Jonathan kan de dood van zijn beste vriend Joël maar niet loslaten. Hij besluit een reis te maken met zijn jonge zoon. Ze beklimmen een berg waar, zo luidt het gerucht, een man woont die een buitengewoon talent hij kan herinneringen doen verdwijnen. Jonathans zoektocht brengt hem naar plaatsen waar hij nooit had willen komen, en hij neemt zijn geliefde zoon met zich mee. De queeste bedreigt de relaties binnen zijn gezin, maar geeft ook hoop op vrijheid en de mogelijkheid om zich te verzoenen met zijn verdriet. De wereld is een gerucht is een roman over de passies, angsten en liefdes die altijd bij ons zijn. Het vertelt een ontroerend en soms beangstigend verhaal over de liefde van een vader voor zijn zoon, over ouders en kinderen, over de breekbaarheid van familie, over realiteit en verbeelding en over de worsteling om echt in het heden te leven.
Een tijdje geleden bejubelde ik "Aan het einde van de nacht" van de Israëliër Nir Baram: een duizelingwekkende roman over duizelingwekkende en onbeschrijflijk grillige emoties. En ook vol met onoplosbare, vertwijfelde en existentiële vragen, waarmee de hoofdpersoon Jonathan op adembenemende wijze worstelt. Ik begreep niet dat ik dit zo indringende boek in 2020 helemaal had gemist, maar was blij dat ik het alsnog had ontdekt. Dus was ik heel benieuwd naar het in 2023 verschenen vervolg, "De wereld is een gerucht". En dat bleek naar mijn smaak zelfs nog duidelijk sterker te zijn. Met veel dank aan het mooie Nederlands van vertaler Hilde Pach. Maar met nog meer dank aan Nir Baram zelf, die de fascinerende onontwarbare innerlijke kluwen van Jonathan schitterend voelbaar maakt, in al zijn ondoorgrondelijke en schrijnend- intense complexiteit. En in al zijn schoonheid, bovendien.
Ook "De wereld is een gerucht" staat vol met koortsachtig meanderende kronkelzinnen, waarin heden, verleden en toekomst voortdurend door elkaar lopen en waarin feitelijke beschrijvingen afgewisseld of zelfs doordrenkt worden met hallucinatoire fantasie of barokke koortsdroom. Want de succesvolle schrijver Jonathan worstelt nog steeds met de trieste ziekte en dood van zijn moeder en met schuldgevoelens over hun conflicten, en vooral met de tragische zelfmoord van zijn boezemvriend Joël. Alsook met de vele pijnlijke misverstanden in die vriendschap, met de diverse momenten van vervreemding of zelfs verwijdering, en vooral met kwellend onbeantwoordbare vragen over het waarom van Joëls zelfmoord en of hij die zelfmoord had kunnen voorkomen of niet. Joëls dood bevat bovendien “een te angstaanjagend element”: dat nou net de succesvolle, door liefde en bewondering omringde Joël zichzelf ombrengt lijkt immers de ultieme bevestiging dat alles echt volkomen zinloos is.
Mede daardoor wordt Jonathan ook zelf door allerlei existentiële angsten en vertwijfelingen geteisterd, die nauwelijks voor Joëls kwellingen onderdoen. Dat komt fraai naar voren door Barams intense zinnen, en ook door hoe de hoofdstukken over het “nu” steeds afgewisseld worden met hoofdstukken over “eind jaren negentig” (Joëls laatste jaren). Alsof Jonathans heden voortdurend door fantomen uit het verleden wordt bespookt. De vele raadsels en existentiële twijfels in Aan het einde van de nacht worden in De wereld is een gerucht dus niet opgelost, maar juist vermenigvuldigd en verdiept. En ze worden op minstens zo intense wijze uitgeschreeuwd, in zinnen als: “Er was iets in hem geknapt in de jaren na de dood van Joël, hij werd voortgedreven door een angstschreeuw, die hem ’s nachts telkens weer wakker maakte, zijn lichaam doorboorde, niet helemaal ontcijferd kon worden”. Of ook: “[M]aar na verloop van tijd besefte hij dat het verlies van Joël de wilde kracht van de herinnering had ontketend- hij raakte helemaal de weg kwijt tussen hallucinaties, herinneringen en dromen, en soms begreep hij niet meer wat hij zag. Alsof er nog een schijnwerper was gaan branden op een veld waarvan hij dacht dat het al goed verlicht was”.
