Als de zee het noord-Duitse stadje Husum bedreigt, vertrekt een jonge cartograaf met zijn tekeningen onder de arm naar Amsterdam, de stad waar men in de 17de eeuw de beste land kaarten maakt. Hij vindt snel (slechtbetaald) werk, hij beheerst zijn vak. ‘Ik durf te zeggen dat ik de zeeën beter ken dan zij die erover varen,’ zegt Paulus, maar hij weet inmiddels ook dat ‘afbeelding en werkelijkheid nooit helemaal overeen kunnen komen’. Elke landkaart schiet tekort, laat dingen weg, trekt zaken uit hun verband, vervormt. Nog groter zijn de twijfels wat de liefde betreft, de liefde voor zijn kamerverhuurster. Niet alleen omdat Catharina ouder is dan hij, maar ook omdat hij volledig onervaren is. Waarom laat zij hem soms in haar bed slapen, om hem vervolgens geen blik waardig te gunnen? Is ze daadwerkelijk zo’n onafhankelijke ziel? Om haar liefde te winnen, tekent hij in zijn wereldkaart, vlak naast de evenaar, een ‘nog onontdekt’ eiland: Isla Catharina. Het is waar: elke landkaart trekt zaken uit hun verband, vervormt.
"Het voornaamste verschil tussen werkelijkheid en landkaart, als ik het schaalverschil buiten beschouwing laat, wordt gevormd door de mensen. Het is nu eenmaal de afspraak dat die weggelaten worden, alleen het onveranderlijke - niet waar, er worden huizen gesloopt en gebouwd, straten verlegd, er breken branden uit en er zijn aardverschuivingen, oorlogen en andere natuurrampen -, beter gezegd: alleen het weinig veranderlijke wordt op de kaart genoteerd, netjes op schaal en terugbracht (sic) tot een soort onpersoonlijke essentie: het ene kasteel is het andere, elke stad soortgelijk, een weg een weg." (pp. 196-197)
Bij het kiezen van boeken laat ik me vaak (ver)leiden door een lovende recensie - in dit geval de aanprijzingen van Marnix Verplancke in de Knack Focus van vorige maand -, en meestal resulteert dat in een bevredigende leeservaring. Zo niet bij dit verhaal van Mark Boog, omschreven als 'een ingenieuze filosofische roman'. Voor mij was dit een ontgoochelende lectuur.
Het hoofdpersonage Paulus reist van een onooglijk stadje naar het grote Amsterdam om het te maken in het domein van zijn passie en beroep, de cartografie, en gaat aan de slag bij een van de grote leermeesters. Hij verblijft in een volkhouderij, waarbij hij verliefd wordt op Catharina/Trijntje, de vrouw die dat uitbaat. Eens geïnstalleerd en eens werk gevonden, blijft hij rondjes draaien. Hij onderneemt niets, maar dan ook helemaal niets, om iets te doen met zijn gevoelens naar Trijntje (tot helemaal aan het einde van het verhaal), net zoals hij helemaal geen stappen onderneemt om zijn positie te veranderen bij Blaeu, zijn werkgever.
Akkoord, er staan een aantal mooie passages in het boek, waarbij Paulus zaken overdenkt, maar in essentie zijn die allemaal te herleiden tot het idee van het citaat bovenaan. Geen spek voor mijn bek.
Personages, setting, love it. Maar het verhaal was een beetje ‘beige’ als je snapt wat ik bedoel. Ook waren de zinnen aan het einde van elk hoofdstuk heel kort, wat me opviel en waar ik me aan ergerde. Alsof hij steeds met een goed en ludiek punt wilde eindigen. Wel zaten er mooie sententies in en kan Boog in essentie goed vertellen. Van mij mag hij nog een boek schrijven, maar dan moet hij even spieken bij Jeroen Olyslaegers of Nico Dros.
Zalig boek! Zeventiende eeuw, Amsterdam. De jonge Paulus komt er vanuit Duitsland aan om zijn diensten aan te bieden als cartograaf. Hij belandt in het atelier van meester Blaeu (die we nog steeds kennen van zijn prachtige kaarten!), en in de herberg van de weduwe Trijntje. Dat vindt hij een ordinaire naam voor een vrouw met zo'n ongelofelijk symmetrisch gezicht. Hij noemt haar (in gedachten?) Catharina.
