Ganz selbstverständlich gehen wir davon aus, autonom zu sein. Und wir denken, dass ein Leben, in dem wir wichtige Dinge gegen unseren Willen tun müssten, kein gelungenes sein kann. Wahr ist aber auch: Zahlreiche Aspekte unseres Leben sind gar nicht frei gewählt. Das gilt für viele soziale Beziehungen ebenso wie für so manche Situation, in die wir einfach hineingeraten sind. Die Alltagserfahrung lehrt uns, dass Selbstbestimmung zwar durchaus gelingen kann, aber eben auch häufig scheitert.
Beate Rössler erkundet die Spannung zwischen unserem normativen Selbstverständnis und den Erfahrungen, die wir machen, wenn wir versuchen, ein autonomes Leben zu führen. Aus verschiedenen Perspektiven und im Rückgriff auf literarische Texte, zum Beispiel von Siri Hustvedt und Jane Austen, und Tagebücher, unter anderem von Franz Kafka und Max Frisch, beleuchtet sie die dabei auftretenden Widerstände und Ambivalenzen, untersucht die Rolle von Selbsterkenntnis und Selbsttäuschung und arbeitet die sozialen und politischen Bedingungen für Autonomie heraus. Deren Zusammenhang mit dem Sinn des Lebens und dem Glück ist der eigentliche Fluchtpunkt dieser eindrucksvollen Verteidigung der Autonomie gegen überzogene Erwartungen, aber vor allem gegen überbordende Skepsis.
“Autonomie is een normatieve vaardigheid die we moeten aanleren.” Goed boek over wat autonomie is en hoe het zich verhoudt tot een vervuld, goed of gelukkig leven. Inhoudelijk interessant, stilistisch een moeilijk doordringbaar woud van taal. Bevat ook denkfouten, in ieder geval op het gebied van vrouw-man-rollen, dus waar nog meer?? Daarnaast twijfel ik over de omslagfoto, die is mooi maar drukt die werkelijk Rösslers autonomiebegrip vol verantwoordelijkheid en zelfstandigheid uit? Oordeel zelf.
“Het vervulde leven is dan een leven dat we - in grote lijnen, samen met anderen - zelf bepalen, dat we als voldoende zinvol en voldoende gelukkig ervaren, dat een respectvolle houding jegens anderen omvat en waarin het noodlot ons tamelijk welgezind is.”
Barrière Ik heb Mulisch een keer horen verzuchten dat taal een barrière is. Ik voeg daaraan toe waarom veel filosofen hun best doen om die barrière zo hoog mogelijk te maken. Lees nou: “(...) dat alles maakt duidelijk dat de autonome - of juist niet autonome - alledaagsheid die wij ervaren haar eigen fenomenologie en plausibiliteit heeft.” “Alleen in contrast met een normatieve idee van autonomie kunnen contingentie, verplichtingen, psychologische gebreken en structurele belemmeringen als zodanig worden beschreven.” Say what? We schrijven nog maar pagina 19 en 20 van dit essay van 382 pagina’s. Essay, 382? In haar voorwoord schrijft Rössler dat ze schrijft voor geïnteresseerde lezers zonder ter zake doende universitaire opleiding. Waarom dan het irritante name dropping: “(...) ‘puristen’ (zoals Amélie Rorty ze noemt), (...)” wie is die Rorty dat zij een gewoon woord mag claimen... Waarom gebruikt Rössler zo vaak prima facie, cursief gezet, terwijl iedereen ‘op het eerste gezicht’ begrijpt - en als ik het hier verkeerd vertaal dan onderstreept dat ook mijn punt, omdat het dan blijkbaar onbegrijpelijk is. Ook erger ik me aan het achteloos gebruik van natuurlijk en zoals bekend wat een zekerheid veronderstelt zonder dat die aan de lezer wordt getoond.
Hoe dan ook, soms is het slechten van de taalbarrière de moeite waard. In het geval van dit boek levert het trotseren van alle taalirritaties en haarkloverijen interessante thema’s op om over autonomie na te denken.
Spanning Volgens Rössler houdt autonomie een spanning in tussen zelfbepaling en het dagelijkse leven dat telkens voor verrassingen zorgt door sociale verwikkelingen.
Vrijheid Vrijheid volgens Isaiah Berlin: - Negatieve vrijheid = afwezigheid van belemmeringen; - Positieve vrijheid = de vrijheid om bepaalde keuzes te maken - Probleem met positieve vrijheid is dat dit kan worden beïnvloed of zelfs afgedwongen door het collectief. Daarom waarborgt alleen negatieve vrijheid individuele autonomie.
