De verboden tuin beschrijft het leven van een kind met een blik op de wereld zoals alleen kinderen die hebben. De roman beschrijft ook de wijze waarop je – zowel kind als volwassene – probeert je de wereld toe te eigenen. Het heimwee naar de ongeschondenheid, naar het samenvallen van de eigen werkelijkheid met dé werkelijkheid: een droom die in iedereen leeft, maar die bij het kind nog ongerept is. De verboden tuin probeert de wereld zin en betekenis te geven, en het falen erin. Wessel te Gussinklo weet deze thematiek met feilloos observatievermogen en een poëtische trefzekere stijl tot leven te brengen. Hij slaagt erin een onbekend en verdrongen terrein in al zijn verwarrende andersheid te ontginnen en maakt zijn hoofdpersoon tot een onvergetelijk karakter.
Afkomst en oorlogsgeweld De ouders van Wessel te Gussinklo zijn beiden in de stad Utrecht geboren in 1903, zijn moeder aan de Oude Gracht bij de Twijnstraat, zijn vader Wessel in de Lijnmarkt.
Te Gussinklo zelf werd begin januari 1941 geboren in de Buys Ballotstraat in Utrecht. Toen hij twee jaar was in kreeg het gezin in de zomer van 1943 onderduikers in huis. Daartoe behoorde de door de Duitsers gezochte Friese verzetsstrijder Lubbert Romkes, een man die landverraders zou hebben geëxecuteerd.[1].
Op 7 oktober 1944 hield de Duitse Sicherheitsdienst weer een razzia in Utrecht, onder andere in de Buys Ballotstraat. Te Gussinklo senior, die aan eerdere razzia's was ontkomen, negeerde de door buren geboden vluchtopties en ensceneerde een tableau vivant: de onderduiker zorgelijk naast het bed van zijn voor die gelegenheid zeer zieke vrouw. Bij de uitvoering door een keurkorps van Duitse Luchtlandingstroepen werd Te Gussinklo aangeschoten toen hij door de tuin probeerde weg te sluipen, en daarna op staande voet geëxecuteerd. Zijn lichaam bleef 24 uur als afschrikwekkend voorbeeld in de Willem Barendzstraat voor nummer 34 liggen.[2].
Tot zijn verhuizing in 2007 woonde Te Gussinklo in Houten, de Bilt en Den Dolder, nooit verder dan tien kilometer van zijn geboortehuis. Sinds 2007 woonde hij met zijn tweede vrouw Odilia in het Zeeuwse Kamperland.
Opleiding en carrière Te Gussinklo studeerde psychologie in Utrecht en in Zürich. Rond zijn twintigste begon hij met schrijven. De roman De expeditie, die hij schreef als tweeëntwintigjarige en waarvan hoofdstukken verschenen zijn in Maatstaf en in Literair akkoord, werd nooit in zijn geheel gepubliceerd. Hij besloot later zich definitief aan schrijven te wijden, maar voor zijn tweede roman De verboden tuin kon hij tien jaar lang geen uitgever vinden. Pas na ingrijpen van K.L. Poll lukt dat (1986). Het boek kreeg onmiddellijk de tweejaarlijkse Anton Wachterprijs en de debutantenbeurs van het Fonds voor de Letteren. In 1995, een kleine tien jaar later, verscheen zijn omvangrijke roman (222.857 woorden) De opdracht, veelvuldig geprezen en inmiddels gerekend tot de klassiekers in de naoorlogse Nederlandse literatuur. Hij ontving hiervoor de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Bordewijkprijs, de ECI-prijs voor Schrijvers van Nu, en nominaties voor de Gouden Uil en de Libris Literatuur Prijs.
De hoofdfiguur in De opdracht, een jongen van veertien, gaat naar een zomerkamp van kinderen van oorlogsslachtoffers. Hij heeft zich voorgenomen net zo belangrijk te worden als Roosevelt en Churchill en zo veiligheid te vinden in zijn vaderloze wereld en te ontsnappen aan de verstikkende liefde van zijn moeder. Dat zomerkamp is een goede gelegenheid om daarvoor te oefenen en zich als zodanig te bewijzen. Hij onderneemt vele pogingen populair te worden en indrukwekkend te doen, regelmatig Roosevelt en Churchill citerend en soms ook Hitler, maar na de eerste schijnbare successen falen zijn pogingen meer en meer.
