We werken minder, maar we hebben meer te doen. we hebben meer vrije tijd, maar slapen minder. Terwijl we klagen over drukte, gejaagdheid en een dreigende burn-out, plannen we onze dagen vol. Kortom, onze tijd wordt 'obees'; we proppen ons leven vol en zijn niet langer in staat om te lummelen of werkelijk niets te doen.
Wie denkt dat rusteloosheid een ziekte is van deze tijd, heeft het mis. Al eeuwenlang zoekt de mens een uitweg voor een probleem dat hij zelf veroorzaakt: een te vol leven. Maar is die rusteloosheid werkelijk een probleem, of is het juist een van onze voornaamste drijfveren? Passie, creativiteit en verlangen bestaan bij gratie van ongedurigheid, aldus filosoof medicus Ignaas Devisch.
In weerwil van alle pleidooien om te vertragen en de roep om spiritualiteit en ascese, breekt dit boek een lans voor de positieve kanten van een mateloos leven.
Negentiende eeuwse zenuwartsen, Verlichtingsfilosofen en Florentijnse zakenmannen uit het Quattrocento kloegen er al over: een onbeheersbare rusteloosheid die de mens tot kwellens toe voortdrijft. Vandaag meer dan ooit lijkt een toestand van sereen evenwicht en onthechtheid ons te ontsnappen. En toch blijven we er intens van dromen. Ignaas Devisch vraagt zich af hoe dat komt en waarom we het zo lastig hebben om die rusteloosheid te aanvaarden, en zelfs te omarmen als een krachtige impuls tot een rijk en voldoening gevend leven.
In een aantal inleidende hoofdstukken geeft de auteur aan de hand van anekdotische getuigenissen een historische schets van de ervaring van rusteloosheid in de moderniteit. Hieruit blijkt dat het spanningsveld tussen verveling en rusteloosheid geen nieuw fenomeen is. Vervolgens bespreekt hij drie fundamentele maatschappelijke en sociaal-psychologische krachten - met name economisering, secularisering en individualisering - die helpen begrijpen waarom dit zo is.
Het duurt een hele tijd eer Devisch zijn troefkaart op tafel gooit. Immers, er zijn in feite twee variabelen in het spel. Aan de ene kant is er de mate waarin we blootgesteld zijn aan de impuls om steeds intenser te leven. Daarin hebben we als moderne mens nauwelijks de keuze. We zijn nu eenmaal voorgeprogrammeerd om het onderste uit de kan te halen. Een groot deel van de argumentatie van Devisch gaat daarover. Maar of ons dat tot een burnout of een creatieve roes voert, hangt af van een tweede, in dit boek ietwat diffuser belichte variabele, namelijk de mate waarin we die intense activiteit als zinvol ervaren. Toen ik dit las, kon ik niet aan de verleiding weerstaan om die twee variabelen haaks op elkaar te plaatsen. Zo ontstond een eenvoudige maar interessante antropologische lens om het verlangen van de moderne mens mee te analyseren. Een leven in het ‚lage intensiteit-lage zinservaring’ kwadrant staat bloot aan existentiële verveling. Dat is per definitie destructief. Het ‚lage intensiteit-hoge zinservaring’ kwadrant staat in het teken van het contemplatieve bestaan. Voor Devisch zal dit in onze postmoderne tijdsgeest altijd een marginaal gebeuren blijven. Zijn pleidooi voor een ‚mateloos leven’ heeft betrekking op het ‚hoge intensiteit - hoge zinservaring’ deel van de ruimte. Hier worden we voortgedreven door authentieke passie om te excelleren. Druk is hier generatief en leidt tot een rijk bestaan. Het probleem van onze tijd is dat veel mensen vastzitten in het ‚hoge intensiteit - lage zinservaring’ kwadrant. Devisch alludeert op een aantal processen die de hedendaagse mens in dat onrustige (niet: rusteloze) deel van de ervaringsruimte vasthouden: hyperfragmentatie door constante intellectuele en sensorische impulsen, ‚heteronome arbeid’ (70% van werknemers heeft geen of een negatieve emotionele band met hun werkomgeving), en ‚mimetische begeerte’ (waardoor we dingen niet om hun intrinsieke waarde gaan verlangen, maar omdat iemand anders ze heeft). Hoe kunnen we hier mee omgaan? Devisch wil naar eigen zeggen geen zelfhulpboek schrijven en gaat hier niet diep op in. Ongetwijfeld is dit een kwestie van maatschappelijke structuren en oordeelkundige prikkels. Maar ook van de juiste vaardigheden. Kinderen leren vandaag niet om keuzen te maken in overvloed, of om als reflexieve en gepassioneerde ontwerpers hun eigen leven gestalte te geven. Hier schiet ons onderwijs schromelijk tekort. Tot slot wijst Devisch er ook op dat we ook vanuit het generatieve kwadrant weer door de onrust kunnen opgeslorpt worden als we, bijvoorbeeld, een beklimming van de Mont Ventoux als een maatschappelijke plicht of norm gaan beschouwen. Daardoor verliest deze potentieel vormende ervaring haar zingevende kracht.
