David is veertien en heeft kanker. Tijdens zijn chemokuren trotseert hij cliniclowns, bezorgde ouders, de gutmenschen uit Haarlem, plichtmatige bezoekjes van zijn klasgenoten en het medelijden van de onbereikbare Hélène de Boer, het meisje op wie hij al jaren verliefd is.
Kuren is de ontroerende debuutroman van Thijs Hoekstra. Een wrange komedie, geschreven vanuit de loopgraven van de puberteit.
4.5* - Nog nooit zo hard moeten lachen / gniffelen met een kankerboek. Een verhaal over 14 zijn, kanker hebben en hoe daar dan mee om te gaan. Heerlijk verteld door een cynische verteller met een hekel aan goede bedoelingen, ziekenhuisclichés en Cliniclowns (wie haat hen niet?). Prima debuut, ideaal coming of age verhaal.
Ik vind dit soort boeken erg leuk: jonge, hippe schrijfstijl, heel nonchalant en humoristische kijk op het leven, dat is precies waarom ik van jonge Nederlandse schrijvers hou. Denk aan bijvoorbeeld Tobi Lakmaker.
“Wist ik al wat ik later wilde worden? Het zou me niet verbazen als ik van die laatste vraag uiteindelijk kanker heb gekregen. Zo vaak werd hij me in Haarlem gesteld, de stad waar ze zelfactualisatie tot staatsreligie hadden gebombardeerd.”
Heerlijk debuut. De zieke hoofdpersoon is zielig, grappig, plagerig, wanhopig, verdrietig. Ik lachte hardop mee, en snikte ook. Om - dit klinkt zwaar maar dat is de verdienste van deze roman - de (mijn) puberteit. Maar ook om Haarlem, om de familie van David - van zijn moeder tot aan zijn ooms en zijn excentrieke broer toe, allemaal levensecht. Een beetje apart, een beetje gewoon, heel eigen. Wat een goeie toon, wat een pit, wat een vaart. Wat goed en mooi. Lezen! Kopen!
Wat een fantastisch boek. Het leest als een trein; je kunt er helemaal in verdwijnen. Het is grappig, herkenbaar en liefdevol. En dat voor een debuut. Ik ben onder de indruk.
Dit boek gaf me een heel wisselende leeservaring... na een bladzijde of 70 overwoog ik zelfs even het boek niet uit te lezen. Want hoewel het boek cynisch/ironisch praat over opgroeien in een van de meest geprivilegieerde omgevingen van Nederland (een cultureel gymnasium in Haarlem), blijft het een boek over een van de meest geprivilegieerde omgevingen van Nederland. Ik merk dat ik daar steeds minder geduld voor kan opbrengen. De passages over de ziekte van David vond ik daarentegen wat interessanter en de schrijfstijl was voor mij tegen het einde een voorzichtig goed. Dus: wel uitgelezen, maar niet écht overtuigd.
Hilarisch zwartgallig grappig en accuraat - deze roman spot als own voice keihard met alles dat het ‘vechten tegen kanker’ zo vreselijk cliché maakt.
De cliniclowns, de overdaad aan aandacht van wildvreemden en klasgenoten die ineens iets van je moeten, de arts die het aanvankelijk nog even wil aanzien, de ‘slager’ die een tumor heeft verwijderd maar geen diagnoses doet, de stichting die wensen van doodzieke mensen vervult en met name alle vrijwilligers die met bakken knaagdieren en nieuwe laptops aan het ziekenhuisbed een traan wegpinken.
Goed en scherp, maar mij hier en daar redactioneel en qua beeldspraak en chronologie niet helemaal scherp genoeg waar het dat denk ik wel had kunnen zijn. Maar absoluut een boek dat hardop laat lachen en totaal eigenzinnig naar een kankerjeugd kijkt.
