Wat als je het gevoel hebt dat je gevangenzit in een verhaal?
Als kleine jongen is Martin Oonk ernstig ziek. Hij moet zich overleveren aan wat artsen hem allemaal aandoen. Eenmaal genezen neemt hij zich voor dat niets of niemand hem ooit nog op die manier kan bedreigen. Maar of hij zo ontsnapt? Zijn defensieve houding maakt hem tot een niet zo goede zoon, een slechte broer en een gemankeerde levenspartner. En juist wanneer hij dat als vader lijkt te overwinnen, wordt hij ingehaald door de werkelijkheid, die hem weer opsluit in zijn eigen verhaal.
Laatste man stelt de vraag naar de mogelijkheid om werkelijk vrij te zijn, los van wat de tijdgeest ons, vaak zonder dat we het weten, oplegt. En als die vrijheid niet mogelijk is, kun je dan schuldig zijn aan wat de omstandigheden je ingeven?
Prachtige roman. Al is prachtig misschien niet helemaal het juiste woord, maar het is het eerste wat in me opkomt. Laatste Man heeft me heel hard ontroerd en ik vind het erg bijzonder hoe een roman die eigenlijk 'kort' is, vergeleken met het gemiddelde (maar wat is gemiddeld ook eigenlijk) zo rijk en vol van inhoud is. Nog bijzonderder is hoe ik mezelf kon identificeren en herkennen met sommige delen en het personage van Martin (die nochtans mijlenver van me afstaat) en ik dénk dat dat voor andere mensen ook zo is (afgaande op wat ik al las in stukken over Laatste Man). Maar die mensen zullen zich dan vast in andere zaken herkennen dan ik. Ik denk echt dat het een verhaal is dat veel mensen van verschillende leeftijden en achtergronden kan raken. Bijzonder dus!
Kijk: voetbal interesseert mij geen zier, en ik vind boeken die over kinderen gaan (meestal) verschrikkelijk. Maar hoe geboeid heb ik het voetbalspel tussen de jonge Martin en Raymond in de kliniek meegemaakt. Meegemaakt, niet gelezen. Ik was erbij een ontweek de ballen die Raymond mijn richting uit loeierde. Martin groeit op, in de roman, maar voetbal blijft wel een rode draad doorheen het verhaal (het begint eigenlijk al bij de titel!) —al hinderde het mij op geen enkel moment bij het lezen. Het was geïntegreerd als een verhalend element en, hoewel ik er meestal weinig van begreep (van wou begrijpen), ging ik er graag in mee.
Reugebrink laat zijn hoofdpersoon over zichzelf soms in de derde persoon vertellen en wekt daardoor de schijn het ook maar allemaal tot eigen verwondering ter plekke uit te vinden (en neutraal te zijn). Het is een heel mooie verteltechniek, en uitstekend toegepast.
Want dat is deze roman in eerste instantie: een verhaal. Een mooi, mooi verhaal. Zonder protserigheid of moeilijkdoenerij. Na de korte inleiding grijpt Reugebrink ons stevig vast en laat ons niet meer los tot hij verteld heeft wat er te vertellen viel: een gans leven. En dus gaat het onrechtstreeks ook over (al dan niet voortschrijdend) inzicht en tijdgeest en de lineariteit van het leven. Al wordt er (gelukkig) nooit gepreekt, enkel verteld, enkel geleefd.
Het verbaast mij een beetje (lees: enorm) dat dit boek niet meer aandacht krijgt. Want dat verdient het echt wel!
Zinnetjes van zes woorden kunnen we allemaal schrijven. Aan de ribben klevende en zowel van klank als betekenis zinderende paragrafen uit de pen trekken is echter maar weinigen gegeven. Marc Reugebrink is een van die weinigen. In zijn nieuwe boek volgen we Martin van zijn negende tot zijn vierenzestigste, een jongen met een probleem aan de urineblaas die als laatste man - zoals de titel luidt - zowel op het voetbalveld als in het leven iedere aanval op zijn authenticiteit probeert af te slaan, maar faalt. Zijn voetbalmaatje in het ziekenhuis, zijn eerste meisje en zelfs de geboorte van zijn dochter, alles wordt overschaduwd door het grote zwijgen dat altijd rond zijn kwaal heeft gehangen.