Twintig jaar vriendschap tussen een iconische uitgever en een iconische schrijver.
Jeroen Brouwers en Geert van Oorschot ontmoetten elkaar in 1968 en dat markeert het startpunt van een intensieve briefwisseling en warme vriendschap die aanhield tot de dood van Van Oorschot in 1987. Wat begon als een (zakelijke) correspondentie tussen een jonge schrijver en een roemruchte uitgever ontwikkelde zich allengs tot een hartstochtelijke en intieme vriendschap die zijn weerslag vindt in meer dan 300 brieven waarin beider temperamenten onverbloemd tot uiting komen. Soms liefdevol, soms scherp polemisch schreven ze elkaar over de ups en downs van het literaire leven, waardoor uiteindelijk een uitbundige kroniek van de Nederlandse en Vlaamse letteren ontstond. De brieven zijn nooit eerder integraal gepubliceerd en vormen een overvloedige bron over leven en werk van deze twee fenomenale briefschrijvers. Ze worden bezorgd door Lodewijk Verduin (die eerder Eenzaamheid in eindeloos meervoud over het oeuvre van Brouwers publiceerde) en van een nawoord voorzien door Merijn de Boer.
Jeroen Brouwers was a Dutch journalist and writer.
From 1964 to 1976 Brouwers worked as an editor at Manteau publishers in Brussels. In 1964 he made his literary debut with Het mes op de keel (The Knife to the Throat).
He won the Ferdinand Bordewijk Prijs in 1989 for De zondvloed, and in 1995 the Prix Femina for International works for his book Bezonken rood (Sunken Red). In 2007 he refused the Dutch Literature Prize (Prijs der Nederlandse Letteren) - the highest literary accolade in the Dutch-speaking world - because he considered the prize money of €16,000 too low for all his work.
Geweldig. eerst dacht ik wéér een briefwisseling zou dat nou. Maar oooh wat moest ik lachen om de opmerkingen zo oud als ik zelf ben maar nog steeds geldig en raak geformuleerd hoewel daar toch wel correspondentie voor nodig is om misverstanden te vermijden en.... en.... nou lees zelf maar. Die 45 euro meer dan waard!
Nadat ik enige tijd geleden met veel genoegen Jeroen Brouwers’ “Het tuurtouw” had herlezen, waarin deze zijn herinneringen aan de uitgever Geert van Oorschot te boek stelde, was hun beider “Briefwisseling 1968-1986” hoog op mijn lijstje te lezen boeken komen te staan. In mijn verwachtingen hiervan werd ik allerminst teleurgesteld. Het blijkt een waar feest om kennis te nemen van de, voor zover bewaard gebleven, complete correspondentie tussen de jonge Brouwers, lichtgeraakt en erg van zichzelf overtuigd, en de beduidend oudere Van Oorschot, enigszins lomp en weinig betrouwbaar. Men krijgt niet alleen inzicht in hun beider persoonlijkheden, privélevens en professionele activiteiten –in het vlak van het schrijven en/of uitgeven van boeken en de ontwikkeling van een oeuvre–, maar ook in de literaire wereld waarvan zij deel uitmaken en de sociale verhoudingen in die kringen. Zo komen tientallen Nederlandse en Vlaamse auteurs in de brieven voorbij, en worden er heel wat van hen volledig afgebrand – hetgeen natuurlijk vooral amusant is in de gevallen waarin men als lezer daar hetzelfde over denkt (“Mulisch is een aansteller en een bedrieger”, p. 85). Wat verder opvalt is de gretige overgave aan geweeklaag, van zowel Brouwers als Van Oorschot. Aldus vormt de correspondentie uiterst smeuïg leesvoer, al helemaal in de boze brieven waarin sprake is van een dreigende ruzie of verwijdering tussen beiden. Verwijdering dient daarbij overigens vooral te worden begrepen als opschorting van de briefwisseling, want van ontmoetingen in levenden lijve is nauwelijks sprake in al die jaren. Er worden wel vage of iets minder vage afspraken daartoe gemaakt, maar geen van beiden lijkt er sterk aan te hechten dat die ook echt worden nagekomen. Een en ander deed me zelfs denken aan alle uitvluchten van Gustave Flaubert, halverwege de negentiende eeuw, om rendez-vous met zijn blijkbaar niet zo heel erg beminde Louise Colet telkens weer te ontlopen. De belangstelling van Geert van Oorschot om romans van Flaubert, of Franse auteurs meer in het algemeen, uit te geven, was trouwens erg beperkt (zie p. 143). Het zou na zijn overlijden, in 1987, nog vier jaar duren voordat binnen Uitgeverij Van Oorschot de zogeheten Franse Bibliotheek van start ging. Alleszins de moeite waard is ook het Nawoord van Merijn de Boer, over onder meer diens verhouding tot Jeroen Brouwers en de vergelijkbaarheid daarvan met die van Jeroen Brouwers tot de veel oudere Geert van Oorschot. Lodewijk Verduin verdient royaal te worden gecomplimenteerd voor de bezorging en de prettige annotatie van de briefwisseling. Wel wil ik nog even ‘kond’ doen van mijn verbazing dat ik, ondanks de stilzwijgende verbetering van spel- en spatiefouten waarvan in de Verantwoording wordt gerept, die tussen aanhalingstekens geplaatste term in een paar brieven van Jeroen Brouwers tegenkwam ter aanduiding van het menselijk achterwerk.
Briefwisseling tussen de jonge Brouwers en van Oorschot over Angèle Manteau, Weverbergh, Reve, uitgeven, Vlaanderen, de Achterhoek, 'achterlijke' lezers en recensenten... Liefdesverklaringen en laaiende ruzies. Over persoonlijke en financiële beslommeringen (nooit in mijn leven heb ik calculatie gemaakt {G.v.O.}). Discussies over leven en lijden van Tirade het literaire tijdschrift van van Oorschot. Met achter elke brief wat commentaar zodat het 'Oor-Brouw-project' erg vlot leesbaar wordt. Het boek wordt afgerond met een verhaal van Merijn de Boer die de totstandkoming ervan uitlegt.