Dit boek laat je met andere ogen kijken naar wat de klimaatverandering betekent. Is dit de eerste keer dat we zo bang zijn voor wat de toekomst brengt? Nee, zeker niet. De tweede keer dan? Nee. De derde keer? Ook niet.
Waarom zijn we eigenlijk ooit begonnen met de uitstoot van broeikasgassen? Dat deden we om de mensheid een beter leven te geven. Duizenden jaren lang waren we zo goed als weerloos tegen honger, armoede, ziekte, kindersterfte en natuurrampen.
Weten we zeker hoe onze klimaattoekomst eruit gaat zien? Nee. Er is veel meer onzekerheid in de klimaatwetenschap dan algemeen bekend. Het wordt daarom tijd om een stap naar achteren te zetten en de klimaatcrisis met frisse ogen te bekijken. Na het lezen van dit boek is je blik erop gegarandeerd veranderd.
Zoals iemand anders voor mij opmerkte, schrijft Tiekstra een overtuigend en doorwrochte analyse van het klimaatdebat. Van enige illusie bij de lezer over een opdoemende catastrofe blijft niets over - maar ook niet uitgesloten. Het klopt dat in klimaatmodellen een principiële onzekerheid ingebakken zit, en dat ontkent Tiekstra niet. De waardering voor klimaatwetenschap blijft wel uit bij Tiekstra. Het is ook lastig die kaart te spelen zonder je hand te overspelen met een vurig pleidooi en call to action (zoals blijkt uit Tiekstra's analyse van het eerste IPCC report).
Ook merkte diegene op dat Tiekstra's argument – we vervallen regelmatig in collectief doemdenken en nu doen we het weer, terwijl de wereld inderdaad nooit daadwerkelijk verging, zij volgt haar eigen pad ins Blaue hinein - toegepast kan worden op iedere maatschappelijke discussie. Dat is waar, dunkt me. En het geldt ook voor Tiekstra's voorstel dankbaar van de 'fiets af te stappen' - de Industriële Revolutie, waardoor de energieintensiteit en welvaart een vlucht namen - en 'met frisse ogen [te] kijken naar het moderniteitsproject dat we in de zeventiende eeuw zijn gestart en ons zonder veel wrijving of frictie naar de 21ste eeuw heeft vervoerd'. Ik ken de exacte waarden voor energieintensiteit (energie consumptie/BBP) niet (en die laat zich ook op verschillende manieren uitdrukken) maar de primaire energieconsumptie ligt inderdaad een duizend- of tienduizendvoud hoger.
Maar doe mij maar Tiekstra's perspectief. Wat mij en waarschijnlijk de meeste van zijn lezers voor Tiekstra inneemt is dat hij optimistisch is en dankbaar: de dankbaarheid die je stopt te duwen en trekken aan wat je wilt en nog niet hebt. Tiekstra draait dit perspectief binnenstebuiten tot eentje waar je tevreden bent maar een tevredenheid die aanspoort te behouden wat je hebt - en dan is het ook volgens Tiekstra klimaatmitigatie geblazen. Het perspectief verandert, je hebt nog hetzelfde.
Mag ik één idee van de journalist die ik in de trein van Groningen naar Leeuwarden tegenkwam – hij las een pil van een boek, en ik kon het niet laten daar iets over te zeggen – in aanmerking nemen, dan kies ik deze. In het hoofdstuk Waar Wij Vandaan Komen geeft hij zijn interpretatie van de moderniteit. Die begon bij Bacon en Descartes en van Descartes en Newtons zegt Tiekstra:
"werd het subject, het innerlijk, van de mens geplaatst tegenover het object, het uiterlijk, van de wereld. De mens was niet langer een onvervreemdbaar onderdeel van de natuur, maar kon, en gíng zich afzonderen door te objectiveren wat hij voor zich zag. Dat was het startschot van een proces van ontheemding."
