Aaf van Pommeren groeit op in de jaren zestig in een alledaags protestants gezin, aan de rand van een klein dorp. Het enige uitje van de familie is de reis in de Deux Chevaux naar opa en oma in de Achterhoek. Wanneer Aaf zes jaar oud is bekeren haar ouders zich tot de Pinkstergemeente. Ze blijken geboren leiders en al spoedig wordt vader aangesteld tot voorganger. Zijn preken krijgen landelijke faam en de gemeente groeit snel. In huize Van Pommeren gaat geen dag voorbij die niet is gevuld met opwekking en genezing, of zonder een broeder of zuster die persoonlijk door God wordt aangeraakt. In het meer, dat aan de achtertuin grenst, worden alle nieuwe gemeenteleden zelfs gedoopt. In datzelfde meer vlucht Aaf in eindeloze banen borstcrawl. Ver het meer in, om tot zichzelf te kunnen komen. Als Aaf begin jaren ’80 gaat studeren aan de Sportacademie belandt ze in de wereld van hippies, vrije seks, anarchie en krakersrellen. Ze realiseert zich dat ze hier kan loskomen van God, maar ook dat God nu haar enige houvast is.
Verfrissend en uniek. Zeker erg herkenbaar, en mooi geschreven hoe een jong meisje opgroeit met het christelijke geloof. De combinatie met het fanatieke zwemmen maakt het een mooi rond verhaal. Leest heerlijk weg en blijft toch ergens in mijn hoofd hangen.
De eerste levensjaren van Aaf van Pommeren zijn zorgeloos. Het gezin waarin ze opgroeit gaat op zondag naar de kerk maar de rest van de week speelt geloof geen grote rol. Dat verandert drastisch wanneer haar ouders er voor kiezen om lid te worden van de nieuwe Evangelie. Samen met haar broer Rim beseft Aaf wel degelijk dat de veranderingen ingrijpend zijn, maar als kind heb je daar geen invloed op. De weg die haar ouders zijn ingeslagen heeft grote gevolgen; zij worden het voorgangersgezin. Met deze nieuwe rol is er geen rustig moment meer in huis. De deur wordt constant platgelopen en logees in de kinderkamer zijn geen uitzondering. En altijd, altijd wordt er gebeden en gezongen. "Altijd vrolijk, altijd vrolijk, Alle dagen zonneschijn. Volle blijdschap is Gods gave, Laat ons altijd vrolijk zijn."
De eerste helft van de roman sleept zich hier door heen. Wellicht is al die ruimte nodig om zowel de positieve als de negatieve kanten van het leven binnen de Pinkstergemeente te laten zien. Maar als lezer ben je een keer klaar, je wilt eruit en je bent dan ook blij wanneer Aaf de eerste stappen naar haar vrijheid durft te zetten en het doet.
Aaf zoekt en vindt haar eigen weg in de grote stad van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ze komt regelmatig in situaties terecht waarin haar diepgewortelde angst voor Satan op de proef wordt gesteld. Daarnaast leert zij omgaan met gevoelens waar elke tiener/jong-volwassene tegenaan loopt. Doordat ze is opgegroeid in zo’n compleet andere wereld, waarin geloof een allesoverheersende rol speelt, levert dat enkele hilarische situaties op.
Aaf begint zich los te maken van het geloof en wil dit doen zonder radicaal de banden door te snijden. Dit om de relatie met haar ouders niet zodanig te beschadigen dat ze in de toekomst niet meer met elkaar om kunnen gaan. Dit gevecht wordt duidelijk en in eenvoudige taal beschreven. “Haar ouders zaten niet op de tribune, ze waren er nog nooit geweest. Ze had ze wel eens uitgenodigd om een wedstrijd mee te maken, maar vader moest preken. (...) ‘Moet je nu zo nodig ook op de dag van de opstanding in dat water liggen?’ had vader gevraagd, waarop het antwoord in haar keel verklonterde en ze zwijgend de hoorn erop had gelegd. (...) Vader had die keer teruggebeld met de mededeling dat de lijn zomaar verbroken werd. ‘Ja,’ had ze gezegd, ‘fijne feestdagen.’ ”
De auteur is dus zelf opgegroeid in een gemeenschap die vergelijkbaar is met die waarin haar hoofdpersonage Aafke opgroeit. Haar ouders hebben haar warm en liefdevol opgevoed, waardoor het voor haar niet eenvoudig was om te voelen en te weten dat zij zich in die gemeenschap niet thuis voelde en afstand wilde nemen. Het is een onderwerp waarin je geïnteresseerd moet zijn, wil je deze roman gaan lezen. Zeker in de eerste delen van het boek, die vele gezangen bevatten, word je als lezer op de proef gesteld . Het is de auteur goed gelukt om de wereld binnen het geloof weer te geven. Je voelt de beide kanten van het leven binnen een geloofsgemeenschap duidelijk: zowel de positieve als de negatieve.
