Soms horen we louter stilte, of veronderstellen we stilte te horen. Maar wie heeft ooit stilte gezíén? Hoe ziet stilte eruit? Hoe druk je de afwezigheid van geluid uit in beeld? De Belgische kunstenaar Luc Tuymans stelde eens dat kunstwerken, willen ze effect sorteren, ‘de immense intensiteit van stilte’ moeten verspreiden. De stilte van het licht is een onderzoek naar facetten van die immense stilte. Misschien belichaamt stilte in de kunst een verlangen om er niet te zijn. Dit verlangen vormt voor Zwagerman de aandrijfmotor in De stilte van het licht.
Joost Zwagerman debuteerde in 1986 met de roman De houdgreep, die door Carel Peeters in Vrij Nederland werd bestempeld als 'het meestbelovende debuut sinds jaren'. Zijn doorbraak naar een breed publiek kwam met de roman Gimmick! (1989), die in 1996 voor het theater bewerkt werd door Theatergroep De Kwekerij. Het boek geeft een beeld van de trendy uitgaanscultuur en kunstenaarswereld van Amsterdam, waar hij in die tijd veel in verkeerde. In 1991 verscheen Vals licht, dat werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en in 1993 werd verfilmd door Theo van Gogh. Ook De buitenvrouw (1994), over een liefde in multiculturele tijden, bereikte de longlist van de AKO Prijs. Nadien volgden de romans Chaos en rumoer en Zes sterren. Zwagermans werk verscheen in vertaling in twaalf landen, waaronder Duitsland, Frankrijk, Japan en Hongarije. In 2000 werd de Duitse vertaling van De buitenvrouw (Die Nebenfrau) genomineerd voor de Nordrhein-Westfalen Literaturpreis. Ook ontving Zwagerman voor Die Nebenfrau de Literaire Prijs van de stad München. Zwagerman behoort inmiddels, samen met auteurs als Connie Palmen en Arnon Grunberg, tot de meest gelezen Nederlandse schrijvers van zijn generatie. Dat bleek eens te meer toen hij in het najaar van 2003 veertig jaar werd: zijn uitgeverij De Arbeiderspers maakte bij die gelegenheid bekend dat van zijn boeken in totaal meer dan 1.100.000 exemplaren waren verkocht, exclusief vertalingen. Behalve romans publiceerde Zwagerman ook gedichten en essays en was hij actief als columnist.
Zwagerman leed aan depressies. Op 8 september 2015 maakte zijn uitgeverij, De Arbeiderspers, bekend dat Zwagerman op 51-jarige leeftijd in zijn woonplaats Haarlem een eind aan zijn leven had gemaakt.
“Kennis is geluk”, één van de vorige bundels van Zwagerman, was een aangename ontdekking; wat me verraste was de onbevangenheid waarmee Zwagerman iconische en minder iconische beeldende kunstenaars te lijf ging. Ook in dit bundel is dat terug te vinden, maar toch veel minder. Zwagerman heeft zijn (reeds vroeger gepubliceerde) artikelen hier meer gerubriceerd (in de categorieën Stilte-Schoonheid-onbehagen-Verdwijnen), en ik vermoed ook in die zin wat bijgewerkt (al heb ik dat niet kunnen checken). Dat geeft het geheel een wat meer geconstrueerde, minder verrassende toets.
Nu goed, vooral de rubrieken Stilte en Verdwijnen bevatten ronduit pareltjes. Bij Stilte wil ik me daarbij uitdrukkelijk afzetten van de overvloedige verbanden die met de zelfmoord van Zwagerman gelegd zijn, alsof het allemaal al te lezen was in deze korte essays. Het is een menselijke impuls, ik weet het, maar je mag gewoon niet gaan screenen op ‘aankondigingen’, dat lijkt me onrecht doen aan de complexiteit van de auteur. Er is natuurlijk die ene zin in het voorwoord “Kunst als manier om zichzelf weg te borstelen door een eigen wereld te creëren, een alternatief uitspansel, waarin men vervolgens oplost”, een heel mooi beeld dat naar mijn aanvoelen echt wel iets authentieks vertolkt van wat artistieke passie kan zijn, maar ik heb heus niet de indruk dat Zwagerman hier over zichzelf sprak.