Dat idee zit de schrijver van deze opmerking dwars. Niet zozeer het 'moderniteitsproject', waaronder Tiekstra verstaat het perspectief dat 'de mens zichzelf toestemming [gaf] om diegene te zijn die de wereld zijn betekenis gaf' (p.134). Maar het geloof dat een idee een bepaald perspectief veroorzaakt, in dit geval het moderniteitsproject. Het is niet denken dat een idee de samenleving ontwricht, is het punt dat Tiekstra gaat maken, maar denken dat een idee dit veroorzaakt (niet in de zin van 'historische determinatie', zoals Tiekstra toelicht). Ik geloof er niet zoveel van. De ideeën klinken altijd lekker, en niemand houdt dezelfde opvatting ervan op na.
Tiekstra traceert de oorzaak naar vierhonderd jaar geladen bij onder andere Descartes, want:
"Descartes begon een andere weg naar de kennis te zoeken. Niet door omhoog te kijken, maar door in zichzelf af te dalen. Daar, in zichzelf, zag hij dat alleen het eigen denken een grondslag kan zijn voor waarachtige kennis. De reden was dat er één waarheid was die vastlag vóór alle andere waarheden: aan alles kon Descartes twijfelen, behalve aan het feit dat hij kon denken." (p.134)
In de laatste zinsnede spreekt Tiekstra Descartes zijn cogito ergo sum uit, onder andere het begin van het moderniteitsproject en dus (!) de oorzaak van het menselijke aandeel in klimaatverandering. Want: "Het is goed te beseffen dat het menselijke aandeel in de huidige klimaatverandering niet het neveneffect is van pure menselijke hebzucht, maar een neveneffect van het project van de moderniteit." Natuurlijk denkt hij niet dat het idee zelf deze oorzaak heeft, maar tegelijkertijd stelt hij dat het idee een traditie in stand heeft gezet die het menselijke aandeel wel veroorzaakt. Tiekstra gaat voor de sterkere these: hij stelt niet dat emoties het ongewenste resultaat tot gevolg hebben, maar ideeën. Volgens Tiekstra dus het cogito ergo sum.
Minimale eisen voor dit oorzakelijk verband moeten zijn dat ten minste één idee in deze traditie constant blijft: dus niet verandert en van begin tot einde bestaat. Dat tweede volgt uit het eerste, want als het idee verandert, bestaat hij niet van begin tot einde, maar iets anders - en dan moet dat de hoeksteen van de traditie vormen. Volgens mij blijven ideeën niet constant: de ideeën misschien wel, maar de mensen en hun opvattingen niet.
Neem de tijdgenoten van Descartes. Zij moesten het vernieuwende idee eerst eens begrijpen, filosofen en schrijvers klagen er altijd over dat zelfs hun beste vrienden niet begrijpen wat zij beweren. Collega's door de tijd niet: hedendaagse academici houden ontrafelen veel steekhoudende opvattingen van het cogito ergo sum die niet allemaal Tiekstra's opvatting ervan onderschrijven. Niets verplicht hun collega's door de eeuwen heen de opvatting aan te grijpen die Tiekstra bedoelde (en die was inderdaad zoals hij onderbouwt geïdentificeerd) - om van het vervormen van het origineel te zwijgen. Het lijkt me sterk dat een idee waarvan de opvatting versplinterde bij academici tussen toen en nu mensen uniform beïnvloeden. Vooral als je bedenkt dat dit idee zou moeten doorwerken op de samenleving en in zijn geheel een bepaalde richting op moet sturen, in dit geval een waar de mens lak heeft aan de natuur of 'vervreemd' ervan raakt.
