P.C. Emmer's Blog

July 5, 2024

Bij de slavernijherdenking worden belangrijke historische feiten verzwegen

Elk jaar bijna hetzelfde ritueel. Bij het slavernijmonument in het Oosterpark te Amsterdam herdenkt een groep belangstellenden – vorig jaar was ook de Koning present – het feit dat Nederland per 1 juli 1863 de slavernij in zijn West-Indische koloniën heeft afgeschaft.

Een woordvoerder van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) wijst dan meestal met de beschuldigende vinger naar de Nederlandse overheid, de Nederlandse rederijen en de plantagebezitters uit vroeger eeuwen, die meewerkten om slaven uit Afrika te halen om ze vervolgens onder mensonwaardige omstandigheden naar Midden en Zuid-Amerika te vervoeren, waar ze eeuwenlang dwangarbeid verrichtten. Pas nadat Engeland (1833), Denemarken (1848) en Frankrijk (1848) de slavernij hadden afgeschaft, volgde Nederland in 1863. Alleen Cuba en Brazilië waren later. Bovendien was de slavernij in de Europese en dus ook in de Nederlandse koloniën gebaseerd op racisme, want alleen zwarten waren slaaf en blanken (‘witten’) niet.

Voor al deze feiten bestaat uitvoerig historisch bewijs, maar één onderwerp wordt meestal verzwegen: hoe kwamen al die westerse slavenhandelaren aan hun koopwaar? Een paar slaven uit Afrika stelen was niet genoeg, want onder de slaven en kolonisten in de tropische delen van Noord- en Zuid-Amerika bleef het aantal geboortes eeuwenlang lager dan het aantal sterfgevallen. Dus alleen de massale aanvoer van slaven uit Afrika garandeerde dat de slavenbevolking van de plantagekolonies in stand bleef en kon worden uitgebreid. Vandaar dat de slavenhandel over de Atlantische Oceaan van eeuw tot eeuw in omvang toenam.  

Tekort aan arbeid

Opvallend is dat die vraag in de meeste toespraken op 1 juli nooit wordt gesteld. Hoe kwamen al die slavenschepen aan hun menselijke lading? In Europa schakelden de rederijen werfagenten in, die mogelijke emigranten met beloften en mooie woorden overtuigden om huis en haard te verlaten en hun heil in de Nieuwe Wereld te zoeken. Ze zouden meteen na aankomst een stuk grond in eigendom krijgen en bovendien vrijelijk hun godsdienst kunnen belijden. In de koloniën zou bovendien het gevaar aanzienlijk kleiner zijn dan in Europa dat rondtrekkende legers hun oogsten vernielden. Ook voor het nageslacht zag de toekomst er rooskleurig uit, want de kinderen van de kolonisten zouden op den duur ook een eigen boerderij kunnen beginnen. Land genoeg!  

De migratie van Europa naar de tropische delen van Noord- en Zuid-Amerika was maar een kort leven beschoren, want al snel ontdekten de landverhuizers dat ze daar niet langer, maar korter leefden dan thuis. Ze migreerden daarom liever naar kolonies met een gematigd klimaat. Dat veroorzaakte een tekort aan arbeid in de tropen, terwijl juist daar gewassen konden groeien, waar veel vraag naar was: riet om suiker van te maken, koffie- en cacaobonen en op den duur katoen. Hoe loste je dat tekort op? In Zuid-Amerika hadden de Spanjaarden en Portugezen daar een antwoord op gevonden: slaven uit Afrika. Op den duur volgden Engeland, Frankrijk, Nederland en Denemarken dat voorbeeld.  

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Over de slavenhandel denken we tegenwoordig heel anders dan vroeger. In de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw werd de Atlantische slavenhandel vaak als een weldaad afgeschilderd, omdat deze handel veel slaven in staat stelde te ontsnappen aan de slavernij in een despotisch bestuurd, chaotisch continent met talloze onbegrijpelijke oorlogen en hongersnoden. Bovendien brachten de plantages de slaven regelmatig werken bij. Met dit soort argumenten susten de meeste Europeanen hun geweten.

Op den duur veranderde die houding. De Afrikanen mochten dan een andere huidskleur hebben dan de Europeanen, ze waren wel schepselen Gods. De steeds omvangrijker migratie van Europeanen naar de Amerikaanse koloniën was gebaseerd op vrijwilligheid, niet op dwang. Waarom gold dat niet voor Afrikanen? Vandaar dat er aan beide zijden van de Atlantische Oceaan in de tweede helft van de achttiende eeuw een protestbeweging ontstond, die ijverde voor een verbod op de slavenhandel en op den duur zelfs voor de afschaffing van de slavernij.