Geen wonder dan ook dat Jonathan een paragnost bezoekt, Michaël, een raadselachtige figuur met magische gaven: die van “dromenterugbrenger” en “herinneringenvergrijzer”. Precies naar die laatste gave is Jonathan op zoek: hij hoopt dat Michaël zijn herinneringen en hallucinaties van hun al te scherpe en felle kleuren kan ontdoen. Dat is echter zo ongeveer het tegendeel van wat er gebeurt. Michaël blijkt namelijk Joël gekend te hebben en diens dromen te hebben gepeild, iets voor Joëls zelfmoord. Michaël heeft in zijn gesprekken met Joël allerlei “tegenstrijdigheden” en “verschillende, soms tegengestelde richtingen” opgemerkt: een wereld vol conflicterende spanningen dus waar hij als dromenterugbrenger en dromenonderzoeker extra gevoelig voor is. Speurend in Joëls dromen stuitte Michaël bovendien op een ondoordringbare gele mist, waar hij niet doorheen weet te komen en die hij tot zijn wanhoop ook niet open kan scheuren. Want die ondoordringbare mist, zo beseft hij tot zijn stijgende ontzetting, IS Joëls droom. Joëls geest IS dus compleet verzonken in gele en alles versluierende mist. Waarin hij “wanhopig [zoekt] naar een poort naar de jaren van volwassenheid”. Maar vergeefs. Wat Michaël heeft ervaren is kortom de totale ondoordringbaarheid en de volstrekte uitwegloosheid van Joëls dromen vlak voor diens wanhoopsdaad.
Jonathan komt door Michaëls verhaal, en dankzij door Michaël in beweging gebrachte dromen, tot minstens zo verontrustende inzichten. Bijvoorbeeld dat Joël en hij allebei door ongrijpbare fantomen werden gekweld uit hun gezamenlijke, deels uit fantasiewerelden opgetrokken kindertijd. “In hun kindertijd verbeeldden ze zich dat ze iets achterna zaten wat hun altijd ontglipte. Misschien was er eigenlijk geen ‘iets’, maar waren ze verplicht in het bestaan ervan te geloven, altijd cirkelden ze eromheen, genietend of gekweld, ernaartoe of ervan af. En pas jaren later werd het hun duidelijk dat het altijd andersom was geweest: ze cirkelden niet om iets heen, het cirkelde om hen heen. Alle jaren en gesprekken en daden, misschien hun levenswerk, dienden om zich te beschermen tegen de niet te ontcijferen kracht die hen achtervolgde, en de warmte die eruit ontsnapte voelden ze op hun huid”. In "Aan het einde van de nacht" was al volop duidelijk dat Jonathan en Joël door hun gezamenlijke fantasiewerelden poogden te ontsnappen naar ergens anders, naar een ongedefinieerd ‘daar’ dat radicaal anders is dan het ‘hier en nu’. En ook dat ze daarmee trachtten te ontkomen aan de afgrondige existentiële leegte in hun binnenwereld. En precies die existentiële leegte, en de peilloze angst daarvoor, wordt in "De wereld is een gerucht" benoemd als een niet te ontcijferen ‘iets’ dat hen omcirkelt.
Waarom heeft dit onontcijferbare ‘iets’ Joël dan wel in de greep gekregen en is Jonathan er, ondanks al zijn kwellingen, aan ontkomen? Michaël heeft een hypothese: “Maar jij gebruikte een soort kanaal van de verbeelding, van een verhaal, om het verleden om te vormen tot iets anders, op zijn minst een deel van de tijd”. Jonathan is immers schrijver van fictie, die zijn innerlijke fantomen kan omzetten in literaire beelden en verzonnen personages. Zijn enorme verbeeldingskracht, die hem in staat stelt om heel diep te peilen in de duistere en tegenstrijdige krochten van de menselijke ziel, stelt hem ook in staat om die krochten nog enige zinvolle vorm en inhoud te geven zodat hij er niet totaal door wordt opgeslokt. En soms kan hij door zijn verbeelding zelfs voor even aan zijn kwellingen en angsten ontsnappen. Al zit hij vaak op het randje, want hij wordt in De wereld is een gerucht geregeld overvallen door intens hallucinatoire beelden die hem bijna buiten zichzelf brengen. Beelden bovendien die hij tot op het bot probeert te peilen, in al hun raadselachtigheid en ongrijpbaarheid. De “niet te ontcijferen kracht” wordt omcirkeld, of geobserveerd terwijl hij Jonathan en Joël omcirkelt, maar wordt nadrukkelijk NIET ontcijferd. Jonathans “kanaal van de verbeelding, van een verhaal” is in mijn beleving dus juist niet het kanaal van een allesverhelderende verbeelding, en geen alles verklarend verhaal, maar een poging om het onvatbare in beelden te vatten zonder die onvatbaarheid te reduceren tot iets verklaarbaars.