26/27 Ik zat in een vorig leven op een kringverjaardag van een collega, waar ik naar aanleiding van het thema circus liet vallen hoe hartgrondig mijn haat voor rouw- en cliniclowns is. Dat je er toch niet op zit te wachten zo’n opdringerig lekker malle alcoholisch rode neus in je snater gedrukt te krijgen om ‘even te kunnen lachen’ als je tegelijkertijd waarschijnlijk min of meer ligt dood te gaan. (Laat staan dat er een op je graf aan je nabestaanden vraagt of ze even aan z’n vinger trekken om een bloemetje water te laten sproeien). Waarop een van de aanwezigen kil aangaf als kind behoorlijk kanker te hebben gehad. En te hebben geleefd voor de clowns die hem opvrolijkten. Dat hij zónder die clowns wellicht niet eens - etc.
De welgemeende gedeelde aversie van hoofdpersoon David voor het hele begrip cliniclowns heft de gêne over voornoemde kringverjaardag meer dan volledig op. Ik sta vanaf heden quite met cliniclowns als soort en kan ze vanaf nu weer zo vurig verwensen als voorheen. Danki, Thijs Hoekstra!
69-70 ‘En vanaf dat moment ging ik er anders naar kijken. Naar groepen mensen, bedoel ik. Want als je een-op-een met mensen praat zijn ze vrijwel altijd wel te doen, maar zodra ze zich in een groep begeven gaat het mis. Dan gaan ze ineens dezelfde dingen zeggen en hetzelfde dragen en dan zijn er ineens appgroepen en mensen die niet in de appgroep mogen, en voor je het weet beginnen ze door de straten te marcheren, liederen te zingen en worden de eerste concentratiekampen aangelegd. Ik denk dat het heel snel kan gaan wat dat betreft.’
84 Ik hield van de nachten in het ziekenhuis. Op de kankerafdeling was er geen moeder die zei dat ik naar bed moest.’
183-184 Deze scène had nog wat redactionele liefde mogen krijgen, aangezien David zich uit bed laat glijden en de gang in stapt terwijl hij er de pagina ervoor al is uitgestapt en naar de gang loopt.
Fantastisch boek. Vol met mensen die ook maar wat proberen en daarmee vooral ongemakkelijkheid produceren.
Favoriete fragment:
‘De Roparun-vogel deed me huiveren. Het was een paars beest dat hardloopschoenen en een shirt droeg maar vervolgens geen broek aanhad, waardoor hij technisch gezien al die tijd met zijn blote cloaca tegen de kwetsbare kinderen stond aan te schuren, wat niemand behalve ik ongemakkelijk vond.'
Dankzij Das Mag’s Debutenabonnement kreeg ik Kuren al op de vijftiende in huis, en ik begon meteen te lezen. De eerste pagina’s nemen je mee in het hoofd van David, veertien jaar en ziek. Kanker. Maar wat me meteen raakte, is hoe nuchter en eigenwijs hij blijft. Hij snapt niet waarom iedereen zo huilt, of ze nou om hém huilen of om het idee van ziekte zelf. Die afstandelijkheid maakt hem juist menselijk, en af en toe pijnlijk grappig.
Het afkraken van Haarlem, de stad waar ik juist zoveel liefde voor heb, vond ik een bijzondere invalshoek. Er zit iets in dat rauwe cynisme dat werkt. Je voelt hoeveel energie het kost om te leven met ziekte, maar David probeert erdoorheen te lachen, met scherpe opmerkingen en een droge humor die soms bijna ongepast voelt, maar juist daardoor eerlijk is.
Door het verhaal heen moest ik regelmatig hardop lachen, om vervolgens ineens stil te vallen. Het boek laat zien hoe het leven gewoon doorgaat, ook als je er zelf even niet aan mee kunt doen. Op 17 oktober had ik het uit, en ik kan eerlijk zeggen dat ik zelden zo heb gelachen om zo’n zwaar onderwerp. Sommige passages waren zó droog dat ik het boek even dicht wilde slaan door mijn gelach, maar ik bleef lezen. Want ergens wilde ik weten: David, ga je Hélène nou eindelijk vertellen dat je verliefd op haar bent?
