Iemand doolt rond in de polders – op de vlucht, maar voor wie? Iemand zit aan het ziekbed van zijn ongeneeslijk zieke vader. Iemand verzamelt benzodiazepinen en drinkt bleekwater om zijn leven te beëindigen. In Voor alles is de spanning te snijden en lijken de troosteloosheid en levensangst uitzichtloos. In de tweede cyclus danst de muze van de dichter op het ‘ritme’ van abstracte schilderijen. Ze stapt, als een ver familielid van Alice in Wonderland, schilderijen in van onder anderen Jan van Eyck, Johannes Vermeer, Edward Hopper. De dichter volgt haar avonturen beurtelings vertederd, verliefd en in vervoering. In Voor alles wordt op verkwikkend originele manier de liefde bezongen en is de vreugde eindeloos.
Joost Zwagerman debuteerde in 1986 met de roman De houdgreep, die door Carel Peeters in Vrij Nederland werd bestempeld als 'het meestbelovende debuut sinds jaren'. Zijn doorbraak naar een breed publiek kwam met de roman Gimmick! (1989), die in 1996 voor het theater bewerkt werd door Theatergroep De Kwekerij. Het boek geeft een beeld van de trendy uitgaanscultuur en kunstenaarswereld van Amsterdam, waar hij in die tijd veel in verkeerde. In 1991 verscheen Vals licht, dat werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en in 1993 werd verfilmd door Theo van Gogh. Ook De buitenvrouw (1994), over een liefde in multiculturele tijden, bereikte de longlist van de AKO Prijs. Nadien volgden de romans Chaos en rumoer en Zes sterren. Zwagermans werk verscheen in vertaling in twaalf landen, waaronder Duitsland, Frankrijk, Japan en Hongarije. In 2000 werd de Duitse vertaling van De buitenvrouw (Die Nebenfrau) genomineerd voor de Nordrhein-Westfalen Literaturpreis. Ook ontving Zwagerman voor Die Nebenfrau de Literaire Prijs van de stad München. Zwagerman behoort inmiddels, samen met auteurs als Connie Palmen en Arnon Grunberg, tot de meest gelezen Nederlandse schrijvers van zijn generatie. Dat bleek eens te meer toen hij in het najaar van 2003 veertig jaar werd: zijn uitgeverij De Arbeiderspers maakte bij die gelegenheid bekend dat van zijn boeken in totaal meer dan 1.100.000 exemplaren waren verkocht, exclusief vertalingen. Behalve romans publiceerde Zwagerman ook gedichten en essays en was hij actief als columnist.
Zwagerman leed aan depressies. Op 8 september 2015 maakte zijn uitgeverij, De Arbeiderspers, bekend dat Zwagerman op 51-jarige leeftijd in zijn woonplaats Haarlem een eind aan zijn leven had gemaakt.
Voor alles is de 7de dichtbundel van Joost Zwagerman. De bundel bestaat uit twee delen: Inwaarts en Voor en na het meesterwerk. Inwaarts bevat gedichten waarin angst in allerlei vormen en maten de hoofdrol heeft, terwijl het lijkt alsof de (beeldende) kunst die rol toebedeeld heeft gekregen in het tweede deel. De kunst wordt echter bekeken door de 'echte' hoofdpersoon die de dichter door haar ogen geeft wat zij ziet.
De gedichten in het 1ste deel zijn letterlijk inwaarts: ze spelen zich af in huizen, in lichamen, in organen zelfs, in graven, in spelen, en vooral in het hoofd van de schrijver. Het is in dit deel dat Zwagerman diverse keren refereert aan de Bijbelse bezetene uit het evangelie van Markus, die op de vraag wat zijn naam is, antwoordt met:
En hij zei tot Hem: Legioen is mijn naam, want wij zijn velen.
