"Reikhalzend verlangen' van Freek de Jonge: tussen braafheid en bravoure. De jonge, gevoelige Freek leeft in een wereld vol tegenstellingen. Tussen zijn redderende, aanwezige moeder en zijn zachtmoedige, afwezige vader. Tussen Karel Appel en Anton Pieck. Tussen de rock-'n-roll van Bill Haley en uit het hoofd te leren Bijbelverhalen. Tussen het opvolgen van zijn domineesvader en de roeping voor het toneel.
"Reikhalzend verlangen' bevat "Zaansch Veem', het debuut van Freek de Jonge uit 1987, alsmede een aantal andere verhalen uit die tijd.Reikhalzend verlangen vormt deel 2 van zijn memoires. Deel 1 – de jaren in Friesland, staat gepland voor najaar 2018 Deel 3 – in Zeeland, verschijnt voorjaar 2019 Deel 4 – in Amsterdam, verschijnt in 2019 ter gelegenheid van Freek de Jonge's 75ste verjaardag Alle delen zijn los te lezen.
Freek de Jonge werd in geboren in het Groningse Westernieland en groeide op in Workum, Zaandam en Goes. Zijn vader was dominee. Toen De Jonge twaalf was stond hij voor het eerst op het podium in Zaandam.
De Jonge studeerde culturele antropologie en later Nederlands in Amsterdam en kwam via het Amsterdamsch Studenten Corps in contact met Bram Vermeulen. Als Neerlands Hoop in Bange Dagen zetten zij vanaf 1969 het Nederlandse cabaret op zijn kop. Ze maakten furore met theater dat een mengeling van cabaret en rock 'n roll was. Neerlands Hoop werd het boegbeeld van de linkse beweging in Nederland. Tien jaar lang lieten ze alle concurrentie achter zich. In 1979 gingen De Jonge en Vermeulen uit elkaar en in 1980 vond De Jonges eerste solovoorstelling, De Komiek, plaats.
Freek de Jonge staat niet alleen als cabaretier op het toneel. Zo speelde hij de nar in King Lear bij het Nationaal Toneel. Tijdens het Theater Festival in 1994 speelde hij in de voorstelling Minetti, een stuk van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard. Begin jaren tachtig maakte Freek de Jonge met regisseur Jos Stelling de film De Illusionist, in 1986 verscheen De Jonges film De Kkkomediant.
Onder de naam Frits zong De Jonge liedjes met De Nits en brachten ze de cd Dankzij de Dijken uit. Op dit album staan onder andere Neerlands Hoop-klassiekers en een bijzondere Nederlandstalige versie van 'In the Dutch Mountains'.
In 1995 werd hij in Vrij Nederland door zijn collega’s uitgeroepen tot de beste cabaretier in Nederland. In 1997 stond De Jonge dertig jaar op het toneel. Met het theaterprogramma Gemeen Goed vierde hij zijn jubileum. Onder de verzamelnaam De Grens maakte hij in 1999 tien voorstellingen. In deze voorstellingen liet De Jonge alle vormen van cabaret die hij sinds 1968 gemaakt heeft de revue passeren.
De Jonge is een fanatiek voetballer en golfer. Hij woont afwisselend in Nederland en in Frankrijk.
Deel twee van de memoires van Freek de Jonge. Dit keer zijn jeugd in Zaandam. We zien een onzeker, bebrild jongetje die met een collectebus langs de deuren gaat voor de bouw van de nieuwe Paaskerk, de gevechten met de Blauwpadders en familieperikelen met diverse ooms en tantes.
Ook hier geldt weer dat de waarheidsgetrouwheid van de gebeurtenissen met een snufje zout moeten worden genomen (was Freek nu werkelijk getuige van Appel's graffiti op de muur van de Paaskerk?)
Dat stoort echter niet. Juist door het hier en daar aan te dikken krijgt het verhaal een komische noot die ervoor zorgt dat je her en der hardop moet lachen. Wat dat betreft is dit deel wat minder zwaar dan het vorige deel Kom verder! waar de toon meer op geloofszaken lag.
De goede jaren '50. Uit alles blijkt dat Freek een gelukkige en onbezorgde jeugd heeft gehad. Niet dat Freek de lezer dat gevoel wil geven, integendeel, het gevoel van 'vroeger was alles beter' wordt vakkundig vermeden. Maar ik, geboren in de jaren '70, vond genoeg aanknopingspunten om dat gevoel bij mij naar boven te laten drijven - verlangen naar een wereld die niet meer bestaat en ook nooit meer zal bestaan.
3,5* Memoires deel 2 is een heruitgave van Zaansch veem uit 1987 en bestrijkt de helft van dit boek. Stuk voor stuk goede verhalen over de tijd dat Freek en zijn familie in Zaandam woonden (1951 – 1962). Als aanvulling op Zaansch veem zijn nog 7 verhalen toegevoegd. Die verhalen lijken meer geschreven voor het podium. De overdrijving werkt goed in het theater maar op papier vond ik het minder geslaagd en ook ongeloofwaardig. Deel 2 is door deze opzet van losse verhalen ook minder biografisch dan deel 1. Alleen in het laatste hoofdstuk (15 pagina’s) geeft hij een opsomming van de belangrijkste gebeurtenissen per jaar. Op naar deel 3 De Zeeuwse jaren, dat is verschenen in 2024 en ik hoop dat die opzet weer zo is als in deel 1.
