In De Confrontatie wordt de handeling bepaald door de ontmoeting, het zich tegen elkaar afzetten en het proberen zichzelf te blijven van twee vrouwelijke personages, Mirjam en Zoë. Zij zijn praktisch elkaars tegenpolen: Mirjam, die het 'ontbindende' element vertegenwoordigt, revolteert, weigert om geleefd te worden, maar trekt zich tenslotte terug op haar kamer, de ruimte achter de spiegel. Daar zoekt Zoë haar op: zij daagt Mirjam uit, bruskeert haar met de banden, die zij is aangegegaan, doch verraadt zo meteeen haar eigen onzekerheid. De Confrontatie vindt plaats op het innerlijk toneel van de schrijfster zelf, die in het inleidend hoofdstuk de lezer toespreekt: 'En dan ben ik er nog. Maar juist omdat ik bloot ben, blijf ik vrij, niemands bezit, verlost van mezelf en van iedereen. Ik lever mijn dromen en nachtmerries uit. Er is geen kop of staart aan dit verhaal. Het is een slang, die zichzelf in de staart bijt. Een cirkel. Een schilderij van Ensor waarop wij plotseling onszelf herkennen. Een spiegel. En zoals in de oude verhalen verdwijn ik, een schim, een schrijver, om klokslag één weer in de spiegel, ik laat mijn woorden achter. Einde. Als iets gedaan is, begint het opnieuw.'
In deze roman komen er drie vrouwen aan het woord: de auteur, ene Mirjam en ene Zoë. De auteur vertelt het een en ander over haar dagelijks leven. Romanfiguur Mirjam heeft zoveel teleurstellingen te verwerken gekregen, dat zij zich heeft teruggetrokken uit het leven. Zoë bezoekt Mirjam af en toe.
Wat de dames vertellen, is vaag en heeft een poëtische inslag. Na vijftig bladzijden had ik hier meer dan genoeg van en heb ik het boek definitief dichtgeslagen. Volgens de beschrijving op deze pagina van Goodreads heeft de auteur zelf verklaard dat er "geen kop of staart" aan dit boek zit. Bij mij is ze daarmee aan het verkeerde adres.