Dat antwoord verklap ik niet. Lees het zelf. Kuren is geestig, wrang en verrassend luchtig, zelfs in zijn donkerste momenten. Een debuut dat precies weet hoe het de lezer tussen lachen en slikken in laat hangen.
Het is 2012 en de Haarlemse David is een van de dertien kinderen die dat jaar in Nederland te horen krijgen dat ze lymfeklierkanker hebben. Er volgt een opname in het ziekenhuis, chemotherapie, haarverlies en veel gebraak, maar het hoofdpersonage van Thijs Hoekstra’s Kuren zal niet doodgaan.
Dat weten we immers door de structuur van de roman, die begint op het eindexamenfeest van Davids crush Hélène de Boer. Het is een paar jaar na de ziekenhuisopname en David treft iemand bij de keukenkastjes aan. Die ‘iemand’ is de lezer:
Ik wist meteen dat ik je moest aanspreken. Niemand weet precies wie je bent. Mensen vinden je een beetje vreemd, geloof ik. Maar ik mag je wel hoor! (…) Ik heb enorm veel te vertellen. Het probleem is alleen dat er nooit meer iemand naar vraagt. Al mijn klasgenoten kennen deze kankerverhalen al, want ze waren erbij, maar jij hebt natuurlijk géén idee waar dit verhaal naartoe gaat. Dat zie ik aan je, maar er is geen enkele reden om je zorgen te maken. Ik ben gewoon heel enthousiast. Ik heb je zoveel te vertellen.
Op dat moment weet je dat er een stijloefening gaat volgen, waarbij de ik-verteller zijn verhaal zal doen in spreektaal. Er worden dus veel ‘gewoons’ en ‘of zo’s’ aan zinnen toegevoegd om het orale karakter te versterken, en daarmee samengaand wordt er lucht in het verhaal gepompt: de behoorlijk bedroevende en heftige periode uit het leven van David wordt verteld door hemzelf als cynische laat-puber.
Als het David al drie dagen niet meer lukt om te ontlasten en zijn buikpijn almaar toeneemt, gaat hij met zijn moeder naar de huisarts. Die vermoedt lang geen ernstige zaken, maar daar neemt Davids moeder geen genoegen mee en ze eist dat er meer testen worden gedaan. Davids moeder zou je een typische hockeymoeder kunnen noemen, al zit haar zoon niet eens op hockey: ze is (over)bezorgd, (over)zorgzaam, heeft een drukke baan en wil overal controle over hebben. Maar ditmaal heeft ze gelijk, er is daadwerkelijk iets ernstigs met David aan de hand en hij blijkt lymfeklierkanker te hebben.
In het ziekenhuis wordt David niet alleen door zijn moeder, maar ook door zijn klasgenoten en goededoelenorgansaties vertroeteld. Daar zit hij eigenlijk helemaal niet op te wachten. Hij krijgt allemaal goedkope rotzooicadeaus, cliniclowns gaan pas weg als ze hem tot tranen van het lachen toe hebben achtergelaten en de mensen van stichting Doe Een Wens lijken zelf eerst nog wat trauma’s te hebben te verwerken. David heeft amper wensen, het liefst zou hij zwelgen in zelfmedelijden en gamen en films kijken.