Gelukkig viel er ook in deel 2 weer genoeg te gniffelen:
25 Het was zondagmorgen en ik zat naast moeder in de domineesbank van de kerk. De Bullekerk. Maar zo noemden wij hem niet, wij hadden geen volksmond. Voor ons was het de Westzijderkerk. Want je had ook nog de Oostzijderkerk die zich naar mijn idee te dicht bij de roomse bevond. Vader stond op de kansel in zijn zwarte toga met de witte bef en was aan zijn preek begonnen. Als vanzelf gleed mijn aandacht weg. Die preek was voor de kerkgangers bestemd. Met zijn zachte, kalme stem zou vader de mensen uitleggen hoe ze de komende week met Gods hulp konden doorkomen en als het echt niet ging, mochten ze hem altijd bellen. God was liefde, zeker, maar het kon niet allemaal van één kant komen, dat snapten de mensen zelf ook wel. De preek was niet voor mij bestemd. Als vader mij iets stichtelijks te melden had, hoefde hij dat niet vanaf de preekstoel in bijzijn van vijfhonderd nieuwsgierige gemeenteleden te doen. Dan nam hij me thuis in zijn studeerkamer wel even apart.
Zijn talent werd overigens al vroeg herkend. Tijdens een feestavond van het Zaanlands Lyceum in 1958 (Freek is dan nog geen 14) treed Freek op. De volgende dag staat in de krant:
279 In de eerste plaats willen we een compliment maken aan Freek de Jonge. Hij was deze avond conférencier, levendig, met kostelijke mimiek en grapjes. Vooral om z’n twee liedjes “Johanna, de meid voor halve dagen” en “Adam” lag iedereen in de zaal, leraren incluis, krom van het lachen.
Weer een boek over de (gelukkige) jeugd van een bekende Nederlander in dit geval de auteur zelf, zoon van een Dominee. Het beschrijft zijn leven in Zaandam van 1951 tot 1962 ongeveer van zijn 7e levensjaar tot zijn 18e. Wat me altijd verbaast bij dit type boeken is, hoeveel de auteur nog schijnt te weten (tot in detail) van gebeurtenissen uit zijn jeugd. Ik ben 10 jaar jonger, maar kom nog niet in de buurt van dit type herinneringen. Hij zegt in zijn nawoord dat veel feiten zijn gecheckt (zaken die in het nieuws zijn geweest en locaties) en dat klopt, maar ik ga er toch van uit dat veel gebeurtenissen uit het boek gezien moeten worden als een mooi gekleurde invulling ontsproten uit de fantasie van Freek. Dat is overigens niet erg. Wat het boek goed laat zien hoe het leven in Nederland, specifiek in de geloofsbubbel waarin hij zat, er voor zo'n jongen uit zag. Wat mij ontroert is hoe een kleine "probleempjes" in de geest van een jongetje op de lagere school oneindige proporties kunnen aannemen (zoals een kuikentje dat hij vindt in een gekookt ei terwijl hij aan het logeren is, wat hij niet durft te zeggen tegen de gastheer, met Mister Bean achtige gevolgen). Ik vind dat wel herkenbaar. Ik heb vanzelfsprekend de vijftiger jaren niet zo bewust meegemaakt, maar voel de sfeer wel en herinner me die ook vaag. Die herkenning heeft mij wel naar het boek getrokken en de tragikomische stijl die je verwacht bij Freek zit er duidelijk in.
Een tijdlang blijven deze al te minutieuze jeugdherinneringen beperkt tot een grondige autobiografie. Met 1 grote verrassing: ik leerde Freek kennen vanaf Neerlands Hoop als een assertieve, vaak wild om zich heen schoppende rebel. De jonge tiener Freek is een meegaande pleaser, door godsdienst en traditie bang en braaf gehouden. Wat eigenlijk logisch is, gezien het feit dat je je pas ergens tegen kan verzetten als je het eerst ondergaan hebt, erin geloofd hebt. Pas in de tweede helft van dit boek, wanneer hij iets ouder wordt, zien we zijn artistieke drang, kritische geest en spot ontstaan, op een boeiende manier beschreven - dan voel je meer spanning in het verhaal, wordt de autobiografie sterke literatuur.
Deel 1 (voornamelijk over zijn vader) vond ik veel beter. Dit tweede deel van zijn memoires komt wat minder gestructureerd over, schetsmatig. Gelukkig is er genoeg over om van te genieten, waaronder het ontbijt met een kuikentje (!) en de ontmoeting met Karel - ik rotzooi maar wat an! - Appel er voor mij uitsprongen. Ook de ontmoeting met het zwarte schaap van de familie, neef Fred, was fraai.
Deel 2, over zijn eigen jeugd, opgroeiend in een dominees gezin. Altijd een basis voor een vreemde jeugd. Ook dit boek weer goed en humorvol op papier gezet. Op naar deel 3.