Op de dag dat Hugo Tempelman een brief ontvangt van zijn arts neemt hij zonder de envelop te openen een rigoureus besluit. Jan Siebelink volgt hem vanaf dat moment op de voet. Hugo Tempelman is een vertrouwd personage dat feilloos past in het rijke oeuvre van de auteur, waar hedonisme en calvinisme minder ver uit elkaar liggen dan het lijkt. Het zijn geen wetten of praktische bezwaren die Tempelman in de weg staan, maar angst. Angst voor het Oordeel, maar vooral ook voor zichzelf.
Hugo Tempelman bij een afspraak in het ziekenhuis, die zonder dat hij ervan wist niet doorging, krijgt een brief mee van de uroloog die een prostaatonderzoek bij hem heeft uitgevoerd. Hugo verwacht een slechte boodschap, maar opent de brief niet en vertrekt, enigszins verdwaasd, uit het ziekenhuis. De rest van de roman is de beschrijving van één dag uit het leven van Hugo Tempelman die met de brief op zak en een pistool om er zelf een einde aan te maken nog langs enkele ijkpunten van zijn leven reist. In gedachten en in het echt. Hugo Tempelman bezoekt, zeker sinds de dood van zijn vrouw, regelmatig een bordeel, waar een bepaald meisje zijn belangstelling heeft. Haar naam is Maria. Bij haar gaat hij langs, maar hij wil zijn oude vriendin uit Amsterdam nog één keer opzoeken. Met Pauline heeft hij ooit een buitenechtelijke relatie gehad, die een driehoeksverhouding werd op het moment dat zijn vrouw ook met haar naar bed ging. Decadent hoogtepunt lijkt daarbij zijn herinnering aan een seksueel samenzijn te zijn toen ze met z’n drieën op vakantie in Rome waren. Tweede boek van Siebelink, ligt me wel.
Eén keer eerder iets van Siebelink gelezen (Knielen op een bed violen) en daar ben ik drie dagen minder vrolijk van geweest. Goed boek. Setting was droefstemmig. Dit boek heeft tonen van die zelfde setting. Maar leest makkelijker. Misschien zelf ook volwassenerder geworden. De stijl van Siebelink is wel prachtig. Sober en toch gedetailleerd zonder dat het verveeldtd. Zou ik het aanraden zomaar? Nee Blij dat ik het heb gelezen?
Niet het sterkste verhaal wat ik van Siebelink gelezen heb. Religie blijft ook in dit boek nog een thema waarvan hij zich niet los kan maken, maar wat ik jammer vond is dat het boek te fragmentarisch opgebouwd is om me te kunnen boeien. Veel is retrospectief, maar ook met weinig connectie tot de eigenlijke rode draad van het verhaal. Zoals veel van zijn boeken blijft de lezer ook wat gedeprimeerder achter dan dat hij begon met lezen.
Het begin van het boek pakte me. De manier waarop zijn jeugd werd omschreven en ik als lezer er stukje bij beetje achterkwam wie er achter welke naam schuilt was mooi. De hoofdpersoon was echter onuitstaanbaar. Ik dacht eerst dat hij zijn onzekerheid wilde verhullen met arrogantie, maar gaandeweg ben ik ervan overtuigd geraakt dat hij ook daadwerkelijk arrogant is. Hij laat zich het ene moment leiden door onzekerheid, maar de andere keer uit overschatting van zichzelf en zijn kunnen. Zijn omgang met de andere personages is merkwaardig en op sommige momenten ook respectloos. Sowieso trek ik boeken waarin een man (of vrouw) vreemdgaat en alsnog verheerlijk wordt (ofwel door zichzelf ofwel door anderen) slecht, maar bij dit boek voelde ik die afkeer wat sterker dan normaal. Beschrijvingen van de stad en de natuur vond ik mooi gedaan. Het religieuze thema was misschien wat over de top, maar dat is Siebelink altijd wel. Het einde was voor mij een raadsel en had wat mij betreft zo mogen eindigen als in het begin gesuggereerd werd. Ach, had het niet 3 hele volle sterren willen geven, maar 2 is nét wat te weinig voor de schrijfstijl.
This entire review has been hidden because of spoilers.
Dit boek is redelijk over the top, misschien zelfs voor mijn smaak iets te hysterisch. Maar ach, van Siebelink kan ik het hebben. Een beetje een leeg verhaal, verpakt in prachtige zinnen. Tegelijkertijd: is dat niet de kern van het hedonisme, leegheid in een mooie verpakking?
Na een aantal jaren weer eens iets van Siebelink met plezier gelezen. Behalve één fout die me opviel en stoorde op blz. 82. Het genoemde klooster "Catharinadal" in Oosterhout is geen klooster van de benedictinessen, maar van de norbertinessen. De benedictinessen bewonen de Onze Lieve Vrouwe abdij.
