Waar komen al die grondwetten toch vandaan? We leven in de eeuw van de grondwet. Bijna alle landen ter wereld hebben er tegenwoordig wel een. Een betrekkelijk recent fenomeen, trouwens, want driekwart van al die grondwetten is van na 1975. En dat terwijl de wortels ervan net na de landbouwrevolutie liggen, meer dan tienduizend jaar geleden, toen nieuwe sociale organisatie- en leiderschapsvormen opkwamen en ook het recht ontstond als manier om grootschalig samen te kunnen werken met vreemden. Het verhaal van de grondwet probeert historisch, biologisch, sociaalpsychologisch, economisch, politiek en juridisch te begrijpen waar dit fenomeen vandaan komt en waarom het juist nu in korte tijd "viral' is gegaan. Waarom is zo'n oeroud verschijnsel de laatste jaren ineens zo populair en ook nog eens in een tijd waarin we juist een democratische terugval meemaken? Waarom leven wereldwijd meer mensen onder een grondwet dan onder een eigen dak? Waarom hebben meer mensen grondwettelijke rechten dan een dagelijkse warme maaltijd, een smartphone of onderwijs? Wat voor soort rage is dat? Is het een blijvertje? En waarom is onze tweehonderd jaar oude grondwet in Nederland juist geeuwnieuws? Is dat erg? Niet volgens dit boek.
Een boek dat de leek een mooie historische en functionele omschrijving van grondwetten aanrijkt. Helaas is het boek in dat tweede aspect enorm repetatief en levert het maar een teleurstellende en weinig verhelderende conclusie.
Het verhaal van de grondwet is een sterk verhaal. Een beetje een Baron van Munchhausen verhaal. Waarbij de krachtige arm der wet, gevoed door bijdragen uit de maatschappij, deze maatschappij verder helpt zich te verheffen. Alsof zij zichzelf aan de haren uit het moeras van de barbarij trekt. Maar toch, zo werkt het wel.
Voermans bespreekt definitie(s), welke soorten grondwetten/constituties er zijn en hun betekenis, waarbij economische, politieke en filosofische elementen benoemd en geduid worden. Dat zijn leuke levendige prikkelende passages.
Hij schetst de ontstaansgeschiedenis van grondwetten/constituties en maakt telkens een vergelijking met ‘onze moderne’ grondwetten. Zo laat hij zien hoe het een uit het ander voortkomt en dat er van die geschiedenis in huidige grondwetten nog steeds sporen terug te vinden zijn. Vooral de reeks van de verschillende soorten constituties maakt duidelijk dat grondwetten producten van hun tijd zijn. Van af de zuil van Hamoerabi gaat het (hink-stap-sprong) via antieke constituties naar middeleeuwse-, monarchale-, revolutionaire-, restauratieve-, liberale-, imperiale-, leviathan-, bevrijdings-, Islamitische- en ten slotte naar ‘onze’ Liberaal-democratische constituties. Van de door God gezonden, ‘sterke man’ tot en met het democratisch gekozen staatshoofd – en alles daar tussenin, inclusief de mislukkingen en misleidingen. En hoewel constituties vooral sturen op hoe de maatschappij er uit zou moeten zien, nu en in de (nabije) toekomst, dragen zij duidelijke sporen van het verleden, een verleden dat de opstellers graag achter zich laten.
Emoties en (rechts)gevoel. Hierover kan ik het maar niet eens worden met Voermans. Hij voert emoties op als zinvol instrument om wetten te genereren. Maar daarbij overwaardeert hij emoties, of noemt verschijnselen emoties waar hij eigenlijk gevoel bedoelt. Een emotie is een onbeheersbaar gevoel met een onberedeneerbare sterke fysieke beleving (paniek, angst, woede). Het manifesteert zich in een impuls voordat je er over na hebt kunnen denken. Gevoel daarentegen is een beheersbare beredeneerbare mentale beleving. Emotie voegt aan het beoordelingsvermogen niets toe, integendeel. Gevoel kan daar echter wel iets aan toevoegen, als reflectie op een emotie. Niet voor niets kennen we wel het begrip ‘rechtsgevoel’ maar niet het begrip ‘rechtsemotie’.
