Het is begin jaren zestig in Parijs, de tijd van de oas, de rechts-extremistische terreurorganisatie die met bomaanslagen strijd voert tegen de afscheiding van Algerije.
De hypersensitieve Simon is in de herfst van zijn leven en beleeft alles met een ongekende intensiteit. In koorts levert hij zich over aan een grootse dissertatie over het fin de siècle, waarin hij alles wat hem beroert probeert te verenigen. De woelige opstandige stad, zijn eigen onrustig overspelig hart, zijn liefde voor literatuur en schoonheid gaan een ongelofelijk verband aan in zijn verbeelding en in de werkelijkheid. In een droomachtige sneeuwnacht komt ten slotte alles tot een uitbarsting.
Bij het dichtklappen van dit boek bleef ik met een dubbel gevoel achter. Ik vind het goed geschreven, maar inhoudelijk schiet het flink tekort. Dat ik weinig sympathie kan voelen voor Simon Aardewijn (Siebelink noemt hem in een interview zowat zijn alter ego) heeft daar niets mee te maken: ook een verwerpelijk individu kan goede literatuur opleveren. Het is echter vooral de ongeloofwaardigheid van het verhaal en van de personages die me tegenstond.
Ik verklaar me nader. Het verhaal speelt in de vroege jaren zestig in Parijs dat in die tijd flink te lijden had onder bomaanslagen van de OAS, het geheime leger van Algerije, destijds nog een Frans departement. De romanfiguur Simon slaagt erin bij niet minder dan vier van deze aanslagen betrokken te raken, terwijl hij toch het grootste deel van zijn tijd in de bibliotheek zit om zijn proefschrift over het fin de siècle af te werken. Maar hij kan niet over de middag op een terrasje gaan zitten of er ontploft wel een bom.
Als bij een van die aanslagen, gericht tegen de Franse cultuurminister André Malraux (jawel, die van 'La condition humaine') die echter niet thuis was, een kleuter zwaar wordt verminkt in het aangezicht, gaat de ondernemende Simon direct naar het ziekenhuis, waar men het kind tracht te redden en geeft zich daar zelfs uit voor de grootvader van de kleine Delphine, wat - gelukkig maar - niet geloofd wordt.
Bizar? Wacht maar: ook in zijn persoonlijk leven is Simon een buitenbeentje. Hij lijkt gelukkig getrouwd met een doodbrave Martha, heeft een volwassen dochter Elsa en een kleinkind, een modelgezinnetje als het ware. Intussen is hij echter een notoire hoerenloper, heeft hij een naar incest ruikende verhouding met zijn altijd alles begrijpende en alles oplossende dochter, en houdt hij er nog twee maîtresses tegelijk op na (waaronder de vrouw van zijn promotor, waardoor hij uiteindelijk zijn proefschrift niet zal kunnen afmaken). De andere maîtresse is een jonge vrouw, Judith heet ze, die hem naar het ziekenhuis heeft gebracht toen hij in een aanslag verwond werd. Hun verhouding zorgt voor een paar zinnen in het boek die zo in aanmerking komen voor de 'Slechtste seksscène van 2014'.
Niet meteen een verhaal waarin je vanzelf wil meegaan dus. Maar er is meer. Meneer Aardewijn heeft bovendien een zeer hoge dunk van zichzelf: hij vult zijn dagen (tussen het gerommel door) met zoveel goede daden dat een boyscout ervan zou gaan blozen. Zo redt hij een in een boekhandel betrapt Algerijntje door zelf zijn gestolen boek te betalen. Hij helpt hem de volgende weken, maanden zijn kennis van de Franse taal te verbeteren (blijkbaar heeft hij alleen maar last met de subjonctif) tot hij er op een dag getuige van is dat zijn beschermeling de eerder genoemde boekhandel opblaast. Nog maar een aanslag die zich voor zijn ogen afspeelt. Nou, moe!
En dan die weliswaar mooie zinnen (Siebelink is een behoorlijk stilist) die echter verwarrende of overbodige informatie bieden. Wat heb je eraan als Simon een taxi aanroept, waarna Siebelink schrijft dat hij een man was 'die altijd een taxi vond'. En wat te denken van een joekel van een anachronisme: Judith belt Simon op vanuit een klooster waar ze naar zichzelf op zoek gaat. Ze zegt dat ze de telefoon heeft meegenomen naar haar cel om daar rustig te kunnen bellen. In de jaren zestig had je alleen maar vaste telefoonverbindingen en het is zeer onwaarschijnlijk dat je dat toestel in elk cel zou kunnen inpluggen. Maar dat is niet alles. Judith onderbreekt plots het gesprek, waarna Simon haar meteen terugbelt. O ja, had hij dat nummer van het klooster dan? En zo ja, dan kwam hij in het beste geval op de centrale terecht. Aan zulke dingen kan ik me dus vreselijk ergeren.
