vraag me af: als zulke verhalen zulke gruwelijke gevolgen teweeg kunnen brengen, welke verhalen kunnen we dan vertellen die tot manieren om tot herstel te komen kunnen leiden?” Dat wordt haar ambitie: andere verhalen vertellen dan die van het koloniale patriarchaat. In krantenstukken beweert Van den Broeck dat zulks moedig is. Vreemd, in een biotoop waar dat idee al lang de boventoon voert en er bij wijze van spreken elke week wel weer iemand opduikt die een blanke negentiende-eeuwer tussen de boterham legt.
Haar filosofische uitweidingen tonen een scherp verstand en een geschoolde geest maar brengen haar toch op soms twijfelachtige postkoloniale oefeningen die naar het “post-truth” moeras leiden. Er zijn verschillende waarheden. De wetenschap is niet objectief maar een cultuur-historisch artefact. Er is ook een poëtische waarheid!
Er is ook een -naar mijn smaak- overdreven emotionaliteit aan het werk. Als ze ergens in het archief van een natuurhistorisch museum een doos opent met daarin de botten van een Tasmaanse tijger is ze twee dagen later nog steeds ontredderd.
Storend is ook nog het morele exhibitionisme “Ik heb bijvoorbeeld heel lang geworsteld met het feit dat ik ook maar een Europese buitenstaander ben die zich gaat mengen in de koloniale geschiedenis. Een heel gewelddadige koloniale geschiedenis. Hoe kan ik daarover schrijven? Welke woorden kies ik? Wat is aan mij om te vertellen? Hoe laat ik mij daarin adviseren? Welke gesprekken ga ik aan? Dat zijn allemaal dingen waarvan ik mij tot in het grootste detail en in de kleinste gevoeligheid bewust van ben.” Staat in een interview in MO Magazine. Fijn te vernemen dat Europeanen buitenstaanders zijn in de koloniale geschiedenis, een hele opluchting want meestal zijn die de schuldigen.
Welaan, nobele, gevoelige ziel en voorbeeldig bewuste geprivilegieerde, ik vind dat iedereen over alles mag schrijven. Zeker als je het zo goed kan als Charlotte Van den Broeck. Maar bij een Westerman trekken wij de grens, meer zal ik niet zeggen.
Een vlam Tasmaanse tijgers. Door: Charlotte Van den Broeck.
Twee weken geleden ging ik naar de (boek-)voorstelling die bij Een vlam Tasmaanse tijgers hoort. Charlotte en haar vriend Roel bliezen me toen totaal omver met een avond die niet alleen boeiend maar ook gewoon leuk was én aanleiding gaf tot lang napraten. Mijn verwachtingen lagen hoog maar werden overtroffen.
Ondertussen heb ik me ook aan het boek gewaagd. Ik wou het houden tot ik er helemaal de tijd en ruimte voor had maar mijn persoonlijke omstandigheden laten dat momenteel niet toe. Als grote fan van Van den Broeck (als mens, schrijver, denker en nu ook performer) heb ik dit boek van cover tot kaft verslonden. Sommige stukken herkende ik omdat Charlotte ze (met haar fijne, warme stem) voorlas tijdens de voorstelling. De grote lijnen van het verhaal kende ik daardoor ook al maar bij haar gaat het niet om het grote, hoewel ze (zoals steeds) een groot project maakt van een nieuw boek.
Haar stem (op het podium en op papier) zuigen je mee een tunnel in, je kan niet anders dan volgen. Ze schrijft heel onderzoekend, vol vragen, laat alles open én toch biedt ze massa’s kennis, weetjes en feiten. Ze is vragend én alwetend. Haar blik, denken, onderzoeken, verzamelen, voeren van gesprekken zijn heel open. Als je met haar praat merk je haar nieuwsgierigheid en oplettendheid. Ze is opmerkzaam én empathisch. In haar schrijven en spreken straalt ze rust uit maar ook een honger. En hoewel ze met heel veel focus, op het obsessieve af, in haar onderwerpen duikt heeft ze ook een heel sociaal karakter.