Hardnekkig Afrikaans verzet

De meeste Afrikaanse heersers aan de kust begrepen niets van die afschaffing, want slaven waren lange tijd hun belangrijkste exportproduct geweest. Daarmee konden ze Aziatisch textiel, Europese alcoholische dranken en westerse gebruiksvoorwerpen kopen. Ondanks hun hardnekkige verzet dwongen de Europeanen de Afrikanen echter om het verbod op de slavenhandel te respecteren.

Vooral de Engelsen maakten daar veel werk van, maar ze werden geconfronteerd met allerlei smokkelroutes, die een internationale maffia in staat stelde om toch slaven uit Afrika naar de plantagekolonies in de Nieuwe Wereld te brengen. Daartegen optreden was niet eenvoudig, want er waren talloze landen die erg lang treuzelden om hun slavenhandel te verbieden en de slavernij in de koloniën af te schaffen. Maar dankzij Engelse druk werd de smokkelhandel in slaven op den duur vrijwel onmogelijk en na het midden van de negentiende eeuw was vrijwel gedaan met de Atlantische slavenhandel.  

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank! 

Het bericht Bij de slavernijherdenking worden belangrijke historische feiten verzwegen verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 05, 2024 20:47

February 16, 2024

Weer verscheen in Amsterdam een activistisch geschiedenisboek waarin de Nederlandse koloniale geschiedenis wordt herschreven

Wat is de toekomst van het Nederlandse koloniale verleden? Schaamte en ongemak, want dat is de boodschap van de bundel The Future of the Dutch Colonial Past dit jaar uitgegeven door de Amsterdamse Universitaire Pers. De bijdragen – van auteurs als Pepijn Brandon en Karwan Fatah-Black – in deze bundel hebben slechts één doel: de Nederlanders zich te laten schamen voor het veroveren, exploiteren en besturen van hun overzeese koloniën.

Om dat doel te bereiken ontbreken bijdragen die het kolonialisme in het algemeen behandelen. Dat zou de lezer immers duidelijk maken dat veel landen in Europa een koloniaal verleden hebben en die constatering zou de unieke Nederlandse schuld relativeren. Alle auteurs van deze bundel zijn de mening toegedaan dat ons land nooit aan kolonisatie had moeten beginnen. Dat de meeste zeevarende naties in Europa daar anders over dachten, blijft onvermeld.

Dramatische verbeteringen worden niet genoemd

Zonder enige terughoudendheid gaan alle bijdragen ervan uit dat de Nederlanders al in de zestiende en zeventiende eeuw onze hedendaagse normen en waarden hadden moeten toepassen. Dat Nederland dan alleen had gestaan, wordt onder tafel gewerkt. Eigenlijk hadden de Nederlanders uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw een soort superras moeten vormen met ideeën, die eeuwen vooruitliepen op die van andere volken.

Niet alleen wordt zorgvuldig verzwegen dat het kolonialisme maar liefst vier eeuwen heeft bestaan, maar ook blijft onbesproken hoe dat mogelijk is geweest. Uiteraard worden de dramatische verbeteringen in de koloniën niet genoemd zoals de gezondheidszorg, het moderne onderwijs, de aanleg van telegraaf, de tram- en spoorlijnen, en de krachtdadige onderdrukking van onderlinge raids en burgeroorlogen, waardoor er openbare orde en veiligheid ontstond. Dat was in Europa een voorwaarde om te ontsnappen aan de steeds maar terugkerende hongersnoden, maar in de koloniale wereld lag dat blijkbaar anders. De bundel zwijgt er in ieder geval over.  

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

In hun ijver het kolonialisme zo zwart mogelijk voor te stellen komt een aantal bijdragen tot aanvechtbare conclusies. Was – zoals de bundel beweert – het protest tegen Zwarte Piet gericht tegen het kolonialisme? Of tegen de discriminatie van zwarten in Nederland? Is de toeslagenaffaire het bewijs dat Nederland door en door racistisch is, of ontvangen immigranten relatief meer toeslagen dan anderen en kan dat een verklaring zijn waarom ze harder geraakt werden? Al deze vragen worden zorgvuldig vermeden, want die zouden de centrale these van deze bundel kunnen schaden.  

Het ligt voor de hand dat in zo’n antikoloniale bundel de oude mythe opnieuw van stal wordt gehaald dat de slaven, die de Nederlanders uit Afrika meenamen, gekidnapt zijn en niet gekocht. Hoe de halfzieke bemanning van 25 à 30 man dat voor elkaar kreeg wordt niet nader verklaard. Evenmin wordt er melding gemaakt van het feit dat zonder de omvangrijke interne slavenhandel in Afrika de Atlantische slavenhandel niet had bestaan. Ook dat zou het schuldgevoel kunnen verminderen en past dus niet in deze bundel.

