What do you think?
Rate this book


585 pages, Paperback
Published January 31, 2018
"De toespraak van Prins Tor van Sombrië:
Ik moet u vertellen gaan van… mensen.
Ge weet misschien niet wat mensen zijn…
Ik wist het ook niet ik had nooit mensen gezien.
Heksen, prinsen, faunen, waternixen, een trol en een enkele trul, ik draai er mijn hoofd niet voor om. Men ziet ze elke dag. Hiér, nú, recht voor mijn ogen: deze paleiszaal! Hij ziet zwart van tovervolk, kleine gnomen, feeën, faunen, ambtenaren en betoverde padden.
Ikzelf, ik ben een koningszoon, een prins… en dat is wel bijzonder… maar ook ik… (nederige knak van het hoofd)… ben geen mens…
Mensen zijn… (hier een zucht)
…Hoe zal ik de woorden schudden zodat ze vallen in een zin?
Bij Bam, ware mensje Walg hier of mens Bertram – ge weet: hij van Bier en van Brood en Pot! – ah, hij zou het weten te duiden! En fijn als één haar op het hoofd van Jan in de Zak!... Of mens Brom, met zijn geborduurde broek; hij wist vast een waar woord…
Wat is een mens ja…
Zelfs Waternix Assia stond voor een raadsel, Mutte de Trol was sprakeloos, Sigurda Slik, een gediplomeerd heks toch, (hier enig hoofdschudden) …ambtenaar Ogterop, linkervorst Mink… Ik zeg u: wij allemaal wisten niet wat mensen waren en waar ze vandaan kwamen. Correct, men las erover in de boeken, maar men geloofde er daarom nog niet in.
Mensen!
Iedere kabouter leert al dat mensen niet bestaan. Kinderpraat. Voor het naar bed gaan een verhaal en dan de nacht in met een bang gevoel…
Maar ik zeg u nu, wij hebben de mensen met eigen ogen gezien.
Wij allen. Prinsen, nimfen, doorluchtig of niet, en petemoeien… Met eigen ogen!
Mensen zo uit de sprookjes.
Tor,
Koning van Sombrië”