Op de kamer ligt hij met kinderen die nog zieker zijn, zoals iemand met mondkanker waarvan zijn gezicht ‘nog het meest op een waarschuwingslabel van een pakje sigaretten’ lijkt. Hoekstra vermijdt die heftige, klinische kant van (kinder)kanker zeker niet. Bij vlagen heel nauwgezet laat hij zijn hoofdpersonage vertellen welke infusen er in hem zitten, hoe ze worden bevestigd, hoe misselijk de chemo hem maakt en welke dilemma’s zijn lotgenoten hebben: het hele been eraf of alleen van voet tot knie met het risico dat de kanker terugkomt? De lichte toon die Hoekstra gekozen heeft zorgt er juist voor dat deze kant gemakkelijk behandeld kan worden, omdat het beschrevene dan niet te zwaar wordt. Kuren is een leerzaam boek bijna zonder dat je het doorhebt. Zeker de passages waarin Hoekstra zo op dreef is dat de ‘gewoons’ en de ‘of zo’s’ achterwege blijven, ben je als lezer helemaal mee. Op andere momenten voel je je als halftwintiger al een beetje te oud voor de puberproblematiek en toon van de hoofdpersoon, alsof de aangesprokene in de keuken idealiter wat jonger is.
Tot slot zit er een maatschappijkritiek in het boek waarvan me nog niet helemaal duidelijk is wat Hoekstra ermee beoogt. De bovenlaag van de samenleving, waarvan David bij uitstek een telg is en waarvan Haarlem tot symbool wordt gemaakt, wordt door het hele boek heen belachelijk gemaakt, performancekunst krijgt het weer zwaar te verduren en maatschappelijk engagement wordt ontmaskerd als een poging tot het breed trekken van navelstaarderij. Als David op social media zit merkt hij op:
De wereld was het afgelopen jaar in een draaikolk veranderd. Op het internet waren er tegenwoordig alleen maar mannen met baarden die schreeuwden over vrouwen, en vrouwen met gekleurd haar die schreeuwden over mannen, en het enige wat ze nog met elkaar deelden was het feit dat ze schreeuwden.
De roman eindigt met de realisatie dat David bijna het paard is dat voor hem staat, ‘[h]et enige verschil tussen het leven van mij en het leven van dat paard is dat hij er zich niet van bewust is. Het paard dat de hele dag geen gras kan vinden denkt niet dat hij een slecht paard is.’ Uit al deze voorbeelden komt mij een beeld naar voren dat David de moderne maatschappij verwerpt en aan het einde misschien zelfs wel de menselijke conditie an sich. Maar de voorbeelden passen niet noodzakelijk goed in dít boek, bij dít personage. De gedachten zijn te rijp om als puberverongelijktheid af te doen, eerder Houellebecq dan Salinger. Ik ben benieuwd waar ze toe leiden als Hoekstra ze verder uitwerkt, in een volgend boek na Kuren wellicht.
Laat ik meteen zeggen: dit boek is oprecht een aanrader: ga het lezen!
Het is echt heel goed en leuk geschreven. Dit is die typische DasMag/Gen Z-literatuur die we kennen van bijvoorbeeld Tobi Lakmaker, en het werkt gewoon fantastisch. Het verhaal wordt op een nieuwe manier verteld: letterlijk, alsof iemand het je rechtstreeks zit te vertellen. Daardoor zit het vol spreektaal, denk aan zinnen als ‘Kijk:’, ‘Weet je wat het is’, en ‘denk ik’. De verteller spreekt je direct aan, wat het verhaal eerlijk, geloofwaardig en bovendien ontzettend grappig maakt.
Het enige wat voor mij wat minder werkte, is dat hij de lezer op een gegeven moment personaliseert, door te doen alsof jullie elkaar op een feestje ontmoeten en hij daar dit verhaal aan je vertelt. Dat vond ik niet storend, maar het had van mij niet gehoeven.
Ik waardeerde de nuchtere en cynische toon van dit boek. Het is gek genoeg zeer vermakelijk om te zien hoe zwaar ongemakkelijk mensen zich gedragen wanneer ze geconfronteerd worden met iemand met kanker. Het is zo'n situatie waar geen script voor bestaat en die ook nog eens niet snel weggaat. Een simpele sociale dooddoener als "beterschap" of "het komt wel goed" dekt niet de lading van de ernstige ziekte, maar overdreven medelijden en verdriet voelt als een extra last die op de schouders van het kind met kanker wordt gelost. En David moet het maar allemaal over zich heen laten komen, van de shitty cadeaus van klasgenoten en irritante cliniclowns tot ouders die niet weten wat ze met hun emoties aan moeten en een broer die hem negeert. Het is een bizarre situatie, met soms lachwekkende, soms ontroerende gevolgen. Altijd ongemakkelijk in elk geval. Ik heb genoten.