Dekolonisatie ging gepaard met ongekende economische groei

En er staan nog meer enormiteiten in dit boek. Zo zou Calvijn geporteerd zijn geweest voor een open zee, omdat dat de zending mogelijk zou maken. Dat Calvijn niet in zending, maar in de voorbestemming geloofde, ontgaat de auteur.

Zijn het kolonialisme en het kapitalisme twee kanten van één medaille zoals wordt beweerd? De samenstellers van de bundel zijn blijkbaar vergeten dat het niet-kapitalistische Rusland al in de achttiende eeuw de Krim koloniseerde en dat het niet-kapitalistische China Mongolië als kolonie inlijfde. Ook lijken de auteurs niet op de hoogte van het feit dat het kapitalistische land bij uitstek, de VS, juist sterk gekant was tegen het kolonialisme en trots op het feit dat het zich daar al in de achttiende eeuw aan had ontworsteld. Dat in de tweede helft van de twintigste eeuw de dekolonisatie en de ongekende groei van de westerse economie hand in hand gingen, past evenmin in dit boek.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Niet alleen de inhoud geeft aanleiding tot verwarring en vragen, dat geldt ook voor de vormgeving. Mijn exemplaar begint met een appendix en in sommige bijdragen lopen de nummers van de pagina’s terug. De inleiding staat achterin, maar misschien is het überhaupt de bedoeling deze bundel van achter naar voren te lezen of ondersteboven.

Zowel de opzet als de inhoud maken duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een wetenschappelijk verantwoorde collectie wetenschappelijke bijdragen, maar met een activistisch pamflet, ondanks de voetnoten, het degelijke bindwerk en een universitaire pers als uitgever.

Ver gebracht

Eigenlijk is het een hele prestatie om in ruim 300 bladzijden geen enkel nieuw onderzoeksresultaat of een afwijkende interpretatie te presenteren, maar alleen meningen en anachronistische waardeoordelen. Ik zou niet weten wat daarvan de zin is, maar wellicht dat sommige auteurs en lezers er een voldaan gevoel van krijgen ‘wie wir es zuletzt so herrlich weit gebracht’. 

The Future of the Dutch Colonial Past, Curating Heritage, Art and Activism, Amsterdam University Press, 49,99 euro.

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank! 

Het bericht Weer verscheen in Amsterdam een activistisch geschiedenisboek waarin de Nederlandse koloniale geschiedenis wordt herschreven verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 16, 2024 20:50

December 29, 2023

Landjepik in Zuid-Amerika: de Venezolaanse dictator Nicolás Maduro is grenzeloos brutaal

Nicolás Maduro, voorheen buschauffeur en sinds 2013 president van Venezuela, heeft een volksstemming georganiseerd over de annexatie van Essequibo, dat sinds jaar en dag tot het grondgebied van het buurland Guyana behoort. In een ver verleden was dat gebied een zelfstandige Nederlandse buurkolonie van Suriname, maar tijdens de Franse bezetting van ons land werd Essequibo veroverd door de Engelsen. Nadat Napoleon was verslagen heeft Londen dat gebied nooit geretourneerd, maar het samen met de voormalige Nederlandse kolonies Berbice en Demerarij onderdeel van Brits-Guyana gemaakt. 

Daar denkt de Venezolaanse president Maduro heel anders over en volgens het referendum wordt hij daarbij gesteund door maar liefst 94 procent van de Venezolanen. De meeste stemmers zullen zich wellicht niet gerealiseerd hebben dat na de annexatie Guyana slechts één derde van zijn grondgebied zou behouden (zie onderstaande kaart).

De grenskwestie leidt af van de chaos in Venezuela

Het is niet moeilijk te raden waarom Maduro zich zo agressief opstelt: de grenskwestie leidt af van de permanente economische chaos waarin Venezuela zich bevindt. Bovendien hoopt Maduro de grote olievoorraad te gelde te maken die Exxon-Mobile een aantal jaren geleden voor de kust van het omstreden gebied heeft aangetroffen.  

Overigens is ruzie over de grenzen van de Nederlandse, Engelse en Franse Guyana ’s niets nieuws. Toen deze gebieden nog koloniën waren, bestond er al onenigheid en het conflict tussen Venezuela en Brits-Guyana dateert uit de late negentiende eeuw, nadat Londen de Duitse ontdekkingsreiziger Robert Hermann Schomburgk opdracht had gegeven de grenzen van Brits-Guyana in kaart te brengen.