Zo beklemmend als – alleen al – deze ene regel is, zo beklemmend is geen van de gedichten in Inwaarts. Die overvloed... is een van de gedichten waarin Zwagerman refereert aan Legioen. Het begint met:
Die overvloed aan keuzes. Voor- of achterkant van gevallen huis? Intieme houtrot in de deurlijst voor. De achtertuin is ingevouwen, terracotta potten opgestapeld, winterklaar bestrijkt twaalf maanden. Stijfjes in oranje hes verwacht ik schier onbeheersbaar snelverkeer van strookjes mos en steelse barsten.
Het huis wordt ontgrendeld, binnen gegaan en opgeruimd; de handen uit de mouwen voorzien van stoffer en blik en dan:
De grootste leugen: niet je naam is Legioen. Zo heet je ademtocht, Het piepend pi-getal dat huisraad temt. Doodgaan is geen kunst, zomin als al het andere. De sirene die het schreef jokte onverdroten naar de geiser en het gas. In hoger honing woont zij onze kleinste echo uit.
En dan ben ‘je’ dood, je allereerste dag bleek altijd al geteld. Hardop lezend zit er een fijn ritme in het gedicht, het draagt lekker voor, maar lezend zeggen de woorden te weinig en zijn, als gevolg daarvan, de opgeroepen beelden flauw en doorzichtig. Ze kietelen of prikke(le)n zelden en dagen de lezer of luisteraar niet uit.
Zo nu en dan citeert Zwagerman een andere dichter als inleiding op een gedicht, maar ook dat pakt meestal niet goed uit, omdat het verwachtingen schept die vervolgens niet worden waargemaakt. Zo zorgt die ene regel van John Berryman:
Save us from shotguns and father’s suicides
voor zoveel schaduw dat Hamsteren, dat meer dan twee pagina’s beslaat, erdoor verstikt wordt.
Helaas is het tweede deel van de bundel, Voor en na het meesterwerk, nog minder interessant. Vrijwel elk gedicht begint met of bevat Je gaf me, en vertelt vervolgens vrijwel letterlijk wat door welke kunstenaar of welk kunstwerk gegeven werd. Het wemelt van de kunstenaarsnamen en beschrijvingen van kunstwerken, waardoor het soms lijkt alsof je een tentoonstellingscatalogus leest. De gedichten zijn kunstraadseltjes die uitnodigen om zo snel als mogelijk opgelost te worden. Eenmaal opgelost blijft er niets anders over dan zo snel mogelijk het volgende raadseltje op te lossen. Geen van de gedichten in dit deel van de bundel nodigt uit tot een langer verblijf of herlezing, nadat is achterhaald om welke kunst het gaat. De taal sprankelt en verrast niet, de beelden, woorden en zinnen zijn te voor de hand liggend:
In de trein en oortjes van de iPod in gaf je, lijfblad in je weergaloze hand, een ingekeerde remix van Gerhard Richter en good old Vermeer, Lesende, zoals de trein jou zonder moeite lezen kon, bij het gesloten raam, tweede klasse, intercity, neigend naar het eertijds lezend meisje bij het open raam, haar pofmouw twinkelend van schier denkbeeldig groengoud geel.
Voor de hand liggender kan het haast niet. Het is lastig om de verleiding te weerstaan om te eindigen met de verzuchting dat het lezen van deze bundel Voor niets is geweest. Dat zou echter niet terecht zijn, want om deze haiku kan geglimlacht worden:
Je draagt een jurk van Takashi Murakami Die jou perfect past
Door zijn lange naam loopt superflat de haiku vast. Kleed je maar uit.
Ik was al dol op Zwagerman, maar nu ik een eerste dichtbundel van hem heb gelezen valt me vooral zijn doldwaze woordkunststukjes op: zo prikkelend en komisch. In het eerste deel , "inwaarts", kwam ik volop aan mijn trekken, zoals: in bloemschikpas, in doldriestsnelle teugen of laaiendlege maag, en zo nog veel meer. Of hoe hij over het hart schrijft: frêle vuist die stampt en pompt. Het kleine rozerode waterbed waarop we springend naar een zeer intense hemel reiken, lichaamsdeel dat ritmisch vraagt of onze wereld klopt. Een gratis drummachine, ons eeuwig lenig vlees. Het gedicht "Voor alles", een komische opsomming van inderdaad zowat alles, vind ik geweldig, juist door het eind, waar de uitzondering kwam, zijn geliefde. Het tweede deel, een lang aan kunst gerelateerd werk, vond ik helaas minder.