De grote verdienste van dit boek is de deconstructie van het verlangzamingsdiscours en de sirenenzang van een leven in evenwicht. Volgens de auteur helpt dit ons niet om met de hoge intensiteit van het leven in een geëconomiseerde, geseculariseerde en geïndividualiseerde maatschappij om te gaan. Het boek roept daarentegen op om de kinetiek te omarmen, maar de virtuositeit en het meesterschap te ontwikkelen om er reële voldoening uit te halen. Voorwaar een Nietzscheaanse boodschap, die ook sterk resoneert met het denken van Peter Sloterdijk.
Rusteloosheid is een toegankelijk boek. Persoonlijk geef ik niet zo veel om de badinerende stijl waarvan de filosoof zich hier bedient, maar voor vele lezers zal dit zeker een hulp zijn om zich toegang te verschaffen tot een interessante reflectie over onze hedendaagse condition humaine.
Dit is een boek dat op het juiste moment komt: met het gesakker om ons heen over het continue gebrek aan tijd, na de maatschappelijke analyses over de druk die het neoliberalisme op het individu legt om altijd maar verder te gaan in presteren en consumeren, na het bijna modieuze cultuurpessimisme van de laatste tijd biedt Devisch een heel ander, verfrissend perspectief aan. Ik volg zijn analyse voor 100% dat de rusteloosheid in de moderne mens ingebakken zit (al veel langer dan we denken, in elk geval al veel langer dan het kapitalisme bestaat), en dat we zelf kiezen voor eindeloos activisme. Devisch trekt daar de logische conclusie uit: dat er in die rusteloosheid in de eerste plaats een positief gegeven zit, namelijk als een mateloze drang gericht op zelfontplooiing . Terecht wijst hij op de excessen: als de mateloosheid te ver doorslaat, als de band verloren gaat met de finaliteit (de zingeving), of als mateloosheid een maatschappelijke dwang wordt. Persoonlijk zou ik er nog een aan toevoegen: als mateloosheid schadelijk wordt voor je directe omgeving. Want dat is wel een lacune bij Devisch, vind ik: ook hij trapt in de val van het super-individualisme, en verliest daarbij uit het oog dat wat individuen doen een directe impact kan hebben op de mensen die rond hen staan (gezin, vrienden, collega’s…). Maar afgezien van dat minpuntje kan ik de lectuur van dit boek alleen maar aanbevelen (en zeker ook de voortreffelijke analyse van dit boek door Philippe, hier op Goodreads)
Rusten is dood zijn en leven is rusteloos. Devisch houdt niet enkel een pleidooi voor mateloosheid, maar ook voor gretig in het leven staan, gulzigheid en meer van dat. En dat dat hoort bij mens zijn, niet bij onze tijd. De paradox zit ons verlangen: naar het andere. Naar nietsdoen als er teveel is en naar meer als we te weinig om handen hebben. En dat daar onze drive zit en onze bron van creativiteit en passie, zolang het maar die van jezelf is. Bij mij uit dat zich in tien titels willen lezen nadat ik één boek uit heb. LANG LEVE HET LEVEN!
In tegenstelling tot de stroming die alleen de problematische kant van rusteloosheid belicht, verklaart Devisch het begrip rusteloosheid en de kamer van Pascal net zonder dit als een probleem te beschouwen, wat het een uniek en geslaagd werk maakt. Het is een pleidooi voor een mateloos leven, en hier valt nog mateloos veel meer over te lezen.
