What do you think?
Rate this book


The first English translation of a classic adventure involving two very different twins by the celebrated author of The Letter for the King
Laurenzo and Jiacomo are identical twins, as alike as two drops of water. No one can tell them apart (which comes in very handy for playing tricks on their teachers). And no one can split them up.
But when tragedy strikes their carefree young lives, they must make their own way in the world. As each brother chooses his own path – hardworking Laurenzo to make beautiful objects from gold and silver, and fearless Jiacomo to travel, explore and become an unlikely thief – it is the start of a series of incredible escapades that will test them to their limits.
Along the way they will face terrible danger, solve cunning riddles, become prisoners in a castle, sail across the ocean, fall in and out of love, stay at an enchanted inn, help save a priceless pearl, even become kings by mistake.
They must use all their talents, wiles and wisdom to survive.
Are you ready to join them?
Tonke Dragt was born in Jakarta in 1930 and spent most of her childhood in Indonesia. When she was twelve, she was interned in a camp run by the Japanese occupiers, where she wrote (with a friend) her very first book using begged and borrowed paper. Her family moved to the Netherlands after the war and, after studying at the Royal Academy of Art in The Hague, Dragt became an art teacher. She published her first book in 1961, followed a year later by The Letter for the King, which won the Children's Book of the Year award and has been translated into sixteen languages. Dragt was awarded the State Prize for Youth Literature in 1976 and was knighted in 2001.
417 pages, Kindle Edition
First published January 1, 1961
Tonke Dragt werd in 1930 geboren in Nederlands-Indië, en heeft daar het grootste deel van haar jeugd doorgebracht. In 1942 kwam ze met haar moeder en twee zusjes terecht in een Jappenkamp, en daar heeft ze ontdekt dat ze ze kon ‘ontsnappen’ door verhalen te verzinnen. Ze schreef en tekende in eerder gebruikte uitgegumde schriftjes en zelfs op wc-papier, want er was bijna niets. Samen met een vriendinnetje maakte ze het ‘boek’ De jacht op de Touwkleurige.
Na de oorlog kwam het gezin naar Nederland. Tonke deed hier haar eindexamen van de middelbare school en ging naar de academie voor beeldende kunsten. Ze werd tekenlerares. Als de orde in haar klas verstoord dreigde te raken, begon ze altijd een verhaal te vertellen. En dan werd het muisstil. Ze organiseerde op school ook een spookverhalenschrijversclub, waar de meest griezelige dingen gebeurden!
In 1956 werd voor het eerst een verhaal van Tonke gepubliceerd, en daarna werden er steeds meer gevraagd. Ze kreeg het druk: overdag lesgeven en ’s avonds en vooral ’s nachts schrijven. In 1961 verscheen haar eerste boek: Verhalen van de tweelingbroers.
Een jaar later kwam De brief voor de koning, dat werd bekroond met de prijs voor het beste kinderboek van het jaar, een voorloper van de Gouden Griffel. Het kreeg ook een vervolg: Geheimen van het Wilde Woud.
De meeste kinderboekenschrijvers schreven in die tijd realistische verhalen, maar Tonke creëerde haar eigen werelden, zoals de Rijken van Dagonaut en Unauwen.
Het thema ‘tijd’ speelt vaak een rol in haar boeken. De hoofdpersoon van De torens van februari kan eens in de vier jaar, op schrikkeldag, naar een andere wereld reizen, en Torenhoog en mijlen breed speelt zich af in de toekomst. Het geheim van de klokkenmaker gaat over een tijdmachine – en vooral over de vraag wat er gebeurt als je daar niet heel voorzichtig mee omgaat…
Tonke houdt van poezen. Die geven haar de mogelijkheid een tijger te aaien. En tijgers intrigeren haar: Ogen van tijgers is niet voor niets geschreven!
Al haar poezen (en ze heeft er vele gehad) zijn op een bijzondere manier bij haar gekomen: aanloopkatten, eenzame katten als het baasje was overleden… Ze krijgen allemaal een naam die met een W begint. Wapperstaart, Woesti en Wicci de Winterpoes zijn de meest recente.