Aan de kust was de situatie meestal duidelijk: een rivier, die in zee mondt, werd de grens en als er een delta was ontstaan, werd er wel een compromis gevonden. Maar de loop van de grensrivieren in het achterland was toen nog grotendeels onbekend en de kaart die Schomburgk daarvan had gemaakt, was niet naar de zin van Venezuela. Om die reden verbrak Venezuela in 1887 zelfs de diplomatieke betrekkingen met Londen. Washington bemiddelde en in 1899 werd te Parijs een grensregeling vastgesteld, die Engeland grotendeels gelijk gaf.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Er was een precedent, want acht jaar eerder had de Russische tsaar (!) bemiddeld in een grensconflict tussen Suriname en Frans-Guyana. Daarbij ging het om de vraag of alleen de loop van de Marowijnerivier de grens vormde of ook de rivier de Lawa of Litani, die stroomafwaarts in de Marowijne uitmondt. Tsaar Alexander bepaalde dat de Lawa de grensrivier was en deze uitspraak pakte voordelig uit voor Nederland, want op den duur bleek er in het betwiste gebied goud in de grond te zitten.   

Hoewel Venezuela de grenzen van Brits-Guyana nooit heeft erkend, zou dat land dat probleem niet op de spits hebben gedreven als er in 2015 door Exxon-Mobil geen omvangrijke olievoorraden waren ontdekt voor de kust van Essequibo. De verkoop van die olie levert de 800.000 inwoners van het doodarme Guyana maar liefst één miljard dollar per jaar op. Ook het bijna failliete Venezuela zou die inkomsten goed kunnen gebruiken, maar er bestaat onder de bevolking van Essequibo geen enkele animo Venezolaan te worden.  

Wie brengt Maduro tot bedaren?

Wat nu? Wil Maduro het betwiste gebied met militaire middelen veroveren? Gelukkig proberen sommige landen hem daarvan af te houden. Onder meer de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Rusland en een aantal Zuid-Amerikaanse landen hebben aangedrongen op een vreedzame oplossing.

Dat heeft ertoe geleid dat de presidenten van Venezuela en Guyana elkaar onlangs op Sint Vincent hebben ontmoet en daar hebben afgesproken tot een vergelijk te komen en elkaar over een aantal maanden weer te ontmoeten, dit keer in Brazilië. Wellicht lukt het gastheer Lula da Silva, de Braziliaanse president, Maduro dan tot bedaren kan brengen. 

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank! 

Het bericht Landjepik in Zuid-Amerika: de Venezolaanse dictator Nicolás Maduro is grenzeloos brutaal verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 29, 2023 21:48

November 10, 2023

Herstelbetalingen, musea, een reeks nieuwe feestdagen: volgens veel politici zijn we nog lang niet af van het slavernijverleden  

Maken de verkiezingsprogramma’s van onze partijen melding van het Nederlandse slavernijverleden? Toen ik daar op het internet naar zocht, hoopte ik stilletjes dat de politici tevreden zouden zijn met de excuses van onze koning en van premier Mark Rutte en dat de verkiezingsprogramma’s zich uitsluitend zouden richten op actuele problemen en op de toekomst van ons land. Dat bleek een misvatting. In de programma’s voor de verkiezingen in 2021 en die van 22 november aanstaande komt het slavernijverleden uitvoerig aan de orde.

Het ‘Kennisplatform Integratie en Samenleving’ heeft een keurig overzicht gemaakt van de standpunten van alle politieke partijen over ‘diversiteit, immigratie, integratie en discriminatie’. Aan dit document kleeft slechts één nadeel: het geeft de stand van zaken weer in 2021. Dat hoeft echter geen beletsel te zijn dit overzicht ook te gebruiken voor de komende verkiezingen, aangevuld met de standpunten van de nieuwe partijen die ons politieke landschap na 2021 hebben verrijkt en volgens de peilingen kans maken op één of meer zetels. 

‘Denk’ wil herstelbetalingen

In de programma’s uit 2021 was het slavernijverleden al zo belangrijk dat het kennisplatform de verschillende standpunten heeft samengevat in een aparte paragraaf in het hoofdstuk ‘Slavernij -en koloniaal verleden, standbeelden en Zwarte Piet’. Daaruit blijkt dat D66, GroenLinks, PvdA, Denk en Bij1 voorstanders waren van excuses voor de Nederlandse rol in de ‘wereldwijde slavenhandel en slavernij’.

Die excuses zijn er inmiddels gekomen, maar een aantal van de genoemde partijen vindt dat niet genoeg: er moeten ook excuses komen voor het héle koloniale verleden van Nederland. Forum voor Democratie (FvD) is juist tegenstander van die excuses en ziet ook niets in het uitkeren van smartengelden voor ‘zaken die een ver verleden betreffen’. 