Af en toe was het wel grappig, maar dit boek is waar het zich tegen wil afzetten. Het ruikt naar Urban Arrow en VanMoof.
Het ís Haarlem. De cynische toon over opgroeien in die omgeving maakt het helaas het plaatje compleet, want ook onverschillig doen over de Randstedelijke Gymnasium bubbel waarin je opgroeit hoort erbij.
De eerste keer dat ik de naam Thijs Hoekstra hoorde, was toen ik Vincent Van Meenen ontmoette en hij me vroeg wat ik zoal deed in mijn leven en ik zei ik studeer politieke wetenschappen en hij zei dat Thijs Hoekstra ook politieke wetenschappen had gestudeerd en ik dacht bij mezelf wie de fuck is Thijs Hoekstra dus ik zei "ken ik niet" en dan "ik ken alleen Wopke Hoekstra", want ik studeer politieke wetenschappen, weet je wel.
Achteraf gezien was het niet zo vreemd dat ik niet vertrouwd was met Thijs Hoekstra, want hij had op dat moment nog maar een paar weken zijn debuut uit: Kuren. Dat is dit boek dat ik gisteren gekocht heb toen ik gisteren in de boekhandel de nieuwe Sampol wou kopen want heb ik al gezegd dat ik politieke wetenschappen studeer en die nieuwe Sampol was er niet, maar ja ik was al in die boekhandel en het was buiten nog erg hard aan het regenen dus ik moest wel nog even schuilen in de boekhandel en dan toch op zijn minst iets kopen en dan herinnerde ik me dat gesprek met Vincent Van Meenen en werd het dus Thijs Hoekstra's debuut: Kuren.
En ik heb het vandaag uitgelezen. En het is een grappig boek. Een erg grappig boek zelfs, en dat zeg ik niet snel. Het gaat ook over kanker, minder leuk, maar het blijft een grappig boek, een erg grappig boek zelfs, dus dat compenseert elkaar. Het motto aan het begin van het boek komt ook van Albert Camus, dus dat is ook meteen een pluspunt.
Dit is tot slot ook het boek dat mij heeft geleerd dat een gaydar ook kan werken tijdens het lezen van een boek want ik wist meteen dat die broer niet hetero was want welke echte, pure, zuiver heteroseksuele man drinkt er nu elke dag koffie met zijn grote groep vriendinnen die lachen met alles wat hij zegt?
Benieuwd naar wat Hoekstra nog allemaal gaat schrijven in de toekomst. Dit is alleszins al een goed debuut. Erg goed. Grappig ook. Erg grappig. En heb ik al gezegd dat ik dat niet snel vind?
Ik zou niet kunnen zeggen hoeveel keer ik het woord hilarisch in mijn notities heb getikt, maar het was veel. Eén keer was het zelfs onbedoeld hilarisch, een kwestie van noord-zuid verwarring, toen de veertienjarige verteller zijn moeder en zijn huisarts vertelde dat hij al drie dagen niet had gepoept. Dat betekent in Vlaanderen iets geheel anders dan wat klinisch wordt omschreven als defeceren. Edoch dit geheel terzijde.
De scene over de ejaculaatoogst is hilarisch. De Beatlespelgrimstocht is hilarisch. Het is allemaal hilarisch.
Het zit soms boordevol clichés maar ik heb mij rot geamuseerd met dit boekje. Bovendien evolueert het van puberale hilariteit via cynisme naar ironie. Er zit een hele evolutie in (het verhaal van) David.