Verwacht geen cliché's in dit boek (het is allemaal de schuld van de snelle tijd) en verwacht al helemaal geen 'tips' om de rusteloosheid te lijf te gaan. Verwacht wél kritische gedachten over hoe we zelf omgaan met onze tijd aangezien we volgens de auteur in onze vrije tijd dezelfde logica (volproppen, productiviteit) gebruiken als in onze 'verplichte werktijd'. Verwacht vooral geen mededogen met de ploetermoeder. Meer lezen, zie mijn blog, Dewereldvankaat.be over dit boek. Uitgedaagd maar ook teleurgesteld was ik door dit boek. Vandaar de 2 sterren.
Mooi tegendraads betoog. Jammer dat de conclusie weinig verrassend is (het probleem is niet dat we het te druk hebben, maar dat we onze bezigheden niet als zinvol ervaren. Als we zinvol bezig zijn vinden we het niet erg dat we druk bezig zijn). Devisch legt wel scherp uit waar hem de schoen wringt bij ons verlangen naar rust en onthaasting.
Dit boek maakt op zich wel een interessant punt, maar dat had even overtuigend gekund op pakweg 30 bladzijden. En dan had ik meer tijd overgehouden om te rusten. Of om een ander boek te lezen. Of om te gaan duiken. Of om actie te ondernemen voor Amnesty International.
Een juiste hoeveelheid aan filosofie, geschiedenis én wetenschap. Deze drie werden gecombineerd tot een boek vol fenomenen die vaak heel herkenbaar waren tijdens het lezen. Zó herkenbaar dat het bijna bangelijk werd. Aanrader voor iedereen die op zoek is naar rust, het vervolgens vindt, om het daarna zo snel mogelijk kwijt te willen geraken.
Op zoek naar antwoorden voor mijn rusteloosheid bracht dit boek mij (h)erkenning.
In het eerste deel duikt Devisch terug in de geschiedenis, zelfs tot in de 14de eeuw, om aan te tonen dat onrust inherent verbonden is aan de natuur van de mens. Rusteloosheid is niet enkel iets van deze tijd.
In het het tweede deel omschrijft hij 3 grote veranderingsprocessen die op elkaar inspelen en onze rusteloosheid aanwakkeren.
In het derde deel schrijft hij over het spanningsveld tussen druk & verveling. Volgens hem is verlangzamen niet dé oplossing zoals zovelen beweren. Rusteloosheid kan ook iets positiefs zijn. Een gedrevenheid, passie, drijfveer die je doet voelen dat je leeft. Belangrijk hierbij is dat wat je doet vanuit jezelf komt, dat je jezelf erin herkent en dat je er energie van krijgt.
Devisch kadert weldoordacht en op objectieve wijze het begrip 'rusteloosheid' binnen onze maatschappij. Aanrader!
Een heel leuk en boeiend pleidooi dat het logisch vervolg is van mijn laatst gelezen boek, "Distraction" van Damon Young. Ik heb wel een zwak voor filosofische verhandelingen maar alle reviews zijn subjectief dus dat doet niet ter zake. Ignaas laat vooral premoderne filosofen aan het woord zoals Pascal's bekende kamer, om aan te tonen dat rusteloosheid niet hetzelfde is als de onrust die we waar nemen in de moderne "snel-snel" maatschappij die wij misplaatst inschatten als een "modern" fenomeen. De vraag is - is rusteloosheid een probleem? Het afsluitende hoofdstuk klonk iets minder zuiver, maar het is goed dat de auteur niet zomaar een pasklaar antwoord wil aanbieden. Door dit boek kocht ik vandaag Pensées van Pascal...
Zeer mooie boek. Het las redelijk vlot. Ik vond vooral de vele referentie goed en vooral met die van Momo en de tijdspaarders was grappig. Ik heb die gelijktijdig met deze boek ontleend in de bib. Rusteloos, druk, verveling, bore out, burn out... FOMO en het eigenlijk niet kunnen bijblijven... Vooral de vraag: maakt het jou gelukkig? Moet alles sneller en kunnen we echt vertragen of is het allemaal slechts een illusie? Het boek zet je verder aan het denken en waar prioriteiten liggen en wat de impact van sommige dingen in jouw leven zijn.