Dat alles, al die tegenstellingen, maken dit boek tot iets groters dan ‘een zoektocht naar de thylacine’. De Tasmaanse tijger is de aanleiding, getriggerd door het matten-complex van haar grootmoeder, om op zoek te gaan naar hoe we omgaan met ons heden, verleden én de toekomst. Mensen maken aan de lopende band dingen kapot zonder te weten dat ze het doen en zonder te beseffen wat de gevolgen kunnen zijn. Hoe we omgaan met inheemse bevolkingen, Moeder Natuur, ons schuldgevoel, het onderdrukken van vrouwen en andere minderheden, DNA-technologie, online community's, bordjes in musea,… Alles komt samen en al die kleine en minder kleine dingen bepalen onze wereld. Charlotte laat ons stilstaan bij wie we zijn en waar we naartoe willen. En ondertussen verovert de thylacine je hart. Door de verhalen én de poëtische pen van Charlotte. Dikke merci om ons mee te nemen op deze boeiende reis!
“There is something missing from our world. The amazing animals that time has left behind. But what if we can bring them back? What if extinction didn't have to be forever?”. Met deze woorden start de mockumentaire Prehistoric Park (2006) en bewijst zo dat uitgestorven dieren, en dan voornamelijk het terug tot leven wekken van deze soorten, tot de menselijke verbeelding spreekt. Geen dier is zo in het collectieve geheugen gegrift als de thylacine, beter bekend als de Tasmaanse tijger. Deze soort stierf relatief recent uit. Ze leefden aan de Australische kust op het eiland Tasmanië en verdwenen door het overmaats bejagen van de soort. Dit omdat foutief werd geloofd dat zij de boeren schade berokkenden door het doden van hun schapen. Op die manier is het een getuige van de verwoestende kracht van de mens op de natuur en een stille waarschuwing voor wat de mens nog verscheidene andere diersoorten zal/kan aandoen. Maar toch geloven enkelingen dat het dier nog niet tot het verleden behoort…
Bij het ontdekken van een vermelding van een Tasmaanse tijger in de archieven van de Antwerpse zoo, start voor auteur Charlotte Van den Broeck een reis rond de wereld op zoek naar de waarheid over dit fascinerende dier. Via Europese museumcollecties brengt haar reis haar naar Tasmanië waar ze met haar eigen ogen kan vaststellen welke impact het dier op zijn voormalig leefgebied heeft achtergelaten. Ze praat tijdens haar reis met een heel divers palet aan personen: wetenschappers die onderzoek doen naar het dier (en zelfs enkele die onderzoek doen naar het terugbrengen van de diersoort), museumcurators of een zogenoemde Tiger Hunter die wenst te bewijzen dat het dier nog niet van de aardbol is verdwenen. Deze gesprekken en haar eigen reiservaringen vormen de basis voor dit boek waar, hoewel het gaat over het verhaal van de thylacine, de mens en haar verlies maar ook hoop centraal staan.
In eerste instantie was ik teleurgesteld dat de historische en biologische informatie over de Tasmaanse tijger zich enkel op de achtergrond van het boek afspeelde en dat het menselijke verlies vandaag de dag veel centraler stond. Maar toch zorgde deze belangrijke persoonlijke dimensie in het boek er juist voor dat ik verder wilde lezen. Waarom denken sommigen dat de thylacine nog steeds rondloopt? Wat zijn de drijfveren achter het genetisch klonen van deze diersoort? En waarom is de herinnering aan het dier nog zo volop aanwezig? Het zijn vragen die ik toen ik het boek voor het eerst vastnam als triviaal zou hebben geclassificeerd. Maar zoals het boek bewijst in haar 25 hoofdstukken zijn het juist deze vragen die ons meer kunnen leren over het belang van dit iconische dier. Een puur historisch werk zou namelijk te beperkt zijn om vele zaken extra diepgang te geven en de menselijke dimensie in het boek van Van den Broeck zorgt er ook voor dat de geschiedenis van de buidelwolf verbonden kan worden met bredere thema’s zoals klimaatsverandering, kolonialisme, de opkomst van de moderne biologische methodes, patriarchale ideeën en nog veel meer. Op die manier vormt het boek ook een breder verhaal dan puur dit over het verlies van de Tasmaanse tijger.