Autonomie houdt volgens Rössler in dat “(...) we ons steeds weer - ook bij de routines van het dagelijks leven - afvragen, of op zijn minst kunnen afvragen, of dit leven dat ik leid werkelijk het leven is dat ik zelf wíl leiden; dat het mijn eigen leven is.” Autonomie als individualiteit, so far so obvious maar er zijn problemen...
De wil? Problemen ontstaan als we de wil proberen te begrijpen; bij de wil speelt het psychologische probleem van het onbewustzijn, en het sociologisch - politieke probleem van manipulatie en dwang. Rössler oppert dat iemand autonoom is als die in staat is te reflecteren op zijn wil, en motivaties kan afwijzen of juist bestendigen. Dat is een idee...
Consistentie? Een tweede probleem is consistentie in de tijd: is iemand autonoom als hij telkens iets anders wil? Volgens Rössler is er bij autonomie sprake van consistentie van handelingen in het nu met plannen voor middellange termijn.
Kwaliteit? Het derde probleem is de inhoudelijke kwaliteit van onze opties en keuzes. Telt die mee bij autonomie, of telt alleen de procedure, nl dat mensen vrij van dwang zijn en kunnen reflecteren etc, zie eerder. Moet een persoon over zinvolle opties kunnen beschikken, en moet een samenleving daarvoor zorgen, om van autonomie te kunnen spreken? Rössler vindt van wel.
Sociaal? Pas in dialoog met anderen krijgt iemand een beeld van hoe hij zelf wil leven. Voor autonomie is het van belang dat je je dus ook tegen anderen moet kunnen keren (familie, afkomst etc). Sociale omstandigheden zijn dus nodig om autonomie aan te leren en om deze uit te oefenen. Verder vind Rössler zelfrespect essentieel voor autonomie: iemand moet zichzelf capabel achten en eigen projecten kunnen nastreven. In het sociale zit een structureel probleem: vrijwel iedereen heeft te maken met sociale omstandigheden die autonomie mogelijk maken én met omstandigheden die haar belemmeren. Autonoom ben je in een sociale context waartegen je kunt keren maar die je niet kunt omzeilen. Oplossing Rössler: gradaties van autonomie.
Deugden en prestatie Voor Rössler gaat autonomie gepaard met deugden, en is autonomie een prestatie: - Een kritische houding jegens jezelf - Moed en oprechtheid - Zelfdiscipline bij het vasthouden aan je eigen projecten - Je inspannen om autonoom te zijn
Ambivalentie Ambivalentie kan verlammend zijn, vooral als de diverse opties ver uit elkaar liggen. Maar niet altijd. Veel mensen leven met ambivalenties (tussen achtergrond en eigen ontwikkeling, tussen voorkeuren die passen bij verschillende aspecten van hun persoonlijkheid -de boekhouder die thuis schildert- etc) en verkiezen om die niet op te lossen door één optie te kiezen en alle andere te negeren of te onderdrukken. Juist die keuze is een uiting van autonomie.
Zin van het leven Rössler: “Je kunt een zinvol leven leiden zonder gelukkig te zijn, maar niet zonder het zelf te bepalen.” Elk zinvol leven voorziet in behoeften van het individu (subjectief) én in die van de samenleving (intersubjectief), is derhalve moreel van aard. De maffioso leeft een onjuist leven ook al is het zelfbepaald en voorziet het in zijn behoeften. “Maar ook als we zelf kunnen proberen om de zin van ons leven te bepalen, betekent dit nog niet dat ons leven gelukkig is. Autonomie blijft een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor het geluk en de zin van het leven”
Zelfkennis en zelfbedrog Voor autonomie is geen volledige zelfkennis nodig, maar ze kunnen niet zonder elkaar. Zelfbedrog houdt in dat iemand bewust en tegen de voor haar beschikbare bewijzen of bevestiging in vasthoudt aan onjuiste meningen. “Zelfmisleiding die zo nu en dan, op bepaalde momenten, optreedt, kan uitgroeien tot een complete levensleugen (...).” Echter, er is ook therapeutische zelfmisleiding, tegen uitzichtloosheid, en teveel zelfonderzoek is narcistisch. Voor Rössler is zelfbedrog alleen te rechtvaardigen als het de zelfbevestiging van iemand bevordert, niet wegens subjectief welbevinden. Goed punt. Zelfkennis is ook essentieel om jezelf te veranderen. “Zonder zelfachting geen mogelijkheid tot zelfkennis en zinder zelfkennis geen autonomie - dat is de fundamentele samenhang.” Mensen die zich gedragen als toeschouwer van hun leven, zijn onoprecht, willen verantwoordelijkheid voor hun handelen ontlopen. Die persoon denkt erdoor vrijheid te krijgen, van zichzelf, maar ondermijnt zijn mogelijkheid tot autonomie juist. Probleem van quantified self (=data over jezelf loggen met trackers en apps) is dat het het herinterpreteren van het verleden belemmert (rijping, leerproces) tbv zelfverandering. Tevens: QS registreert alles terwijl dagboekschrijver selecteert en interpreteert. Als je jezelf reduceert tot kenbare en traceerbare data, dan reduceer je jezelf tot ‘ding’ en creëer je juist afstand tot jezelf. “Doorslaggevend voor de mogelijkheid van autonomie zijn processen van overweging, van reflectie en van articulatie - processen die zich onttrekken aan zelfs maar een gedeeltelijke herleiding tot data, geregistreerd vanuit het derdepersoonsperslectief.”