7 sterren! omdat het over de paradoxale aard van de mens gaat die niet tegen verveling, maar ook slecht tegen drukte kan, die dan uit de drukte wil raken door vertraging en uit de vertraging wil vluchten met drukte.
en dat al eeuwenlang trouwens, sinds 14e eeuw al gedocumenteerd begreep ik.
hoera voor het loslaten van rusteloosheid als probleem. hoera voor het omarmen van rusteloosheid als menselijke natuur.
nu kunnen we allemaal stoppen met zagen dat we het te druk hebben en stoppen met geloven dat er boeken zijn die je écht in balans brengen. (want da willen we ni)
Halverwege de vorige eeuw schreef de Britse schrijfster Iris Origo een boek dat blootlegt hoe rusteloosheid ons al eeuwenlang achtervolgt. Haar boek De koopman van Prato, is gebaseerd op een toevallig gevonden pak brieven, kasboeken en zakelijke documenten van de Toscaanse koopman Francesco di Marco Datini (1335-1410).
Een schat aan inzichten! Een must read voor mensen die zich afvragen waarom ze het allemaal doen? Waarom die drukte? En waarom kunnen we precies nooit rust vinden.
De strekking van het boek (onrust =/ rusteloosheid = menseigen) is interessant en zet aan tot verder nadenken. Dat zou ik verder graag doen aan de hand van de vele denkers die Devisch in de loop van het boek aanhaalt. Dat doet hijzelf echter zeer terloops en anekdotisch. Hoewel de neiging onze rusteloosheid te temmen door onthaastingspraktijken tevergeefs is volgens Devisch, vraag ik me af hoe rusteloosheid dan wel gecultiveerd moet worden. "Wees mateloos!" zegt Devisch. Schadelijke rusteloosheid komt voort uit de drang naar een onbereikbaar en niet-bestaand evenwicht; dat brengt alleen 'dysfunctionele vertraging' voort. Maar wat functionele vertraging dan is, wordt me niet duidelijk. Het klinkt me als de vraag "Maar wat levert het op?" in de oren, maar dan met een aanloopje.
Onrust is een contingente situatie die samenhangt met versnellingsprocessen onder kapitalisme. Maar het is hem niet om onrust te doen, zegt Devisch, hij is immers geen econoom. Rusteloosheid daarentegen is een condition humaine. Toch is onrust de vorm die rusteloosheid in onze maatschappij aanneemt. We kunnen de rusteloosheid dan wel niet verhelpen, maar we kunnen haar wel temmen, in banen leiden en eventueel aansporen. Dat zulks niet meer met boeken of traditioneel onderwijs gaat maar met hetere media, om met Marshall McLuhan te spreken, is wat Peter Sloterdijk in 'Regels voor het mensenpark' stelt. Dat deze moeilijke vragen hem boven het hoofd hangen weet Devisch ook wel, hij haalt Sloterdijk immers ook aan (dan praat hij over zijn werk 'Je moet je leven veranderen'). Maar dat is een gevaarlijk pad in een populair boekje zoals dit; Sloterdijk is namelijk een provocateur van de bovenste plank. Wat Devisch over Byung-Chul Han zegt, namelijk dat we zijn 'nietzscheaanse taal' maar moeten negeren (209), had hij net zo goed over Sloterdijk kunnen beweren. Daarmee zou hij die laatste echter veel zeggingskracht ontnemen.
Wie zijn hoop voor verlossing van de burn-outmaatschappij (Han) op meditatie en podcasts luisteren tijdens het spinnen had gevestigd moet dit boek maar eens lezen. En dan doorgaan met die praktijken, maar nu zonder de hoop - gewoon, om lekker mateloos te wezen.
Nee hoor, grapje. Stop alsjeblieft met al dat postmoderne actieve gedoe en lees eens een goed boek.
Rusteloosheid is een filosofisch boek maar wordt nergens saai of langdradig. Het leest als een lang hoorcollege van het soort professor waar iedereen les van hoopt te krijgen: een vlotte verteller die studenten weet te boeien met interessante zijsprongetjes en een levendige stijl, maar tegelijk ook een zorgvuldig geconstrueerd en overschouwbaar betoog uiteenzet. Warm aanbevolen. Als u het niet te druk heeft tenminste.