Nog erger vond ik het citaat op p. 53. Simon komt voor het eerst op de kamer van Judith en merkt op: 'Haar kamer was aan Voltaire gewijd. In schuinschrift op de muur boven een breed bed: Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles.' Dat citaat is helemaal niet van Voltaire, maar van Leibniz. Voltaire heeft er in zijn Candide wel de draak mee gestoken. Dat zou een leraar Frans, zelfs een Nederlander, toch wel mogen weten. Zeker als hij op meer dan vijftig pagina's met zijn kennis van het Frans wil pronken en zijn Frans-onkundige lezers naar de laatste pagina's van het boek verwijst voor een vertaling.
Wat ik ten slotte nog kwijt wil, is dat dit boek door Siebelink eigenlijk bedoeld is als een variant op een boek van Joris-Karl Huysmans 'À Rebours' uit 1884, onlangs nog door Siebelink zelf in het Nederlands vertaald als 'Tegen de keer'. Het boek staat bekend als de bijbel van de decadente literatuur en inspireerde onder andere Oscar Wilde tot zijn 'The portrait of Dorian Gray'. Ik heb 'À Rebours' nog niet gelezen, ben het wel van plan, maar ik ben er nu al vrijwel zeker van dat het me beter zal bevallen dan 'De blauwe nacht'.
Raar boek over een zelfingenomen man die het drukker heeft met andere vrouwen, inclusief zijn dochter, dan met zijn eigen vrouw. Tegen het decor van de onafhankelijkheidsstrijd van Algerije maakt Simon in Frankrijk allerhande dingen mee. Hij overleeft een aanslag en vereenzelvigt zich met een ander slachtoffertje. Het boek eindigt in een soort onontwarbare ijldroom. Niet mijn soort boek, al werd ik wel meegesleurd met het tempo van de hoofdstukken. Elke keer verwachtte ik een reactie van Martha, die als een sterke, onwetende vrouw op de achtergrond bleef.
Hartverscheurend, hoe Siebelink hier literair talent combineert met platte, semi-intellectuele smut. Deinende borstjes, "de drang om te verkrachten weerstaan" gad-ver-damme.
"De Blauwe Nacht" gaat over Simon, een Nederlandse man die op pensioen is, in Frankrijk woont met zijn vrouw Martha. Simon schrijft een dissertatie over het fin de siècle ("A Rebours" van Huysmans is zijn lievelingsroman) en houdt er ondertussen verschillende affaires op na. Het verhaal speelt zich af in de jaren zestig in Parijs, ten tijde van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd.
Ik vond "De Blauwe Nacht" zeker geen goed boek, maar af en toe wel interessant. Hierbij denk ik vooral aan de passages over de situatie in Parijs en over "A Rebours" van Huysmans.
Tijdens het lezen had ik vaak geen idee waar het verhaal naartoe ging, en was ik ook vrij vaak verward door de tijdsprongen die heel subtiel gebeuren. Maar het grootste probleem dat ik met dit boek heb betreft de personages. Bij Simon mis ik bijvoorbeeld een uitleg voor de zaken die hij doet, mogelijk een verklaring vanuit het verleden. Hier en daar verwijst hij wel naar zijn religieuze opvoeding, maar dit mocht best wat meer uitgewerkt worden. Ik kon Simon eigenlijk ook gewoon niet uitstaan, wat een zielige en laffe man. En wat een seksbom moet die oude man zijn, aangezien vrouwen voor hem vallen als vliegen! Verder heb ik me ook geërgerd aan zijn dochter Elsa en dan vooral aan de band die zij heeft met Simon (gewoon close of echt wel meer dan dat?). En dan heb ik het nog niet eens gehad over Martha, zijn vrouw, die ofwel alles gewoon aanvaardt of ongelooflijk naïef is. Ik heb dus vaak een gevoel van frustratie gehad tijdens het lezen.
Het einde van het boek vond ik heel verwarrend, wat dus wel passend is, al vrees ik dat ik nog niet helemaal weet hoe de vork precies aan de steel zit. Maar misschien is het ook niet echt de bedoeling om dit te achterhalen en gaat het meer om de indruk en het gevoel.
Ik geef "De Blauwe Nacht" 2 sterren. Normaal zou ik er maar 1 gegeven hebben, maar toch een extra ster voor Siebelinks prachtige schrijfstijl. De onnodig grote hoeveelheid beschrijvingen van Parijse straten en metrostations vergeef ik hem.
Met dit boek legde ik net wat meer lijntjes dan andere in de volwassen literatuur. Wel hele zwevende. Toch maar weer eens mijn readers cultuurgeschiedenis opzoeken. Ik ga tenslotte straks ook als Nederlander naar Frankrijk. Heftig, die periode met aanslagen in Parijs. Er was nog wel meer heftig trouwens. De schaamte voorbij. Ik laat het nog even bezinken.