Denk daarentegen stelt voor dat nakomelingen van de slaven gratis hun naam moeten kunnen veranderen en dat er herstelbetalingen moeten komen: ‘in de vorm van het ontplooien van projecten’. Een nogal raadselachtige formulering. Ook is Denk van mening dat wettelijk moet worden vastgelegd dat slavernij een misdaad tegen de menselijkheid is, maar deze partij laat in het midden of een dergelijke wet dan ook een oordeel moet uitspreken over de wijdverbreide slavernij in Afrika, Azië en Indiaans Amerika.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Hoewel Denk veel aanhang heeft onder Turkse Nederlanders, wordt er in het verkiezingsprogramma met geen woord gerept over de eeuwenoude slavernij in dat land, die overigens pas in de twintigste eeuw werd afgeschaft.

Ook de BoerBurgerBeweging (BBB) van Caroline van der Plas heeft in het verkiezingsprogramma een alinea over het slavernijverleden. Volgens deze partij is het koloniale verleden van Nederland in het onderwijs onderbelicht en dat geldt ook voor de overzeese expansie van andere landen. Scholen dienen daarom ook aandacht te geven aan de rol van Afrika, het Midden-Oosten en Azië in de slavernij en aan de nog bestaande slavenhandel: ‘Kinderen hebben recht op beide kanten van het verhaal’.

Geen verkiezingsprogramma zonder een slavernijparagraaf, want ook Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt vindt dat de slavernij in het schoolcurriculum een vast plaats moet hebben ‘naast andere vormen van onderdrukking zoals feodaliteit, beperkt kiesrecht, vrouwendiscriminatie, kinderarbeid en uitbuiting’. Tevens pleit NSC voor de oprichting van een nationaal slavernijmuseum. 

Bij1 wil vijf nieuwe nationale feestdagen

De Partij voor de Dieren is van mening dat de littekens van de slavernij diep zijn en wil het daarom de verre nakomelingen van de slaven gemakkelijk maken hun achternaam te wijzigen. Voor de leden van de ‘diasporagemeenschappen’ moet het eenvoudiger worden een Nederlands paspoort te verwerven. Gelet op de meervoudvorm lijkt het hier niet alleen te gaan om de nakomelingen van de slaven uit Suriname, maar ook uit Guyana, Zuid-Afrika, Ceylon, Brazilië, Angola en Indonesië. Dat kan een ongekende immigratiegolf teweegbrengen, maar daarover zwijgt deze partij. 

Het programma van Bij1 wil nog verder gaan, want er zou niet alleen een gratis toegankelijk nationaal slavernijmuseum moeten komen met een ‘gegarandeerde financiële basis’, maar ook een aantal dependances van dat museum in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Bovendien wil Bij1 vijf (!) nieuwe nationale feestdagen instellen: 1 juli (keti koti, de afschaffing van de slavernij), 17 augustus (herdenking van de slavenopstand van 1795 op Curaçao onder leiding van Tula en onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië), 10 oktober (opheffing staatsverband Nederlandse Antillen), 25 november (onafhankelijkheid Suriname) en 18 maart (‘Arubaanse Dag van het Volkslied en de Vlag’).

Een financiële onderbouwing ontbreekt

Wie gaat dat betalen? Gelet op het feit dat we in Nederland de jaarlijkse viering van Bevrijdingsdag al te begrotelijk vinden, lijkt het antwoord cruciaal. Maar dat ontbreekt, want geen van de hier genoemde partijen heeft de economisch effecten van hun verkiezingsprogramma’s laten doorrekenen door het Centraal Planbureau.

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank! 

Het bericht Herstelbetalingen, musea, een reeks nieuwe feestdagen: volgens veel politici zijn we nog lang niet af van het slavernijverleden   verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on November 10, 2023 21:48

September 5, 2023

Na 1300 bestond in West-Europa geen slavernij meer maar sommige arbeidsverhoudingen deden er wel erg aan denken

De excuses van onze minister-president voor het Nederlandse slavernijverleden blijken een lange echo te hebben. In de eerste plaats laat opinieonderzoek zien dat de meeste Nederlanders die excuses overbodig vinden. In de tweede plaats zullen veel Nederlanders zich te kort gedaan voelen, omdat de verontschuldigingen alleen aan de nakomelingen van de slaven zijn aangeboden en niet aan alle groepen en individuen, die zich ook slachtoffer van de geschiedenis voelen.  

Er is nog wel meer kritiek mogelijk op de excuses. Ze waren immers exclusief bedoeld voor de nakomelingen van de slaven in slechts een paar Nederlandse koloniën. Bovendien maakten de excuses geen melding van het feit dat er buiten de genoemde kolonies nog veel meer slaven woonden. En ook sommige van hun nakomelingen wonen nu in ons land.