Jan Siebelink Maar waar zijn die duiven dan Jan Siebelink was vorig jaar de ster van de Boekenweek en de koning van het Bal, een rol die hem wel lag, ook al was de kritiek op zijn boekenweekgeschenk niet mals: het werd over het algemeen een teleurstellende reprise van al zijn oude thema’s gevonden. De 82-jarige auteur komt nu met een roman waarvan de allitererende titel in ieder geval positief opvalt: ‘Maar waar zijn die duiven dan’. Het onderwerp is iets minder verrassend: het boek gaat over een op een kwekerij in Velp woonachtige man die zich door religie en hedonisme in gelijke mate aangetrokken voelt. In zijn huis heeft hij een lessenaar uit de dorpskerk staan: “In plaats van de opengeslagen statenbijbel ligt er een editie van À rebours.” De bijbel die plaatsmaakt voor de decadente negentiende-eeuwse romanklassieker van Huysmans – dat het maar duidelijk is.
Het is Siebelink wel vaker verweten dat hij het succes van ‘Knielen op een bed violen’ wilde uitmelken, maar je kan een schrijver van zo’n groot oeuvre niet verwijten terug te grijpen op vertrouwde thematiek. Die van Siebelink is de kwekerij en het meedogenloos strenge geloof van zijn vader. In deze nieuwe roman put Siebelink wel op een merkwaardige manier uit zijn oerbron. Hoofdpersoon in ‘Maar waar zijn die duiven dan’ is Hugo Tempelman. Hij is na de dood van zijn ouders geadopteerd door Hans en Margje Sievez. Wie? Inderdaad, de ouders uit ‘Knielen op een bed violen’. Er staat ‘Hun huwelijk was kinderloos gebleven’. Dat is wel even omschakelen, voor de lezers van ‘Knielen’ en ‘Margje’. De geschiedenis wordt herschreven, de zoons – van wie de oudste Ruben het alter ego van de schrijver was zijn verdwenen. Waarom? Siebelink gaf het boek een motto van Emil Cioran: Les sources d’un écrivain, ce sont ses hontes. De schaamte, die de bron is voor de schrijver, daarin ligt misschien de sleutel tot deze kunstgreep. Het lijkt alsof Siebelink zichzelf het verhaal in wil schrijven, en toch op veilige afstand blijven. Veel mis De roman begint sterk, met een proloog waarin Hugo te horen krijgt dat hij prostaatkanker heeft, waardoor hij een einde aan zijn leven wil maken. Dan volgt een mooie, licht surrealistische flashback: we zien Hugo als jongen-met-een-missie door Arnhem struinen, knarsende trolleybussen, de wind laat de sneeuw opkruien tegen een viaduct. Siebelink kan nog altijd iets oproepen bij de lezer: een beeld, een geluid, een gevoel. Terug in het heden gaat Hugo met een afscheidsbrief en een pistool op weg naar Pauline, een oude geliefde. Met haar had hij een overspelige relatie die uitliep op een kortstondige ménage-à-trois, mét zijn inmiddels overleden vrouw Ankie. Enfin, het wordt dus een beladen dag waarop de herinneringen over elkaar heen buitelen. En dan gaat er veel mis. Met de roman bedoel ik. Hugo is met zijn cabrio, zijn pistool en zijn voorliefde voor decadent vertier (in toom gehouden door gereformeerd schuldgevoel) een typisch alter ego van Siebelink. “Aan de cabrio ben ik meer dan gehecht. Ze is een geliefde. Mijn vingers strelen het notenhouten stuur.” Dat zegt de fijnbesnaarde macho als hij wegrijdt bij een bordeel waar hij geregeld de Dominicaanse Maria bezoekt. En ja, hij voelt zich daar schuldig over, maar ze vergeeft het hem want ze roept ‘Gracia por todo!’ als hij haar een extra douceurtje geeft en vertrekt (bedankt voor alles, let wel, niet alleen dat geld). Ook Pauline vergoelijkt zijn overspel: “Hugo, jij bent puur in je schuldigheid.” Het voelt onecht. Die Pauline zegt dingen als: “Onthechten wil ik me, leeg worden van aspiraties, aannamen. Zo zal ik mij ten slotte kunnen verwerkelijken en overgaan in de Onvatbare.” Hugo heeft lange gesprekken met haar, over geloof en spiritualiteit, maar aan bovenstaand citaat kun je zien dat het geen dialogen worden om van te smullen. Wat zien die vrouwen in deze Tempelman? Hij is egocentrisch, ijdel, doet stoer maar zwelgt in zelfbeklag. Zijn het toch die linnen pakken, die zweem van sensitiviteit? Hoeveel hij ook praat en denkt, de zelfgenoegzame Hugo komt niet uit de verf in dit rommelige boek. Hij zegt wel dat hij een radeloze oude man is, maar we voelen het niet. Ten slotte moet dat pistool natuurlijk afgaan, volgens de ijzeren theaterwet van Tsjechov. Het wordt een schot in de lucht, net als deze roman. Oordeel: beproefde thematiek maar roman voelt onecht.