Een jaar daarna verscheen de hilarische novelle Het engeltje, waarin na veelvuldig cafébezoek de hoofdfiguur bijna ontvoerd wordt door een beeldschoon engeltje ter bevrediging van de lusten van haar tandeloze moeder (longlist Gouden Uil).
Een jaar later verscheen de verhalenbundel Heimwee naar de DDR en andere vrolijke vertellingen.
In 2003 verscheen zijn roman d'essay Aangeraakt door goden, een indringend zelfportret, waarin hij uiteen probeert te zetten hoe hij schrijver is geworden en wat schrijven voor hem betekent.
In 2008 verscheen het uitgebreide essay Palestina als adderkluwen. De Israëlische tragedie (longlist Gouden Uil). Een boek dat als in een requisitoir een weging maakt van alle belangen in de kwestie los van fervente partijdigheden.
Pas weer in 2014 verscheen een nieuwe roman Zeer helder licht. Tot dan toe was het hem onmogelijk geweest na de dood van zijn eerste vrouw Jacomine Coumou een roman te schrijven – daarvoor is vrijheid en losheid van emoties
‘Waarom heb jij geen vader?’ vroeg hij. Hij keek pijnlijk nieuwsgierig naar Ewout, met ronde heel aandachtige ogen. ‘Die is dood’ zei Ewout verlegen. Hij keek Nico niet meer aan. ‘Ik heb er wel een gehad hoor,’ zei hij verdedigend, ‘maar die is doodgegaan.’ Hij had het gevoel dat hij zich moest schamen. ‘Dan was hij vast niet zo sterk als mijn vader.’
De Verboden Tuin is het eerste boek uit de Ewout-Meyster-cyclus. Nu wil het feit dat ik dus die drie andere boeken al gelezen heb. Best raar om te eindigen met het eerste deel uit de reeks, maar ik heb gaandeweg geleerd dat de a-chronologische wijze waarop ik de boeken heb gelezen eigenlijk enorm goed werkt. En hoewel het verhaal belangrijk is, vind ik Te Gussinklo echt een meester op stilistisch en verteltechnisch vlak. Ik zou niet zeggen dat het helemaal niet uitmaakt in welke volgorde je de boeken leest (ik zou het allerlaatste deel bijvoorbeeld niet als eerste lezen), maar de klasse druipt toch wel van iedere pagina af, dus het is sowieso genieten geblazen.
In De Verboden Tuin volgen we Ewout Meyster als kind. Ik gok dat-ie een jaar of negen, tien is, gezien zijn gesprekken met vriendjes en omdat hij duidelijk zijn vroege, gelukkige kinderjaren lang achter zich gelaten lijkt te hebben. Zijn vader is dood, dat is natuurlijk wel een feit dat in de hele reeks een (grote) rol speelt, maar hier wordt echt ingezoomd op die gebeurtenis die echt als kantelpunt in het leven van Ewout neergezet wordt. Ewout maakt veel ruzie thuis, hij steelt geld van zijn moeder om stoute boekjes te kopen, op school heeft hij ook problemen en bij zijn vriendjes wil hij constant het hoogste woord voeren.
Stilistisch mooi, maar dit was wel een boek waar ik me doorheen moest werken. Ik vond het vrij gauw vrij eentoning worden en het hielp niet dat ik me ergerde aan de hoofdpersoon. Wat je dan ook weer als een sterk punt kan zien, dat een personage goed geschreven is als het emoties opwekt.
Wessel te Gussinklo lezen is een ervaring als geen andere. De woorden en zinnen buitelen in een soort razernij over elkaar heen. Tussen al dit geweld dringt zich dan toch een betekenis op.
Ongelooflijk knap hoe hij hier de innerlijke wereld van de jonge Ewout tot leven brengt, met al zijn vertwijfeling, angsten, verwachtingen en hoop.
Ik was enorm onder de indruk van De hoogstapelaar, en nu dus ook maar eens zijn debuutroman gelezen, en mijn god zeggen wat kan Te Gussinklo schrijven zeg. Een eigenaardige, strakke stijl die genadeloos fel op mij inwerkt, op een manier zoals een andere schrijver dat nooit eerder gelukt is. Een soort moderne Céline (op vlak van eigenaardigheid dan).
Ik begin nu op het punt te komen dat ik alles van deze man wil lezen. Kom maar op.