Terwijl hij eerst de weg in Amsterdam leert vinden door wat hij weet vanaf de kaart te vertalen naar wat hij om zich heen ziet, gaat hij langzamerhand ook fantaseren over andersoortige kaarten: kaarten waarop niet gebouwen maar mensen centraal staan. Hoe zouden die eruit zien?
Met Cornelis, kunstschilder, die zijn vriend wordt, zit hij regelmatig in de kroeg De Liesveldse Bijbel. Onder het genot van een pul bier filosoferen ze erop los. Over het leven in het algemeen, en het leven van kunstenaars zoals zijzelf in het bijzonder.
Trijntje laat zich niet onbetuigd tegenover de verlegen Paulus: al snel nodigt ze hem in haar bed uit. Dat is het begin van zijn fantasieën over haar, en over een leven met haar. Hij weet dat ze hem niet zal trouwen (als weduwe verliest ze dan haar bezit aan hem). Dus moet hij een andere manier vinden om haar aan zich te verbinden. En wat kan een cartograaf beter doen dan een eilandje "verzinnen" met haar naam?
144 We hadden een platte aarde. We maakten haar rond, dachten, bewèzen haar rond. En nu heb ik er een dagtaak aan om haar weer plat te maken. Dat is toch handiger.
Een jaartal wordt niet genoemd maar op een gegeven moment is er sprake van een explosie in een kruitmagazijn in Delft. Dat was in 1654.
De jonge cartograaf Paulus vertrekt uit het Duitse Husum naar Amsterdam. Vindt daar werk bij de beroemde Joan Blaeu. Het hele boek zitten we in het gedachtenlabyrint van Paulus. Nauwelijks dialogen. Wel mooie observaties. De sfeer van die tijd is voelbaar. Verwacht niet te veel plotontwikkeling. 3,5*
De liefde die hij opvat voor de oudere Catharina is aandoenlijk. De liefde bedrijven wordt bijzonder verwoord:
210 In dat zachte, diffuse licht zie ik haar blik, eerst nog vrolijk, spottend bijna, geleidelijk aan ernstig worden, soms sluit ze haar ogen zelfs even, alsof opperste concentratie gevraagd is of alsof wat er gebeurt bijna onverdraaglijk is, maar wat is er dan onverdraaglijk, pijn is het niet, de intensiteit misschien, het besef dat wat plaatsvindt plaats moet vinden, geen uitstel verdraagt, het moet nu en het moet goed, ik weet het niet maar ik begrijp het, ik voel hetzelfde. […] De loom- en tevredenheid strekt zich uit in onze ledematen, we liggen naast elkaar, kijken naar het plafond en zwijgen. Er is bedreven, het is gelukt, we zijn moe.
De cartograaf en de wereld vertelt een verhaal over een cartograaf die zijn droom najaagt in 17e eeuws Amsterdam en verliefd wordt op de dienstmeid in de herberg waar hij verblijft. In potentie is deze setting geweldig vermakelijk om over te lezen, mits aantrekkelijk opgeschreven. Het verhaal is heel erg flets, en de historische setting die wordt neergezet is maar mondjesmaat geloofwaardig. Daar valt veel meer uit te halen. Hoe was de brand van het Stadhuis? Wie was Willem Blaeu? Het verhaal speelt zich nu slechts af in het hoofd van de hoofdpersoon, waarbij ook nog eens al zijn hersenspinsels eindeloos in herhaling opgeschreven worden. Veel van deze overpeinzingen van de hoofdpersoon waren de eerste keer wel de moeite, maar op een gegeven moment ken je het wel. Jammer dat aan het begin van het boek het einde al verklapt wordt door al heel vroeg te noemen dat hij een niet bestaand eiland (Isla Catharina) op zal tekenen. Al met al een boek dat in 10 pagina’s ook had gekund. Jammer van de potentie.
This entire review has been hidden because of spoilers.
Ik had me heel erg verheugd op dit boek omdat het een stuk geschiedenis van de cursus Cultuurgeschiedenis van de Lage Landen vertelt. Maar het verhaal blijft m.i. nogal op de vlakte, met veel plaats voor de gedachtengang van de kaartenmaker die dan ook alweer niet zo interessant is eigenlijk - zonder grote veranderingen, doorbraken of beslissingen vanut de hoofdpersonage. Minder precieze beschrijvingen en minder sfeeroproepend dan bv. het boek over Vondel (zie vorig jaar). Een minder mooi historisch document, ook omdat ik had gehoopt wel wat meer over de familie Blaue en hun atlas te horen. Dus ‘aangenaam’ om te lezen, maar er blijft niet veel van hangen.