Dagboeken Het probleem met dagboeken: is het waarheid, of (zelf)bedrog en literatuur; is de schrijver oprecht of speelt deze een rol? Ander probleem: bias, bijv naar negatieve gebeurtenissen of gevoelens. Soorten dagboekschrijvers: chroniqeurs, reizigers, fantasten, bekenners; onderscheid is vaak niet helder. Schrijvers van gepubliceerde dagboeken zijn vaak kunstenaars die dagboeken bijhouden om uit te putten voor hun werk. Volgens Rössler zijn blogs niet hetzelfde als een dagboek: vaak thematisch, gericht op een publiek, self-promoting, zelfreflectie ontbreekt. Mensen schrijven met angst voor statusverlies door openbare (kwantitatieve) vergelijkbaarheid met anderen. Blogs van zieke mensen kunnen veel volgers hebben omdat het thema veel “voyeurs” aantrekt. Uit blogs, dagboeken en quantified self-tracken blijkt de banaliteit van het dagelijks leven.
Het goede leven Deze kwestie heeft twee kanten: 1 het individuele goede leven (ethiek), 2 welke ideeën heeft de sociale context ic de staat over het goede leven (politiek). “Autonomie is een normatieve vaardigheid die we moeten aanleren.” Geluk is een gevolg van onze projecten en handelingen, geen direct resultaat dat we kunnen nastreven. We ervaren zin en geluk als de uitkomst van onze projecten overeen komen met onze verwachtingen. Dit impliceert dat we eigen projecten ondernemen, en derhalve autonomie. Authenticiteit is de uitdrukking van de autonome persoon, en contrair aan vervreemding. Voor het leven van een goed, consistent, leven heeft iemand de volgende deugden: zelfdiscipline, moed en geduld. Deugd volgens Kant: het vermogen en het overwogen voornemen om een sterke maar onrechtvaardige tegenstander weerstand te bieden. Deugd is dus weerstand bieden tegen mensen en verleidingen, het tegenovergestelde van wilszwakte. Als iemand weet wat de beste redenen zijn om te handelen, en toch besluit anders te handelen, dan handelt zij niet autonoom, dan ervaart die persoon berouw en zelfverwijt.
Privacy Drie dimensies van privacy: (1) Informationeel: data; (2) decisioneel: keuzes over werk, relaties, handelingen etc; (3) lokale of huiselijke: privésfeer van de woning. Rössler stelt dat zonder bescherming van privacy relaties met anderen niet mogelijk zijn. Social media kunnen emanciperend werken, maar ook beperkend: homogenisering en commercialisering van relaties.
Sociale voorwaarden voor autonomie Adapted preferences = als iemand een doel als onbereikbaar beschouwt, dan stelt hij zijn verwachtingen naar beneden bij. Op die manier handelen mensen in repressieve omgevingen op een manier die hun omgeving in stand houdt. Is dat autonoom of niet? Volgens Rössler moeten we dan spreken van gedeeltelijke autonomie om niet in alles-of-niets-denken te vervallen. Rössler noemt enkele ‘grensgevallen’: de gelukkige slaaf, de onderdanige huisvrouw, de overtuigd salafistische moslima met burka, degene die met overtuiging immorele projecten nastreeft. Voor Rössler zijn zij allen autonoom voor zij zelfbepalend zijn in hun projecten, echter een autonoom leven is niet altijd een goed of zinvol leven. Sociale voorwaarden voor autonomie zijn dat aan primaire levensbehoeften is voldaan, verder kunnen mensen “zo autonoom mogelijk” leven onder niet-geïdealiseerde omstandigheden.