Hoekstra schrijft uit eigen ervaring, en dat merk je. Niet alleen is het heel accuraat (ik had een deskundige binnen handbereik —WhatsApp-bereik— om dat te verifiëren, en ik had zelf ook al het een en ander opgepikt uit het boek Immuun voor kanker, zoals de kralenketting bijvoorbeeld), maar je merkt het ook aan de doorleefde manier waarop hij David het verhaal laat vertellen.
Net zoals Lieselot Mariën (Als de dieren) slaagt ook Hoekstra erin het persoonlijk-anekdotische te overstijgen en het gegeven veel ruimer open te trekken. Beiden doen dat overigens op een totaal verschillende manier en in een totaal onvergelijkbare stijl.
Op de (schaarse) momenten dat Hoekstra niet de hilariteit nastreeft, vangen we een glimps op van de belofte die dit debuut inhoudt. Ik hoop dat hij nog boeken gaat schrijven om die belofte in te lossen.
De scène waarin het knaagdier doet wat het doet - knagen - is een geweldige combinatie van horror en slapstick: “Eerst werd hij besproeid met de doorzichtige chemo en daarna met mijn bloed. Het kwam in golven op hem neer.”
David is veertien en net als het leven moet beginnen steekt een tennisbaltumor daar een stokje voor. Wat volgt is het verslag van een jaar in en uit het ziekenhuis.
Klinkt heavy? Is dat niet (altijd).
Debutant (en hoofdpersonage?) Hoekstra vindt vaak humor in de situatie, zuigt de lucht zelden uit de kamer.
Jazeker, soms is het wat langdradig - die vreemde afstudeerprojecten van de millenials in Maastricht hebben we al eerder gelezen - maar hoe David daar dan weer en met zijn sondevoedingsrugzak tussendoor dwaalt, is een beeld dat sterker is dan alle performances te samen.
Het paard op het einde had ook niet gehoeven, met Dirk waren we allang blij, maar al bij al staart de auteur toch eerder naar het volledige, opstandige lichaam dan naar de navel alleen.
“Ze zou die hele reis nadenken over hoe erg het wel niet was in dat ziekenhuis. Ze zou beseffen hoeveel geluk ze had dat haar eigen kinderen gezond waren. Een gedachte die uiteindelijk alles zou overheersen. En in de avond zou ze, nadat ze iedereen had thuisgebracht, haar echtgenoot vertellen dat ik dapper vocht tegen mijn ziekte, maar daar klopte niets van, want ik was niet een van de legers. Ik was het braakliggende landschap waar de manschappen elkaar aan het uitmoorden waren, waar speren en zwaarden uit de aarde staken en het bloed de grond in sijpelde. Ik was het slagveld.”
Onverwacht zo herkenbaar, vooral het stuk over die datum van het vergaan van de wereld. Het helpt vast dat ik ongeveer even oud ben als Thijs Hoekstra, want dat is ook precies waar ik mee bezig was toen ik in 2012 op de middelbare zat. Echt een heerlijk boek om te lezen, op zeldzame momenten ook ontroerend, maar vooral veel te kort! Ik denk dat dit echt de potentie heeft om de nieuwe Joe Speedboat te worden.
Jaaa, ik wil meer van dit!! Weet niet of ik ooit zo hard heb gelachen om een boek. Hoekstra’s observaties zijn zo scherp, dat ondanks dat je zelf nooit bent geteisterd vrouwen van Doe Een Wens die hun feeënfase nooit zijn ontgroeid, je gelijk weet dat hij gelijk heeft.
Stoer en vlot, lekker Dag Mag-boekje. Ik heb gelachen om de aftrekkamer en het konijn dat onder de chemo kwam te zitten en een beetje gecringed toen de inner voice van de puber soms - anti-puberaal - uit de bocht vloog met chique woorden.
Soort Holden Caufield meets die gast uit Red ons, Maria Montanelli. Goede toon, paar keer hardop gelachen, de laag die uiteindelijk Catcher klassieker maakt mist het wel, wat geen schande is