Grootschalige samenwerking vereist vertrouwen in mensen die wij niet kennen. Voermans legt uit wat een grondwet hierbij ‘doet’: het drukt rechtsnormen uit die verbonden zijn met waarden, beginselen en ideeën van een samenleving. Het biedt systeemregels. Een van de belangrijkste elementen van een grondwet is de beperking van de macht van het leiderschap. We leveren individuele vrijheid (concreet en persoonlijk) in om bij te dragen aan een gemeenschappelijke vrijheid (abstract en onpersoonlijk). We geven daarbij vrijwillig macht af aan leiders, zolang zij de gemeenschap goed besturen. Het lost potentieel gewelddadige conflicten vreedzaam op. Het creëert publieke goederen zoals dijken, openbare orde, beschermde natuurgebieden, veiligheid
Voermans betoogt meerdere keren in zijn boek dat ‘grondwetten ons proberen te overtuigen’. Dat is onzin natuurlijk. De in de wettekst opgenomen normen en waarden zijn die van de maatschappij. Dat die door de kracht van die wet ‘gesocialiseerd’ raken, lijkt mij een omkering van zaken. In hoofdstuk 26, pagina 339 zegt i het bijna goed: ‘… dat we wetten afkomstig van de juiste autoriteiten (…) aanvaarden omdat we ons er moreel mee gaan identificeren.’ Maar het moet zijn: … dat we wetten afkomstig van de (juiste) autoriteiten (…) aanvaarden omdat we ons er moreel mee kunnen identificeren. En/want we kunnen ons er moreel mee identificeren omdat zij een exponent zijn van het collectieve rechtsgevoel dat geleid heeft tot het opstellen van deze wetten en het instellen van deze autoriteiten. Precies daarom zijn het de juiste autoriteiten. Grondwetten laten de visie zien die maatschappijen op zichzelf hebben. Per saldo vormen wetten de schriftelijke neerslag van een/de gemeenschappelijke moraliteit. Die moraliteit wordt gedragen door een gemeenschap die gezag delegeert aan abstracte instituties. Die instituties dienen de normen en waarden in die wetten te borgen en toe te zien op de juiste uitvoering er van in het dagelijks leven.
Voermans zit wel een beetje erg vast in/aan zijn onderwerp van studie, het recht en met name de tastbare weerslag daarvan: de wetstekst.
Dat leidt er toe dat hij wetsteksten bijna magische krachten gaat toedichten. Goede krachten die onze maatschappij de juiste vorm geven, de maatschappijvorm waarin wij graag willen leven. Hij is zich wel bewust van de wisselwerking tussen maatschappelijke opvattingen en het recht, maar kiest opvallend vaak voor de het recht/de wet als leidende kracht, terwijl het natuurlijk andersom is: de maatschappij is leidend in het vormgeven van de wet. Daarom is het ook een continu proces. Daarom hebben protestdemonstraties tegen (verouderde, onredelijk geworden) wetten nut. Daarom zijn er in de Nederlandse Staten-Generaal 225 mensen (en hun teams) continu bezig wetten te maken, aan te passen en te beoordelen.
Terwijl Voermans geregeld magie aan het fenomeen grondwet toedicht leer ik uit zijn boek dat veel grondwetten vooral zeer aardse reacties zijn op historische situaties, op ontstane maatschappelijk misstanden. Daarmee wordt de grondwet, gelukkig, juist onttoverd. Net als het verschijnsel dat je van een grondwet die erg ‘leeft’, paradoxaal genoeg, weinig merkt. De normen en waarden die in de grondwet geborgd zijn worden namelijk als normaal ervaren, worden gewoon gevonden. Daarom merk je er niets van. Niets magisch aan. Als je zelf het sprookjes element uit Voermans verhaal filtert blijft er een mooi overzichtswerk over.
Het ‘VERHAAL’, op deftige momenten ook wel het narratief genoemd, verteld door verhalenverteller Voermans (pag. 345: ‘Onze denkwereld is een verhalende denkwereld, onze logica een narratieve’. Pff. Bij de faculteit natuurkunde niet, hoor). Gelukkig heeft deze verhalenverteller voldoende inhoud om niet te vervallen tot het niveau van kletsmajoor of zwetser. Maar zijn stijl kenmerkt zich wel door een irritant hoog babbel-de-babbel-gehalte. Daar had hij zelf wat beter over kunnen waken én daar had een goede redactie hem voor moeten behoeden.