De auteur heeft met deze geschiedenis een zeer ambitieus opzet tot een goed einde weten te brengen. Hij probeert enige lijn in die geschiedenis te krijgen, maar houdt zich dan toch ook niet al te streng aan de systematiek, zodat hij ontwikkelingen kan doortrekken naar volgende periodes. Hij maakt een relevante selectie van boeken en poëzie, selecteert sprekende sitaten of geeft kernachtig de inhoud van een roman. Het is met 790 bladzijden een lijvige turf geworden, maar het boek blijft, ook met de vele details, zeer leesbaar.
De invalshoek van Hugo Brems herken ik uit de colleges die ik tijdens Germaanse Talen bij hem volgde. Schrijven is zich afvragen hoe de werkelijkheid in taal te gieten. Daarbij wordt soms de werkelijkheid, maar vaker nog de taal door deze of gene groep normatief gebruikt om te zeggen wat goede of slechte literatuur is. Zo ontstaan er richtingen, breuklijnen, vernieuwingen in proza en poëzie. Metateksten krijgen op die manier een belangrijke functie om de geschiedenis te vertellen: pamfletten, essays, recensies. Daardoor krijgen echter ook auteurs die zich ooit in de geschiedenis verenigd hebben in een tijdschrift of programmatische bloemlezing gemakkelijker aandacht. In de feiten kun je zeggen dat testosteron wordt beloond. Ook slaat bij momenten de noodzaak aan reflectie over in de luxe van reflectie ten nadele van de noodzaak om iets te vertellen.
Brems doet zijn best om ook wat buiten die poëticale discussies valt, aandacht te schenken. Boeiend is hoe hij de vrouwen die net na de Tweede Wereldoorlog schreven, bijeenbrengt vanuit een gelijkaardige thematiek van zich opgesloten voelen in een rigide, heteronormatieve maatschappij. En meteen is het ook jammer dat hij die correctie niet meer toepast vanaf de jaren zeventig (waardoor bijv. Patricia De Martelaere onterecht niet voorkomt in dit overzicht). Ook zijn er hoofdstukken over literatuur uit Suriname, Indonesië en Congo en schenkt hij aandacht aan kinder- en jeugdliteratuur. Ook eindigt het boek met aandacht voor de opkomende multiculturele literatuur van begin de jaren 2000.
Het grootste probleem met een dergelijk overzichtswerk is dat ik zoveel zin krijg om boeken te lezen en herlezen dat ik een tweede leven nodig zou hebben om dat te doen. Liddy van Marissing staat nu hoog op het leeslijstje (maar de plaatselijke bibliotheek heeft niets van haar), Ivo Michiels op het herleeslijstje, maar er zijn er nog zoveel meer te noemen. Ik heb al om te beginnen Dubbelspel van Frank Martinus Arion uit de bib meegenomen.