En bijvoorbeeld Newton zelf niet, de tijdgenoot van Descartes. Descartes mag een wereld vol krachten, stromen, energieën, kerngebieden van activiteit en geesten van tafel geveegd hebben en verplaatst met de mechanische waar Newtons natuurkunde mee rijmt, Newton beschouwde nog altijd zijn onderzoek naar alchemie als zijn belangrijkste werk dat toch indruist tegen het mechanische wereldbeeld waar het cogito ergo sum centraal staat. De calculus die zijn natuurkunde structureert en coördineert (de functie- en vergelijkingachtige wiskunde van de middelbare school uitgebreid met differentiaal- en integraalrekening en hellingen van (driedimensionale) krommen) ontwikkelde Newton in het tempo waarin studenten het vandaag aanleren. Vreemd genoeg had het cogito ergo sum, het door Tiekstra aangewezen idee ter verklaring van de mens haar lak aan de natuur, Newton niet in haar greep. Het cogito ergo sum is niet één, het is niet constant, het glibbert uit iedereens handen, en waar het toch grip krijgt, is deze grip te zwak om die onverschilligheid naar de natuur te bewerkstelligen.
Dan sta je voor de moeilijkheid te verklaren hoe er door de tijd toch een gemeenschappelijke as te trekken valt met het idee. In het geval van Newton moet je zoiets beweren als dat de 'tijdgeest' nog geen sterkte invloed uitoefende op Newton. Ik vraag mij dan af waarom Newton niet en andere mensen wel? En waarom lezers van Descartes generaties later wel? Omdat het cogito ergo sum toen 'doorgedrongen' was in academische kringen en behoorde tot de 'heersende' opvatting?
Veel gemakkelijker vind ik de verklaring volgens welke ons aandeel in de klimaatverandering een emotionele oorzaak heeft. Deze verklaring haalt de stroom af van het geloof dat een idee een bepaald perspectief veroorzaakt, in dit geval het moderniteitsproject. Volgens deze verklaring vinden we ideeën zoals het cogito ergo sum aantrekkelijk vanwege een emotie zoals hebzucht (aangenomen dat hebzucht het menselijk aandeel veroorzaakt en het cogito ergo sum niet willekeurig populair is).
En nu verliest het volgende ook aan kracht. De termen: 'cultuurschok' en momenten waar 'de mens zichzelf toestemming' gaf (p.134). Of de beschrijving: "Door de wereld te gaan 'be-grijpen' kan de mens de wereld nu ook gaan 'grijpen'. (p.142) Ik weet niet zo goed wat ik hiervan moet vinden. En de verklaring: "Maar wat karakteristiek is voor een door het kapitalisme gevormde blik is dat een boom veel minder wordt gezien in zijn gebruikswaarde en veel eerder in zijn ruilwaarde." (p.144) Een 'cultuurschok' wil denk ik zoiets zeggen als een abrupte verandering in een gangbare opvatting, en dit laat nog steeds onverklaard waarom de 'religieuze betekenisordening op ging in rook' - of je moet aannemen dat een idee grote veranderingen eigenhandig teweeg brengen, wat Tiekstra inderdaad doet. En de 'door het kapitalisme gevormde blik' is natuurlijk gevormd door het kapitalisme, een aggregaat van ideeën. Neem je die kracht van ideeën weg, zoals ik de redelijkere keuze vind, dan verliezen deze termen, beschrijvingen en verklaringen aan betekenis, en valt het betoog uiteengezet in de laatste hoofdstukken van het boek van het moderniteitsproject als (niet-deterministische) oorzaak van het menselijk aandeel in klimaatverandering ineen.
Dan zijn we op een haar verwijderd van de toestand waarin we geen flauw benul hebben waarom we in de situatie zijn beland waar we nu zitten. Voor een deel door het door Tiekstra op gehamerde feit dat er zelfs klimaatwetenschappers, beleidsmakers en politici discussies voeren alsof een apocalyps ophanden is. Zoals de wijsheid luidt: radicalisme werkt radicalisme in de hand. Het resterende deel heeft denk ik hiermee te maken. We zijn - nog steeds - niet tot effectieve beleidsvoering gekomen.
Ik heb het boek met plezier en interesse gelezen. Ik kijk uit naar Tiekstra's volgende boek.
Boeiend en doorwrocht betoog dat bij mij op zijn minst twee vragen oproept. Is niet elk debat een lachspiegel voor te houden? En misschien is het wel zo dat er door het (te) harde en ongenuanceerde debat uiteindelijk stappen worden gezet om het tij te keren.