Hoezeer de auteur ook aangetrokken was tot die ‘mystieke, verstilde’ aspecten van kunst (rond stilte en leegte), ik vind dat hij toch aardig wat aandacht besteedt aan wat een recensent de ‘luidruchtigen’ heeft genoemd (Pollock, Rothko, Warhol, Koonz, enz…). Dat geeft aan dat een boel kunstenaars bewust ook dat andere uiterste opzoeken: de manische expressie, zo extravert en schreeuwerig mogelijk, en het is spijtig dat Zwagerman dat niet heeft uitgediept. Maar nog eens, we krijgen echt wel wat moois in de plaats. Vooral de stukjes onder de rubriek Verdwijnen waren echte ontdekkingen voor mij. (2.5 stars)
In deze bundel essays schrijft Joost Zwagerman zo deskundig en tegelijk zo persoonlijk over kunstwerken dat je niet anders kan dan verliefd te worden op de meeste van de werken die aan bod komen. Zelfs wanneer zijn schrijfsels eens wat minder boeiend zijn, blijven ze bijzonder prachtig geschreven. En zo is deze bundel een mooie opwarmer voor een museumbezoek en blijkt Zwagerman een enthousiaste leermeester in de kunst.
Zwagerman vertelt op een zeer boeiende wijze wat hij ziet en daardoor leert hij mij ook zien. Dat lukt hem niet altijd, maar dat hoeft ook niet. Iedereen ziet en voelt iets anders. Maar wat hij weldegelijk aanreikt is de zin om te kijken. Niet altijd begrijp ik de extase die een schilderij teweegbrengt bij mensen zoals bijv. de schilderijen van Rothko of de performance kunst van Abramovic, met uitzondering van 'The Artist Is Present'. Ook gaat het laatste hoofdstuk over 'Verdwijnen' me een beetje boven mijn pet. Het zoeken naar het niets, het ultieme, het verdwijnen. Dat ontbreekt bij mij en daarom kan ik er niets mee. Daags voor het verschijnen van dit boek heeft Zwagerman een eind aan zijn leven gemaakt. Dat zet het laatste hoofdstuk wel in een heel ander licht. Ik word er stil van.
Essays over kunst. De volgende thema's worden belicht: Stilte, Schoonheid, Onbehagen, Verdwijnen. Stuk voor stuk enthousiasmerend, niet hoogdravend, verrijkend, uitnodigend naar verdere verdieping.
In 2013 maakte ik een bootreis naar Spanje en Portugal. Ik bezocht onder meer Lissabon, Gibraltar en Malaga. Joost Zwagerman trad aan boord op als gastspreker over het onderwerp ‘de stilte in de kunst’. Hij was gefascineerd door de kunst van het minimale, door kunst die zichzelf overbodig maakt. Zijn grote voorbeeld was Mark Rothko, die met minimale middelen schilderde. Zijn lezing maakte toen indruk op me. Twee jaar later maakte hij een einde aan zijn leven en toen kwam postuum dit boek, zijn laatste werk uit. Hij was een kenner van literatuur en beeldende kunst en wist er ook boeiend over te vertellen, bijvoorbeeld in ‘De Wereld Draait Door’. Mij valt op dat het woord zelfdoding verschillende malen in het boek valt, zoals bij Rothko die een einde aan zijn leven maakte. Ik vermoed dat Joost Zwagerman tijdens het schrijven van het boek en door zijn fascinatie voor het minimale in de kunst en het als het ware verdwijnen in een kunstwerk bewust of onbewust bezig was met zijn eigen levenseinde. Het boek kun je dan ook lezen als zijn testament.
De meeste abstracte en/of moderne kunst is nou eenmaal niet echt mijn ding. Sorry Joost.Wel paar nieuwe kunstenaars ontdekt (Berndnaut Smilde, Jan Mankes)