Johannes Cornelis (Jan) Arends (1925-1974) wrote a small body of work that consists of prose and poetry. On the day his collection 'Lunchpauzegedichten' (Lunchbreakpoems) was published, he committed suicide by jumping out the window of his room in Amsterdam. Arends suffered of depressions for most of his life, about which he wrote in Keefman (1972) one of the most impressive testimonies. When he was not staying in psychiatric hospitals, Arends worked alternately as a writer, a copywriter for advertising agencies and as a servant for older women.
In his prose and poetry a suffocating and desolate atmosphere are combined with an unique wit. In autobiographical pieces, he writes about his youth, including the Catholic boarding school where he lived from the age of thirteen. In 1984, ten years after his death, his Collected Works was published. A tribute to a great writer who knew how to evoke strong reactions with his readers.
Op de dag dat deze bundel uitkwam maakte Jan Arends een einde aan zijn leven. Hij werd gekweld door angsten en het gevoel niet te deugen, een stigma te hebben. Hij schreef tegen het einde van zijn leven uiterst kale gedichten die ook bij het lezen pijn doen. In de bundel zijn ook wat eerdere gedichten van hem opgenomen, met meer woorden.
Mijn dag verstrijkt In regelmaat van schande Ik ben een arme man En alle leven doet mij zeer
Later schreef hij:
Om pijn Te schrijven Heb je Weinig woorden Nodig
Steeds minder woorden dus, steeds meer pijn. Een tijdloze bundel!
Er zullen / witte dieren / door het veld / gaan lopen / en dat / zal alles zijn
Zo luidt het laatste gedicht uit deze bundel. Op de dag van verschijnen sprong Arends uit het raam van zijn woning op het Roelof Hartplein na een leven vol angsten en waanideeën. Als negentienjarige student dweepte ik enorm met deze moeilijke man. Maar na herlezen, nu bijna twintig jaar later, blijft Arends poëzie gewoon nog steeds uniek, naar en kwetsbaar.
Heb dit werk voor de algehele ervaring tijdens mijn lunchpauze gelezen. Zit momenteel in m'n poëzie-era en werd getrokken door het nawoord van Menno Wigman. Zet een kop warme thee als je dit leest, want de gedichten van Arends zijn ijzig. De gedichten hebben de vorm van dunne, kale bomen en stralen een grafstemming uit. Deze bundel is niet voor watjes.
Ik las, redelijk eerlijk verdeeld over mijn lunchpauzes van gisteren en eergisteren de bundel “Lunchpauzegedichten” van Jan Arends. Op de omslag staat een boom, de kale takken naar de hemel reikend. Het leven. Ik heb zelden iets persoonlijkers gelezen als de poëzie van Arends, ontdaan van elk overblijfsel van pracht, van praal. Het leven, terug gesnoeid naar haar essentie, het overleven...