Alleen in West-Europa was slavernij al in de Middeleeuwen verdwenen

Geen wonder dat de Engelse lobby, die ijverde voor de afschaffing van de slavernij, schatte dat de vrijverklaring van de slaven van de kolonisten in de Britse koloniën het totale aantal slaven wereldwijd met slechts vier procent verminderde. De huidige verontwaardiging over het Europese slavernijverleden lijkt voorbij te gaan aan het feit dat er buiten Europa nauwelijks vrije arbeiders waren en dat het meeste werk daar door slaven werd gedaan. Het percentage slaven in de bevolking van West-Afrika wordt dan ook op ruim dertig procent geschat.    

Alleen in West-Europa waren slavernij en slavenmarkten al in de Middeleeuwen verdwenen. Waarschijnlijk was dat het gevolg van het groeiende aanbod van vrije arbeiders. De adel kreeg steeds meer landbouwgrond in handen, waardoor steeds minder Europeanen konden leven van de opbrengst van hun eigen akkers. Ze moesten hun arbeid verkopen. Dat deden ze tegen lonen, die lager waren dan de kosten, die een eigenaar voor zijn slaven kwijt was en dat betekende het einde van de slavernij. 

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Toen de slavernij eenmaal was verdwenen, kon dat instituut blijkbaar niet meer ingevoerd worden als de lonen op de vrije arbeidsmarkt weer gingen stijgen of toen er kolonisten nodig waren om de ‘lege’ gebieden op de Balkan te bevolken na het verjagen van de Turken. Alleen nog weeskinderen en gevangenen konden in West-Europa gedwongen worden te migreren.     

Hoewel er na 1300 geen slavernij meer in West-Europa bestond, deden sommige arbeidsverhoudingen daar wel erg aan denken. Om de kosten te drukken werden weeskinderen door hun weeshuizen soms al op jonge leeftijd gedwongen naar Noord-Amerika te verhuizen of – zoals in ons land – dienst te nemen bij de VOC of WIC. Die compagnieën gaven de weeshuizen daarvoor een premie. Ook strafgevangenen konden naar de kolonies gedeporteerd worden om daar aan een werkgever te worden verkocht.

In ruil voor de overtocht jaren werken zonder loon

Dat gold ook voor migranten (redemptioners), die de overtocht niet konden betalen. Soms mochten ze toch aan boord op voorwaarde dat ze na de oversteek een aantal jaren zonder loon in de kolonie zouden werken. Eenmaal aangekomen in de Nieuwe Wereld verkocht de kapitein zulke migranten dan aan de hoogste bieder in de hoop op die manier de kosten van de overtocht te compenseren en wellicht winst te maken.

Hoewel de VS het ‘land of the free’ wordt genoemd, lijken velen te vergeten dat een groot deel van de eerste kolonisten juist niet vrij was. Naast de redemptioners waren er veel arbeiders, die in West-Europa een contract met een werkgever in koloniaal Noord-Amerika hadden getekend. In ruil voor de overtocht, moesten zij dan vijf en aanvankelijk zelfs zeven jaar bij die werkgever dienstdoen tegen kost en huisvesting maar zonder loon. Overleefde de contractant die periode, dan pas kreeg hij of zij de vrijheid, een nieuw pak kleren (freedom suit), wat gereedschappen en een stukje grond. 

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Maar niet alleen in de koloniën overzee bestonden arbeidsverhoudingen, die op slavernij leken. Ook in Noord-Engeland waren mijnen, die van eigenaar wisselden inclusief de mijnwerkers. Natuurlijk kon je weglopen, maar dan was ander werk vinden niet gemakkelijk zonder een aanbevelingsbrief van de mijneigenaar.

In Rusland waren slaven moeilijk te onderscheiden van horigen

De voorstanders van de slavernij wezen er graag op dat dit instituut een Europeaan minder vreemd zou moeten voorkomen dan de voorstanders van afschaffing graag beweerden. Slavernij was niet exotisch, het bestond ook in Oost-Europa. Dat is op zich juist, maar het was niet makkelijk in Rusland slaven te onderscheiden van horigen. Het aantal slaven slonk dramatisch, toen de tsaar allen, die soldaat werden, de vrijheid beloofde. Toch lijkt het erop of in Oost-Europa ‘de eigen soort’ wel tot slaaf werd gemaakt. Dat is echter schijn. Rusland telde vele volken en op de slavenmarkten werden op den duur voornamelijk slaven te koop aangeboden uit die gebieden, die pas op de Turken waren veroverd.  

Hoewel sommige arbeidsverhoudingen in Europa erg op slavernij leken, ontbrak er een belangrijk element: er bestond geen levenslange, erfelijke slavernij meer. Dat was uniek.   

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank! 

