In deze bundel staan 44 columns en verhaaltjes. De bundel verscheen in 1990. De verhalen zijn eind jaren tachtig geschreven. Remco Campert was toen rond de zestig. Er staan enkele juweeltjes in, zoals een ode aan de jazztrompettist Chet Baker die uit het raam van een Amsterdams hotel viel en zo zijn einde vond met een door drugsgebruik verteerd lichaam. Hij ontmoet in de jazzhemel tal van oude vrienden, zoals Charlie Parker, Duke Ellington, Billie Holiday en John Coltrane. Ze spelen er weer lustig op los. Ook een mooie ode is die aan Lucebert, de kopman van de dichtersgroep die zich de vijftigers noemde, waartoe ook Remco behoorde. De columns zijn doorgaans luchtig van aard, vaak kleine anekdotes. Soms grijpt Campert terug op jeugdherinneringen zoals in het verhaal ‘ Nieuws’ waarin hij vertelt hoe hij als scholier samen met een vriendje een krantje maakte. Zo bereidde hij zich al jong op het schrijven voor, in het besef dat dat het enige was dat hij goed kon.
Hoe moet je uitleggen dat je altijd aan iets nieuws bezig bent, dat je zou ophouden schrijver te zijn als je niet aan iets nieuws bezig was en dat dat nieuwe meestal op meer van het oude blijkt neer te komen.
Soms denk ik dat ik maar een paar woorden van de waanzin ben verwijderd.
Heel grappig en leuk als je het mij vraagt. Es even niet dat apathische noodlottige wat veel schrijvers hebben, gewoon luchtig en bij vlagen raar.
Voorbeeld: "Mijn familie is al zes of zeven generaties betrokken bij het bloembollengebeuren,' zei iemand met een stem alsof hij een heel oud ei moest opeten." hahaha