Kritiek In de passages waar Rössler over genderspecifieke privacy en sociale voorwaarden voor autonomie spreekt, richt zij zich eenzijdig op achterstanden voor vrouwen. Dat is vreemd. Waarom blijven mannen buiten beeld, waarom zijn stereotype rolverdelingen tussen vrouwen en mannen a priori in het nadeel van vrouwen en alleen maar voor hen? Waarom niet bespreken welke nadelen de stereotypen voor mannen hebben, en welke belemmeringen zij ervaren? Waarom zouden alleen bij vrouwen sprake zijn van adapted preferences en regretted motherhood. “Vrouwen worden nog steeds vastgelegd op hun moederrol - anders dan mannen, die niet aan hun vaderrol worden gehouden.” Dit is een denkfout of een drogredenering; mannen worden namelijk wel degelijk gehouden aan hun rollen, alleen aan andere dan die van vrouwen, bijvoorbeeld de rol van kostwinner, waaraan vrouwen weer niet worden gehouden. Vrouwen zouden minder toegang hebben tot arbeid, maar mannen hebben minder toegang tot ouderschap, huishouden en zorg. Om maar niet te spreken over transseksuele of gender neutrale mensen. Bij Rössler gaan deze passages over het rechtzetten van misstanden voor vrouwen, terwijl dat in mijn ogen een simplistisch en eenzijdig beeld is. Dat geeft wel te denken over de rest van dit omvangrijke boek: welke denkfouten of drogredenen bevat het nog meer?
Aus soziologischer Perspektive angestrengt wirkender Versuch, den Begriff der "Autonomie" mit der sozialen Einbettung unseres Handelns in Einklang zu bringen. Wenn man aus individualistischer Perspektive kommt, mag das ein großes Zugeständnis sein, aus einer Perspektive sozialer Konstruktion erscheint es wie das Bemühen, einen verlorenen Begriff zu retten.
"Man schaut nicht einfach hin und wählt etwas, man steckt immer schon bis zum Hals in seinem Leben." - Iris Murdoch
Was ist Autonomie? Und was ist ein gelungenes Leben? In ihrem Buch betreibt Beate Rössler wohltuend menschliche Forschung dazu.
Dass es mit der Entscheidungsfreiheit nicht immer so einfach ist, illustriert sie nicht (nur) anhand von einschlägiger Fachliteratur, sondern mittels herrlich aufschlussreicher Szenen und Zitaten aus der Belletristik. Hustvedts Harriet ("The Blazing World"), Plaths Esther ("The Bell Jar"), Yates' Frank und April ("Revolutionary Road") - diese und mehr ProtagonistInnen macht Rössler der Leserin bekannt, um anhand ihrer Schicksale, ihrer Lebensentscheidung, ihrer Entfremdungen und ihres Scheiterns herauszumeißeln, was das gelungene Leben ist und sein kann. Und bemerkenswert, dass bei ihr gelungen nicht gleich glücklich heißt.
Mit besonderer Betonung auf einem wunderbaren Kapitel über das (literarische) Tagebuch, in dem Franz Kafka, Max Frisch, wieder Sylvia Plath oder Hebbel zitiert und an den Diskussionstisch gebeten werden. Die Brücke zur Autonomie im Tagebuch - inwieweit sind eigene Entscheidungen überhaupt eigene; inwieweit ist das Ringen ein inneres, und ist die Außenwelt Teil dessen, was wir Selbstbestimmtheit nennen. Dass darauf ein Kapitel über gesellschaftliche Strukturen, Moral und Vorurteil folgt, ist nur stimmig.
Stilistisch fein und präzise, aber ohne übertrieben wissenschaftlichen Duktus schrieb Beate Rössler hier ein Buch, das einem nahekommen darf und ohne Umschweife Gedanken über das eigene Leben zulässt. Ist es gelungen? Ist es glücklich? Ich habe das Buch nicht gelesen, um das zu erfahren, habe aber das Gefühl, den Antworten nähergekommen zu sein.
(feedback over de Nederlandstalige editie van Boom) Het mag als een kenmerk gelden van filosofen om tot vervelens toe een heel specifiek onderwerp, liefst dan nog het meest abstracte, om te spitten. Rössler slaagt erin om het begrip autonomie in zo'n 300 pagina's van alle kanten toe te lichten, en slaagt er wel in een duidelijk en veelzijdig beeld te bieden van het odnerwerp, verrijkt met talrijke verwijzingen naar andere filosofen. Hij gaat wat mij betreft zelfs in dit 'essay' vaak iets te omslagtig tewerk, maar voor andere lezers zou dit vermoedelijk juist een voordeel bieden. Al bij al een waardevolle oefening om aan de hand van dit boek wat dieper na te denken over dit thema.
Ik vond dit best wel een meesterwerk. Lijkt me een essentieel boek voor als je geïnteresseerd bent in (persoonlijke) autonomie, wat het precies inhoudt, wanneer je iemand autonoom noemt. Het is diepgaand, maar ook toegankelijk geschreven (grotendeels, in ieder geval) en dus goed leesbaar voor niet-filosofen of niet-academici. Verder is Rössler heel genuanceerd en komt telkens aan de hand van vrij extreme praktijkvoorbeelden of theoretische stellingen uit op een soort gulden middenweg wat betreft de definitie en voorwaarden van autonomie.