Het bericht Na 1300 bestond in West-Europa geen slavernij meer maar sommige arbeidsverhoudingen deden er wel erg aan denken verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on September 05, 2023 21:50

July 21, 2023

Werden slaven in Afrika gekidnapt of gestolen? Een politiek-correcte mythe ontzenuwd.

Je kon erop wachten: politiek-correcte herdenkingstoespraken ter gelegenheid van de slavenemancipatie in Nederlands West-Indië, waarin werd beweerd dat de westerse handelaren in Afrika slaven hadden ontvreemd. Deze aperte leugen werd zelfs wetenschappelijk gelegitimeerd door Ulbe Bosma, onderzoeker van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam, die de slavenhandel als ‘kidnappen’ kwalificeerde.  

Uiteraard heeft Bosma er niet bij verteld hoe die slavenhandelaren in staat waren om in de loop der eeuwen maar liefst 11 miljoen (!) slaven uit Afrika te stelen. Ook onze premier lijkt geloof te hechten aan deze mythe, want in zijn excuustoespraak zei Mark Rutte dat de Nederlanders de slaven in Afrika hebben ‘geroofd’.    

Nederlanders hadden aanvankelijk geen belangstelling voor slaven 

Blijkbaar lijken maar weinigen zich te realiseren dat de koloniale verovering van Afrika pas goed op gang kwam na het midden van de negentiende eeuw. In de eeuwen daarvoor hadden de Europeanen geen enkele macht in tropisch Afrika en waren ze geheel afhankelijk van de goodwill van de Afrikanen.  

Tropisch Afrika veroveren was uitgesloten , want de Europeanen stierven als vliegen door de vele dodelijke tropische infectieziekten, waaronder malaria. Wel ontdekten de westerse handelaren dat de Afrikanen zeer geïnteresseerd waren in goederen uit Europa, maar dat ze zelf niet veel te bieden hadden: wat kolanoten,  struisvogelveren, wilde peper, olifantstanden, slaven en… goud.  

Voor dit laatste product hadden de Nederlanders aanvankelijk de meeste belangstelling, want met slaven wisten ze toen nog niets aan te vangen.   

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Dat veranderde in de loop van de zeventiende eeuw, toen Afrika naast een exporteur van goud ook steeds meer slaven ging verkopen, een gevolg van de explosief toegenomen vraag naar gedwongen arbeid in de pas veroverde koloniën in Zuid-Amerika en West-Indië. Daardoor konden de Afrikanen steeds hogere prijzen voor hun slaven vragen en er ontstond een felle concurrentiestrijd tussen de westerse kopers.  

Geen wonder dat de het inkopen van slaven steeds meer tijd in beslag nam zodat de Nederlandse slavenhalers in de achttiende eeuw daar gemiddeld een jaar mee bezig waren . Dan pas hadden de slavenschepen gemiddeld 250 tot 300 slaven aan boord en konden ze de Atlantische Oceaan oversteken, want met een kleiner aantal bestond de kans dat de reis verlies zou opleveren.        

Aanvankelijk was zo’n lange inkoopperiode niet nodig, want in de zeventiende eeuw leverden de forten op de kust de meeste slaven. Daar voeren de slavenhalers naar toe en ruilden hun lading tegen slaven, die Afrikaanse makelaars in de maanden daarvoor aan de fortcommandant hadden verkocht.  

Soms mocht op het strand een barak gebouwd worden 

Daarna konden ze meteen aan de oversteek beginnen. Op den duur werd de concurrentie op de forten echter zo groot, dat de Europeanen ook op gedeelten van de Afrikaanse kust gingen handelen, waar zich geen forten bevonden.  

Dat kostte veel tijd, want vaak gingen er dagen voorbij zonder dat er slaven te koop werden aangeboden en als er een Afrikaanse handelaar met zijn kano langszij kwam en via een touwladder aan dek was geklommen, dan had hij meestal niet meer een of twee slaven bij zich.      

Soms stonden de Afrikaanse heersers toe dat de scheepstimmerman een tijdelijk barak timmerde op het strand, waar de door de Afrikaanse makelaars aangevoerde slaven werden geruild tegen textiel, buskruit, geweren, kaurischelpen of gebruiksgoederen zoals bestek, serviezen en staven ijzer. Om zo’n bouwsel te mogen neerzetten, diende de kapitein eerst een deel van zijn ruillading cadeau te geven aan het plaatselijk ‘opperhoofd’ en zijn familieleden.    