Heerlijk boek, ik liep helemaal rond in de wereld van een kaartenmaker in Amsterdam in de 17 de eeuw. Oa mooi beschreven overdenkingen en aarzelingen over hoe de werkelijkheid te vatten in lijnen en tekeningen. Aanrader!
Geweldig geschreven met prachtige zinnen en gevoel voor subtiliteit! Als kaartenliefhebber gesmuld! Ook de emotionele en geschiedenis component schitterend in beeld gebracht! Hulde aan Boog, de auteur!
‘Is er na de kinderjaren nog evenveel waarheid te vinden, en zo gemakkelijk te vinden? Het lijkt steeds moeilijker te worden, en ik kan het weten: ik heb er in zekere zin mijn werk van gemaakt. Het wordt steeds belangrijker dat alles klopt, en steeds duidelijker dat dat helemaal niet kan.’ Aan het woord is Paulus, de hoofdrolspeler in De cartograaf en de wereld, een jonge, beloftevolle kaartenmaker die van het Noord-Duitse Husum naar Amsterdam is verhuisd omdat hij er werk hoopt te vinden. Mark Boogs nieuwe roman speelt immers in de zeventiende eeuw, toen die stad het economische centrum van de wereld was en correcte kaarten het verschil tussen rijkdom en armoede konden betekenen. Maar wat zijn correcte kaarten, vraagt Paulus zich steeds vaker af, want de enige echt correcte kaart zou natuurlijk die met schaal 1:1 zijn. Van zo gauw je de kaart kleiner maakt dan de wereld, krijg je met moeilijkheden af te rekenen. Niet alleen kun je een bol niet foutloos op een plat vlak projecteren, de cartograaf moet ook keuzes maken. Wat vermeldt hij en wat niet? En wat doet hij met de mensen die op het land leven dat hij tekent? Het zijn vragen die Mark Boog, een begenadigd dichter die af en toe ook een roman schrijft, duidelijk fascineren, waardoor zijn historische roman vooral een filosofische roman is. Wie eindeloos uitgesponnen uitweidingen over de parafernalia van het dagelijks leven wil, is hier aan het verkeerde adres. In feite weet je enkel doordat op de achtergrond het stadhuis van Amsterdam in vlammen opgaat, wat op zeven juli 1652 gebeurde, wanneer het boek precies speelt. En doordat Paulus aan de slag gaat bij drukker en kaartenmaker Joan Blaeu natuurlijk, de zoon van Willem Blaeu, wiens altassen vandaag fortuinen waard zijn. Paulus beseft al gauw dat hij met zijn kaarten een essentieel deel uitmaakt van het prille kapitalisme dat Amsterdam steenrijk maakt, maar zelf moet hij rondkomen met een aalmoes. Vandaar dat hij in volkhouderij De Nieuwe Zon een kamer huurt. De zaak wordt uitgebaat door Catharina, een tien jaar oudere, kinderloze weduwe die hem introduceert in de liefde, maar hem tezelfdertijd ook op afstand houdt. De afwisseling van aantrekken en afstoten maakt Paulus’ liefde echter alleen maar groter, waardoor hij op een dag beslist om een eiland voor haar te maken, Isla Catharina, dat hij even ten zuiden van de evenaar op de wereldkaart tekent. De cartograaf wordt zo een kunstenaar, en zei Blaeu al niet dat wanneer de kaart afwijkt van de werkelijkheid dat jammer is voor de werkelijkheid? Boog jongleert met inzichten en ideeën. Hij laat je glimlachen en twijfelen, en hij doet dat zo goed dat je na het dichtslaan van zijn roman nog maar een ding wil doen: opzoeken waar dat Isla Catharina ligt.
Dit boek las lekker makkelijk weg. Er gebeurde alleen vrij weinig. De gedachten van de hoofdpersoon speelden vooral een grote rol en hoewel deze soms interessant waren, ging het toch een beetje vervelen. Ook ondernam hij zelf niks, wat vrij saai was.