In haar elfde en misschien laatste poëziebundel richt Esther Jansma (1958 - 2025) het vizier op de (on)eindigheid van het bestaan. Centraal staat het afscheid nemen van het vanzelfsprekende: gezondheid, toekomst, leven. Dit thema wordt uitgewerkt in een waaier van gedichten die het spectrum bestrijkt van maatschappelijk engagement tot mystiek. De drie spreekstemmen uit haar met de Halewijnprijs bekroonde bundel Picknick op de wenteltrap (1997) leveren door de hele bundel heen in korte, tragikomische dialogen commentaar op wat er gaande is.
Esther Jansma was a Dutch writer, poet and academic. Jansma worked as an archaeologist. Jansma published her first collection of poetry Stem onder mijn bed (Voice under my Bed) in 1988. In 1990, she published Bloem, steen (Flower, Stone), which reflected her feelings after her first child died at birth. Jansma was a professor in the Geosciences department at Utrecht University.
Esther Jansma nam afscheid van leven en dichterschap met een ontroerend goede bundel. Ja, het gaat over de (verloren) strijd tegen haar ziekte, over hoe nietig een mensenleven is, over de existentiële vragen, over hoe we 'misschien' allemaal dichters (mogen) zijn, over het weten en niet-weten ... En toch.
En toch bruist deze bundel van een moeilijk te definiëren levenslust. Of verwar ik dat met dichtplezier? De gedichten bezitten namelijk een ogenschijnlijke lichtheid, zeker diegene waar de dichter haar personages 'Oud', 'Het hoofd' en 'De romanticus' (uit haar bundel 'Picknick op de wenteltrap') opnieuw laat opdraven. En zo refereert ze nog naar enkele andere eerder bundels, aldus het nawoord.
Zoals in heel haar oeuvre spelen de verschillende vormen van tijd een belangrijke rol. Zowel de historische tijd als die van het universum, maar vooral de tijd zoals wij hem beleven. Er zijn oneindig veel nu's in een mensenleven, net zoals er oneindig veel ik'en in onszelf gegroeid zijn. En ja, er komt ooit ook een nu waarin wij er niet meer zullen zijn, er niet meer bijhoren. Prachtig en pijnlijk hoe Esther Jansma daar zo (h)eerlijk mee tovert en worstelt, menselijk talig.
Niettegenstaande de ondertoon van eindigheid toont ze zich allerminst doof voor de actualiteit. Vooral in de cyclus 'Hij en de zijnen' deelt ze een paar rake klappen uit naar wat ik de muurbouwers, de onderdrukkers, de machtsmisbruikers, de angstzaaiers en de vrouwonvriendelijken noem. In de daaropvolgende cyclus 'Stemmen' staat dan weer een lichtjes hilarisch gedicht dat Joke op de korrel neemt, met een verwijzing naar De Heksen van Roald Dahl.
Het mooiste gedicht uit de bundel vond ik 'Luister' en als eerbetoon aan Esther Jansma, die ik altijd heel graag gelezen heb én zal blijven lezen, geef ik het graag integraal mee. Al was het maar omdat het als een boodschap klinkt, aan iedereen, aan de wereld.
Luister
De dichter is niet wijzer dan andere mensen. Hij is niet mooier, niet hoger, niet duurder hij staat niet dichter bij maakt niet uit welke verhevenheid, god - hij is dat allemaal niet.
Het enige wat hij deed is zijn oor te luisteren leggen langer te luisteren, de beweeglijke vreemdheid willen notuleren en daarbij steeds de mist ingaan en dat weer repareren.
Gedichten weten meer dan hun makers in dit nu, in dit volgende nu kunnen weten. Ze zijn gestolde aandacht, herstelsels van tijd.
Daarom bestaan er geen dichters. Ik wil dat dichters niet bestaan. Iedereen kan luisteren en blijven proberen. Ook jij die geen hij is, ook jij ergens anders ook jij die dit ik is: luister.
Een deel van de gedichten vond ik niet te hachelen, met name de prozastukken die gingen over de personages 'Oud', 'Romanticus' en 'hoofd' - een soort Charley Mackesy voor snobs. Maar met name naar het einde toe werd ik af en toe toch flink geraakt en dat heb ik dan weer liever dan een gemiddeld goede bundel die weinig bij me teweegbrengt omdat het technisch en stilistisch allemaal zo goed in elkaar zit.
Iemand dacht ooit raakt het blaadje genaamd ik los van de boom en valt en dat is het einde
en het is tijd en de boom laat het blaadje gaan en daar buitelt het in de zuchten blazende
ruimte bijna horizontaal tussen talloze andere alsof de deur van de school eindelijk openstaat
wervelen ze langs en over elkaar de vrijheid in en na vele omzwervingen raken sommige water
worden koperen bootjes, kleine onderbrekingen in de reflectie van fietsers die op weg zijn naar huis.
Op leven en dood geschreven bundel, waarin versregels van vroeger ineens een onontkoombare scherpte (alles of niets) krijgen. Schitterende beelden van de dood, een haast inwisselbare relatie tussen beginnen en eindigen. De oerknal van het begin (niet meegemaakt, maar vermoed) krijgt in de bundel een echo in de oerknal waarmee alles eindigt, om te beginnen bij de ik. Vol hartstocht en met optimale beheersing.