Dit boek kon ik niet wegleggen voor ik het uit had.
Ik heb zelf een tijdje meegedraaid in een pinkstergemeente en hoe dat in dit boek wordt omschreven is enorm herkenbaar. Zowel de positieve kanten als de negatieve.
Ik vond het echt jammer toen het boek afgelopen was en dat het een beetje een open einde was.
Het las lekker vlot weg, maar Aaf en haar gedachten leerde ik toch niet goed genoeg kennen om meegesleept te worden. Net of er niet onvoorwaardelijk voor Aafs perspectief was gekozen...
Ik weet eigenlijk niet hoe ik dit boek moet beoordelen. Er bestaan geen sterren voor "fucking confronterend" Ik kan wel zeggen dat het er net zo aan toe ging bij mij in de gemeente vroeger, en dat er schokkende dingen gebeurden, maar ik heb er ook heel lieve en oprecht fijne herinneringen aan. Om die reden heb ik niet echt plezier beleefd aan Altijd vrolijk, het was alsof ik mijn eigen jeugd door een ander verteld hoorde. En ken je dat gevoel dat je zelf wel een onaardig grapje mag maken over een familielid, maar oh wee als een buitenstaander dat doet? Zo voelde het lezen van dit verhaal.
Dit boek heeft een bijzonder thema: een meisje dat opgroeit met ouders die zich tot de Pinkstergemeente bekeren. Anke Kranendonk geeft je een inkijk in een wereld van spreken in tongen, wonderbaarlijke genezingen en het verdrijven van de duivel.
Toch kon ‘Altijd vrolijk’ me niet echt boeien. De hoofdpersoon komt voor mij onvoldoende tot leven. En ik vond de schrijfstijl nogal recht toe recht aan en de dialogen soms wat knullig. Jammer!
Altijd Vrolijk is geschreven vanuit het perspectief van een kind dat opgroeit tot jongvolwassene, en leest daardoor meer als jeugdliteratuur dan als literaire roman. Zowel het proza als de personages zijn wat vlak, karikaturaal bijna (oeria koeria) en de materie, een coming of age verhaal van een meisje dat opgroeit in een gezin dat zich bekeerd heeft tot de Pinkstergemeente, wordt niet veel verder uitgewerkt dan een beschrijving van gebeurtenissen.
Dit coming-of age verhaal speelt zich af in een Fries gezin dat fanatiek deel uitmaakt van een Pinkstergemeente en waarvan de vader later ook een gemeente leidt. De typische invloed van het geloof en de gemeente op het gezinsleven weet Anke Kranendonk geloofwaardig te beschrijven. Die invloed gaat heel ver en vormt het denken over goed en kwaad van de jonge Aaf. Aaf heeft een eigen passie: zwemmen, waarmee ze uiteindelijk weet los te komen van het geloof en haar ouders en haar eigen ideeën gaat vormen. Het veranderen van denken en het kiezen van Aaf voor haar eigen weg wordt door de schrijfster heel mooi en aannemelijk geschreven. Je ziet steeds meer de echte Aaf geschetst. Aan het einde van het verhaal volgt een flashback waarin onderstreept wordt dat haar vader het zwemmen heeft gestimuleerd. Ik vraag me af of het verhaal autobiografische elementen heeft.
De thema’s van religie en zwemmen zijn mooi beschreven, met gevoel voor detail maar niet te uitgebreid. Tijdens de week dat ik bezig was in dit boek dacht ik vaak: ‘Hoe zou het verder gaan met Aaf?’ en ik pakte het boek weer op. Dat is voor mij een teken dat het echt een goed boek is.