o Berten gidst al vele jaren toeristen, belangstellenden en jongeren doorheen zijn stad, Brugge. Hij is een vat vol kennis én anekdotiek. Wat hij weet en wat hij te vertellen heeft over Brugge, deelt hij nu met het publiek. De essentie van zijn geliefde stad Brugge is voor hem ‘water’, in al zijn vormen en aspecten. Er is de verbinding met de zee natuurlijk, via het Zwin en via Zeebrugge dat uitgegroeid is tot een Europese tophaven. Er zijn natuurlijk de reien, ooit handelswegen, nu een bron van vaarplezier. Er was altijd de handel over het water die luxe, grondstoffen, weefsels en beursactiviteiten in de stad bracht. Er is de architectuur van de stadsgebouwen weerspiegeld in het water en de literatuur die uit het water put om over de stad te vertellen. En er is het wijwater dat symbool staat voor de roomse natuur van de stad ooit. Dat alles samen maakt(e) van Brugge een stad van water.
Jo Berten is een vat vol kennis en anekdotiek, en het boek is daar de neerslag van. Het boek is opgevat als een grote gidsbeurt in Brugge. Dus geen geschiedkundig werk maar een verzameling van weetjes gekoppeld aan Brugge en een vuurwerk aan etymologische verklaringen van woorden, spreuken en gezegden.
Disapointing, a lot of tidbits and etymology illustrating the authors's knowledge (good for him). No structure, no timeline, not at all a history of Bruges. Avoid reading this, a waste of time.
De auteur mag dan al een eloquent causeur, een boeiende verteller en een door de wol geverfde Brugse stadsgids zijn, een vlotte schrijver is hij niet. Volgens de promotionele blurb op het achterplat zou dit een pareltje van geschiedschrijving moeten zijn. Helaas is het eerder een haastige verwerking van zijn fichebak vol anekdotes over Brugge en etymologische wistjedatjes - duidelijk een van zijn dada's - die het heemkundig karakter van het boek nooit overstijgen. De auteur verliest zich constant in zijsprongetjes en uitweidingen over taal die de essentie van dit boek in de weg staan: een biografie bieden van een stad met een rijke sociale, economische en culturele geschiedenis. Nergens vindt de lezer, die meermaals rechtstreeks en op volledig archaïsche wijze door de auteur wordt aangesproken als 'trouwe lezer', trouwens in noten, bronvermeldingen of in een leeslijst bewijsplaatsen voor de beweringen van de auteur dat deze of gene anekdote al dan niet correct zou zijn. Als een volleerde schoolmeester beroept de auteur zich op zijn zelfverklaarde autoriteit als ouderdomsdeken van de Brugse stadsgidsen, zonder dat de lezer de kans wordt geboden om een kritische houding aan te nemen. Het bij wijlen pathetische taalgebruik waarmee de auteur als taalminnaar koketteert, staat een vlotte lectuur in de weg. De vele herhalingen van verhalen, weetjes en anekdotes doorheen het boek ogen slordig en bevestigen mijn omgekeerde fichebakhypothese. Een strenge redacteur of een ghost- of meeschrijver had de meubelen nog enigszins kunnen redden, maar de Vlaamse uitgevers kennende, was daar natuurlijk helemaal geen budget voor. Ongetwijfeld vindt dit heemkundig boekje toch gretig aftrek onder Bruggofielen die minder kritisch zijn.