Precies die poging doordesemt naar mijn gevoel "De wereld is een gerucht". Deze roman lees ik dus als één grote demonstratie van verbeeldingskracht die het onpeilbare probeert te peilen, en die probeert door te dringen in de diepst verborgen krochten van de menselijke ziel. Die radicale verbeeldingskracht, die in alle zinnen zo manifest is, wordt bovendien op fraaie wijze belichaamd door Jonathan, en door diverse prachtige passages over hoe zijn verbeelding en zijn schrijverschap werkt. En ook door Michaël, die zo diep doordringt in duizenden grillige dromen. De ervaringen waarin Jonathan en Michaël met hun verbeelding doordringen zijn vaak doorregen van gierende existentiële angst. Wat nog versterkt wordt door de soms zo dreigende sfeer in Israël, en door de naar de strot grijpende leegte en vervreemding van de coronatijd. Jonathan lijdt dan ook vaak zeer aan zijn verbeelding, terwijl Michaël zelfs aan zijn gaven ten onder lijkt te gaan. En toch is die verbeelding naar mijn gevoel tegelijk ook een triomf, omdat hij dieper inzicht en begrip oplevert. Zij het dan vooral inzicht in het onbegrijpelijke van de wereld en de levens die wij daarin leven. Wat dan bij Jonathan tevens leidt tot het besef dat hij Joëls zelfmoord simpelweg nooit zal kunnen begrijpen. En dat hij de pogingen daartoe moet loslaten, hoe onmogelijk dat ook is. Wat naar mijn idee toch een vorm van verzoening is. Een vrij troosteloze verzoening misschien, maar toch.
Belangrijk en bijzonder ontroerend is bovendien Jonathans relatie met zijn zoontje Itamar, die ook in "Aan het einde van de nacht" al zo troostrijk en ontroerend was. Ook met Itamar bouwt hij enorme fantasiewerelden op, vol van magische verhalen en toverachtige verbeelding. Net als vroeger met Joël. Alleen, in de samen met Itamar opgebouwde fantasiewerelden heersen niet alleen maar de angsten, en ook niet alleen maar een niet te ontcijferen en daardoor angstwekkende kracht. Maar ook juist iets totaal anders: “De vreugde en de schoonheid, de vrijheid in al je fantasie met het kind”. In de met Itamar gebouwde fantasiewerelden gaat het niet alleen op peilen van de angsten of om een wanhopige ontsnappingspoging, zoals vroeger samen met Joël, maar ook om een daadwerkelijke bevrijding. Samen met zijn zoontje, en kijkend met diens blik, ziet Jonathan, bijvoorbeeld: “Gloeiende tegels in een winkelcentrum dat in zwijm ligt door de hitte van de zon. Velden met dode distels dicht tegen de heuvel en aan de voet ervan trilt het blauwe water verguld in het laatste licht van de dag – zijn hele lichaam verdraait zich om Itamar te omhelzen, schoonheid doet hem pas echt versteld staan als Itamar die ook ziet”. Schoonheid is pas echt schoonheid als zijn zoontje deze eveneens ziet. Wat een geweldige gedachte. Maar tegelijk ziet Jonathan zelf ook meer schoonheid omdat hij daar samen met Itamar naar zoekt. En probeert te kijken, te vertellen en te fantaseren met een even onbevangen blik en een even ongerepte geest. En met een even totale aandacht voor alles wat zich voordoet, een alles gretig absorberende aandacht die wij als volwassenen helaas grotendeels zijn verleerd. Niet voor niets zegt Itamar tegen zijn vader, als die weer eens een ter plekke gefantaseerd verhaal vertelt: “Niet zo, je moet het me vertellen alsof we allebei kinderen zijn”. Niet voor niets echoot die zin later door in zijn hoofd. Want precies die kinderlijke onbevangen aandacht en openheid leert hij, geleidelijk aan, van zijn zoontje. Wat ook zijn gekwelde geest stukje bij beetje bevrijdt. Prachtig vind ik dat.