Citaat : ik ben de stem die geen stem geeft/ aan wat al reeds stem heeft/ maar die op een pijnlijk zwijgen/ het wonderbeeld van een woord legt/ en als het dan van alle angst genezen is/ weet wat ik met dit alles heb gezegd/ het gedicht is een amulet/ Review : Schrijver, dichter en essayist Joost Zwagerman schreef meer dan dertig boeken, waaronder de eversellers Gimmick!, Vals licht en De buitenvrouw. Zijn werk is vertaald in diverse landen in en buiten Europa. Zijn oeuvre werd in 2008 bekroond met de Gouden Ganzenveer. Joost Zwagerman schreef met passie en elan over kunst, boeken en muziek; zijn magnum opus in non-fictie verscheen in 2013: het tweedelige Americana, een enerverende reis door de twintigste eeuwse cultuur van de VS.
Naar aanleidig van zijn zelfdoding heb ik zijn dichtbundel Voor alles misschien wel oplettender dan normaal gelezen. De bundel bestaat uit twee delen van respectievelijk elf en zestien gedichten: 'Inwaarts' en 'Voor en na het meesterwerk'.
'Inwaarts' bevat gedichten waarin angst in allerlei vormen en maten de hoofdrol heeft, terwijl het lijkt alsof de (beeldende) kunst die rol toebedeeld heeft gekregen in het tweede deel. De kunst wordt echter bekeken door de "echte" hoofdpersoon die de dichter door haar ogen geeft wat zij ziet. De gedichten in het eerste deel zijn letterlijk inwaarts: ze spelen zich af in huizen, in lichamen, in organen, in graven, in spelen, en vooral in het hoofd van de schrijver.
De delen zijn volstrekt tegengesteld: in het eerste gedeelte overheerst angst, in het tweede levenslust. Iemand doolt rond in de polders – op de vlucht, maar voor wie? Iemand zit aan het ziekbed van zijn ongeneeslijk zieke vader. Iemand verzamelt benzodiazepinen en drinkt bleekwater om zijn leven te beëindigen.
In Voor alles is de spanning te snijden en lijken de troosteloosheid en levensangst uitzichtloos. In de tweede cyclus danst de muze van de dichter op het ‘ritme’ van abstracte schilderijen. Ze stapt, als een ver familielid van Alice in Wonderland, schilderijen in van onder anderen Jan van Eyck, Johannes Vermeer, Edward Hopper en Gerhard Richter. De dichter volgt haar avonturen beurtelings vertederd, verliefd en in vervoering.
In Voor alles wordt op verkwikkend originele manier de liefde bezongen en is de vreugde eindeloos. In het gedicht ‘Hamsteren’ verwijst Zwagerman naar de zelfmoordpoging van een vader, beschreven vanuit het gezichtspunt van een zoon. Het motto van dit gedicht (‘Save us from shotguns and father’s suicides’) is van John Barryman, een van de dichters van de confessional poetry. Zijn vader pleegde zelfmoord – evenals Sylvia Plath, ook een confessional poet die een rol speelt in de eerste afdeling. Zwagerman suggereert met het motto dat het om zijn eigen vader gaat, die een mislukte zelfmoordpoging heeft gedaan die diep ingreep in het gezin. De laatste zin van dit gedicht luidt: "Nadien een wilsbesluit: vanaf nu hamsterde ik vaders."
De gedichten zijn meestal goed, maar doen een enkele keer wat geforceerd aan. Maar in zijn totaliteit zeker een goede bundel vooral door het eerste sterke deel.