Het centraal plaatsen van de menselijke ervaring, en het dus een beetje links laten liggen van het dier zelf, zorgde er ook voor dat het in mysterie gehuld blijft. Wanneer je zoals ik aan het boek begint met het idee om meer te leren over de Tasmaanse tijger zelf, blijf je na het lezen met meer vragen achter dan antwoorden. Dit kan als iets negatiefs gezien worden maar het is naar mijn mening juist de kracht van het boek. Het zet op die manier aan tot het kritisch denken over de rol van de mens in de klimaatsverandering en de moderne uitsterftegolf, en wat we kunnen doen om nu bedreigde diersoorten voldoende te ondersteunen. Zo is dit boek een mooi voorbeeld van kunnen leren van het nadenken over het verleden.
Het behouden van het mysterie rond de Tasmaanse tijger wordt nog extra in de verf gezet door het ontbreken van afbeeldingen doorheen het boek. Het boek zit boordevol beschrijvingen van landschappen of museumobjecten waarbij ik tijdens het lezen vaak de reflex had dat ik er graag een afbeelding van had gezien. Dit was dan ook een van mijn grootste kritieken op het boek tijdens het lezen. Bij het uitschrijven van deze recensie dringt het echter pas tot me door dat ook dit mogelijks een duidelijke keuze was van de auteur. Doordat je als lezer enkel kan steunen op je eigen verbeelding en de beschrijvingen van de auteur zelf houdt dit het mysterie rond de buidelwolf in stand. Daarnaast vormt het ook een mooie ondersteuning van een van de centrale pijlers van het boek: “Wat is waarheid?”. Doordat je als lezer moet steunen op de beschrijvingen van de auteur realiseer je je meer wat de invloed van haar visie is op datgene wat jij je inbeeldt. Kan je de auteur haar beschrijvingen geloven of vertrouwen? Maakt zij geen fouten of liegt zij misschien gewoon? Het zijn trouwens ook de centrale vragen die wetenschappers stellen aan de vele thylacine sightings die tot vandaag de dag nog steeds gebeuren op Tasmanië.
Ook op andere manieren ondersteunt de vormgeving en stijl van het boek de boodschap die het wil overbrengen. Zo wekken de korte hoofdstukken van het boek zowel het gevoel van het doen naar onderzoek op, waarbij het hoofd van de ene connectie naar de andere springt, alsook het gevoel van het vluchtige, het niet genoeg tijd kunnen doorbrengen met het subject. Ook de gehele schrijfstijl van het boek ondersteunt de centrale gedachte rond de dualiteit tussen menselijk verlies en hoop. De auteur schrijft met een jeugdig enthousiasme over het onderwerp maar op een zodanige manier dat de melancholie ervan afdruipt. Dit versterkt het gevoel van gemis en de schuldgevoelens die de mens zou (moeten) hebben over het feit van het dier de dood in te jagen, letterlijk en figuurlijk. Het jeugdige enthousiasme is dan weer een weerspiegeling van de hoop op het mogelijks nog bestaan van de Tasmaanse tijger of de hoop die sommige mensen hebben, met het onderzoek naar het genetisch klonen, om het dier zo terug tot leven te wekken.
Een vlam Tasmaanse tijgers brengt dus meer dan alleen een verhaal over de zoektocht naar historische waarheden rond een uitgestorven soort; het is een queeste naar menselijke rouw en hoop in tijden waarin de mens een zware druk legt op de natuur. Hoe gaan wij om met deze druk die op onze schouders ligt en welke stappen zetten wij om onze rol als soort te kaderen? Hierbij zet Van den Broeck de Tasmaanse tijger niet enkel voorop als een symbool van de vernietigende kracht van de mens maar ook als een spiegel voor onze hoop, verlangens, schuldgevoelens en dat, hoewel we ons uiterste best doen om objectieve waarheden te ontdekken, dit niet altijd mogelijk is. Het is een werk dat met zijn melancholie en mysterie aanzet tot nadenken nog lang nadat de laatste letters op het blad gelezen zijn en is zo ideaal leesvoer voor iedereen die met een kritische bril naar de menselijke rol binnen de natuur en/of de geschiedenis wenst te kijken.