"De wereld is een gerucht" is kortom een ijzersterke roman. Ik werd omvergeblazen door de intens gekwelde innerlijke worstelingen, de onoplosbare existentiële vragen, de tot op het bot doorgravende zoektochten, en de diepe afdalingen van Jonathan en Michaël in de onpeilbare diepten van onze geest en onze dromen. Ik werd meegesleept door Nir Barams duizelingwekkend kronkelende zinnen die overlopen van compromisloze verbeeldingskracht. En ik vond heel mooi hoe die verbeeldingskracht niet alleen werelden oproept vol angsten en niet te ontcijferen krachten, maar soms ook nieuwe vormen van schoonheid en openheid, die je ziet en ervaart als je kijkt met de totale ontvankelijkheid van een kind. Ook bevat deze roman nog vele andere fraaie perspectieven en motieven, die ik in deze recensie helaas niet heb kunnen belichten. Zoals de prachtige passages over Proust, de schitterende zinnen over voorbije liefdes, de schrijnende alinea’s over liefdevolle maar pijnlijke familieverhoudingen. Maar ik genoot er wel van. Dus ik ben blij dat ik "Aan het einde van de nacht" en "De wereld is een gerucht "nu allebei gelezen heb. Je kunt die beide boeken ook wel los van elkaar lezen, zoals door meerdere recensenten ook is opgemerkt, maar kort na elkaar is volgens mij veel beter. En als er nog weer een vervolg op beide boeken komt, dan koop en lees ik dat subiet.
Je springt de hele tijd heen en weer tussen eind jaren ‘90 en nu (lees 2020: coronatijd).
Het verhaal draait om drie hoofdpersonen, Jonatan, zijn beste vriend Joël en hun beider liefde Tali en is vanuit het perspectief van Jonatan geschreven.
Als kinderen zijn Joël en Jonatan onafscheidelijk. Maar als ze twintigers zijn, vertrekt Joël nadat zijn relatie met Tali is uitgegaan een periode naar “Afrika”. In die tijd krijgen Tali en Jonatan een relatie. Als Joël depressief terugkeert en zich van het leven berooft, parallel met het uitgaan van de relatie van Jonatan en Tali, sluit de wereld zich voor Jonatan.
Als onverwacht succesvolle schrijver probeert hij met zijn jeugdherinneringen zijn brood te verdienen. Maar die herinneringen kwellen hem steeds meer. Zo zeer zelfs dat het hem in de relatie met zijn zoontje Itamar hindert. In wanhoop bezoekt hij een soort “herinneringenvergrijzer”.
Wat wanhoop over de onverwerkte zelfmoord van je beste vriend kan doen met een mens…
Ik aarzel tussen vier sterren (mooi geschreven) maar doordat ik het verhaal ook warrig en daarmee verwarrend vond, worden het er drie.
Net als ‘Aan het einde van de nacht’ is ‘De wereld is een gerucht’ geen makkelijk boek. De boeken sluiten qua verhaal op elkaar aan. De stijl is hallucinerend, dromen, heden en verleden wisselen elkaar af. De sterke vriendschapsband die de hoofdpersoon, een schrijver, heeft met Joël, die in dit deel een eind aan zijn leven gemaakt heeft staat centraal samen met de driehoeksverhouding die tussen hen en Tali speelde, op wie ze beiden verliefd waren. Jonathan, de hoofdpersoon wil van zijn herinneringen bevrijd worden, ze zijn te sterk, te verwarrend en verstorend en ze trekken hem weg uit het heden. Zijn schrijverschap wortelt, wordt in de loop van het boek duidelijk, in de behoefte om andere werelden te scheppen, waarin hij zijn angsten kan transformeren tot fantasieën en verhalen. De scherpe inzichten in de nuances van menselijk gedrag maken het een meesterlijk boek. Het beeld van een stuk van de Israëlische samenleving maakt het interessant. Het verhaal zelf is eigenlijk uiteindelijk ongrijpbaar.
Heel moeilijk om over dit boek een review te schrijven. Tot het einde heb ik niet echt begrepen wat de bedoeling van de schrijver was. Dromen, herinneringen, de echte wereld? Zijn vriend Joel die zelfmoord gepleegd heeft, zijn zoontje Itamar waar hij vreemde spellen mee speelt? Dromen die verplaatst worden van de één naar de ander. Herinneringen laten vergrijzen? Het intrigeerde wel.
Oké ergens tussen 3 en 4. Een boek over verlies, relaties, fantasie, de betekenis van herinneringen. Voor het eerst dat ook de COVID lockdown aanwezig was, met een rol, zonder opdringerig te zijn.
Maar ook vrij ondoorgrondelijk. Ik moest me er echt toe zetten om door te lezen en twijfel wat de beloning nou precies is.