Van zodra je start dit boek te lezen, een non-fictie verhaal, merk je: dit is geen wetenschappelijk onderzoeker die dit schrijft, maar een auteur die verdorie goed kan schrijven. Het maakt is heel beperkt schrijftalent heel erg nederig. Het is verbazendwekkend hoe de auteur in haar zoektocht naar het verhaal van de al dan niet uitgestorven thylacine zoveel verbinding maakt met zoveel. Die thylacine is uiteraard de hoofdrolspeler, maar de auteur neemt ons mee in een wervelende zwerftocht die laat nadenken, die confronteert en filosofeert. Over wat allemaal? Een greep: - over hoe mensen kijken naar elkaar - over al dan niet fake nieuws - over kolonisatie - over de historische agressie van de Europeanen - over rouwen (bvb het heerlijke stukje over de rouwaap) - over het verdriet avn het klimaat - over dna en Jurassic park - over het subjectieve van wetenschappen - over de strijd tussen wetenschappers - over de stommiteiten van de mensheid - over de gaaiwolgaai (kempisch dialect) - over ons observatievermogen - over mannen en vrouwen, macho's en brave zielen - over omgaan met gevangenen - over geweld tegen minderheden - over schuldgevoel - over vergeten en niet willen vergeten enz... En dat allemaal in amper 270 bladzijden. Heerlijke zinnen, helder. En fantastisch non-fictieboek dat geen moment verveelt!!
Altijd wat moeilijk om een boek kritisch te beoordelen als er al zoveel enthousiaste reacties zijn. Ook over dit boek was ik, net zoals destijds bij ‘Waagstukken’, teleurgesteld, hoewel de thematiek mij - een fervente Aussie-fan- zeker aanspreekt. Ik ben in 2014 op Tasmanië geweest en heb toen natuurlijk ook alles wat los en vast zat over de Tasmaanse tijger gelezen en bezocht. Opzet is zeker aangenaam, maar het had iets specifieker (en misschien wetenschappelijker?) over de Tasmaanse tijger en het verdwijnen van diersoorten as such mogen gaan, met iets minder persoonlijke bespiegelingen of beschrijvingen die er m.i. niet meteen iets toe doen. Het gaat soms iets teveel over alles errond (een stukje over kolonisering, rol van mensen, stukje natuur) - naar mijn beleving krijgt iemand zonder achtergrond over Australië niet meteen de meest complete indruk van het land en de cultuur, en wordt er te veel over alles en niets gepraat … Een welbepaalde stijlkeuze en voorkeur voor opbouw/inhoud die mij duidelijk minder ligt.
Goede vriend Peter gaf me Een vlam Tasmaanse tijgers cadeau – een verrassend kerstgeschenk, want zonder hem had ik dit boek waarschijnlijk nooit opgepikt. Alhoewel, ik zie dat het in veel eindejaarslijstjes opduikt. Het blijkt een feest om te lezen. Ik kende het dier niet, laat staan dat ik wist dat een groep daarvan een "vlam" wordt genoemd, wellicht een knipoog naar hun gestreepte staart. De uitgave is alvast een pareltje: een mooie cover rond een al even mooie inhoud. Charlotte Van den Broeck neemt je mee op een persoonlijke zoektocht naar het uitgestorven dier. Ze verweeft herinneringen, gesprekken en reiservaringen tot een unieke mix van genres en deelt haar gedachtewereld zonder te pretenderen wetenschappelijk te zijn. Dit boek voelt als een reis dwars door de natuur van het mooie Tasmanië, en verhaalt over menselijke verbindingen en cultuur. Boodschap: woorden en verhalen doen ertoe! Gelaagd, gevoelig, tot in de taalpuntjes verzorgd.
Vooraf vroeg ik me af: Wil ik echt zoveel over Tasmaanse tijgers weten? Achteraf bekeken een beetje een domme vraag. Het uitroeien en het via klonen terug tot leven trachten te wekken van dit dier is slechts de kapstok waar Charlotte Van den Broeck zoveel meer aan ophangt. Dit boek is tegelijk reisverhaal, essay, geschiedkundig onderzoek, feministisch pamflet, biografie, … en nog zoveel meer. Het kent behoorlijk wat lagen en de auteur verweeft ze meesterlijk met elkaar in een zowel heldere als literaire taal. Het voornaamste thema is misschien wel hoe verhalen zowel ons als de werkelijkheid vormen. Ook heel mooi vond ik de twee denkbeeldige dieren die ze verzint – de rouwaap (Stimia dolorum ac doloris) en de gaaiwolgaai (Garrulus suspicionum) – en de manier waarop ze hun meesterlijke beschrijving ze tussen de tekst verweeft. Een boek dat zowel in het verleden duikt als razend actueel is. Hier is maar één woord voor: knap!