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Waar en hoe de Europeanen ook handelden in Afrika, steeds waren ze afhankelijk van de medewerking van de Afrikanen. Daarbij is het goed te beseffen dat de slavenhandel in Afrika al eeuwen had bestaan voordat de eerste Europeanen op het toneel verschenen. Bovendien waren de westerse slavenhalers zeker niet de enige kopers, want daarnaast ging de slavenhandel binnen Afrika gewoon door. Dat verklaart waarom de prijzen op de interne markten in Afrika daalden toen de slavenhandel over de Atlantische Oceaan werd verboden.     

Pas na het verbod op de slavenhandel begonnen de Europeanen aan de verovering van tropisch Afrika. Dat was mogelijk geworden door de ontdekking van het anti-malaria medicijn kinine en de uitvinding van het snelvuurgeweer. In de befaamde woorden van Hilaire Belloc: ‘Whatever happens we have got the maxim gun and they have not’.  

Het lijkt daarna moeilijk voorstelbaar, maar in de eeuwen daarvoor hadden de Europeanen buiten hun forten geen enkele macht. Bij een conflict met de fortbemanning viel de slavenhandel stil, want meestal trokken de Afrikaanse slavenhandelaren één lijn.  

Een boycot van slavenhandelaren als sanctie 

Ook de Nederlanders werden met zo’n boycot geconfronteerd, bijvoorbeeld toen een Nederlands schip eens een slaaf had gekocht, die de zoon van een lokale heerser bleek te zijn. Pas nadat deze slaaf was opgespoord in de West, vrijgekocht en teruggebracht naar de Goudkust, begonnen de Afrikanen weer met de Nederlandse schepen en forten te handelen.  

Alleen al dat incident geeft aan dat diegenen, die menen dat de Nederlanders hun slaven kidnapten of stalen, geen idee hebben van de werkelijke machtsverhoudingen in Afrika.    

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank! 

Het bericht Werden slaven in Afrika gekidnapt of gestolen? Een politiek-correcte mythe ontzenuwd. verscheen eerst op Wynia's Week.

1 like ·   •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 21, 2023 21:48

June 13, 2023

‘Sociale’ historici hebben ongelijk: slavernij was niet de kurk van de Nederlandse economie

Heeft de slavernij Nederland rijk gemaakt? In 2019 beantwoordde het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam die vraag met een volmondig ‘ja’ en noemde de slavernij zelfs ‘de kurk’ van de Nederlandse economie. De burgemeester van Amsterdam maakte excuses en met veel tamtam werd via de pers, radio en tv de Nederlanders ingewreven dat hun huidige welvaart op slavernij berustte.

Toch was het IISG bij de berekening van de slavernijbijdrage niet hoger uitgekomen dan maximaal vijf procent van het Nederlandse bruto binnenlands product (BBP). Dat leek niet erg op een kurk en daarom wees Pepijn Brandon, een van de onderzoekers en oud- bestuurslid van de Internationale Socialisten, er in het NOS-journaal op dat de bijdrage van de Rotterdamse haven aan ons huidige BBP dezelfde orde van grootte heeft.

Een opzichtige leugen

Daarvan was de interviewer zo onder de indruk dat hij vergat te informeren of de toenmalige import van twee of drie luxe consumptiegoederen als koffie, suiker en tabak wel hetzelfde multiplier-effect had als dat van de vele geavanceerde kapitaalgoederen, die tegenwoordig via de Rotterdamse haven Europa binnenkomen.  

Om het Nederlandse schuldgevoel nog verder aan te wakkeren beweerde een andere IISG-onderzoeker, Ulbe Bosma, bij de presentatie van het onderzoek dat de Nederlanders in Afrika slaven ‘kidnapten’, een opzichtige leugen. Uiteraard verzweeg hij dat Atlantische slavenhandel alleen mogelijk was met medewerking van de Afrikanen, want tot het midden van de negentiende eeuw hadden Europeanen in Afrika niets in te brengen en waren ze zeker niet bij machte daar miljoenen slaven te stelen.    

Vijf procent gold slechts voor uitzonderlijke periode

Bovendien ‘vergaten’ Brandon en Bosma erop te wijzen dat Nederlandse slavenhandel en slavernij weliswaar vijf procent bijdroegen aan het bruto binnenlands product (BBP) van ons land, maar dat dit percentage alleen was bereikt gedurende een uitzonderlijke periode in de achttiende eeuw.

Het gemiddelde percentage voor de totale periode van de Nederlandse slavenhandel en slavernij, dus van 1500 tot 1863, hebben ze niet uitgerekend. Dan zou iedereen het persbericht met die kurk hebben weggehoond.    

Portugal was arm na vier eeuwen slavernij

Het onderzoek van het IISG liet overigens wel meer onvermeld. In de toenmalige Europese economie speelden slavenhandel en slavernij volgens de IISG-onderzoekers een ‘pivotal role’, maar zij lijken niet te beseffen dat Portugal daardoor het rijkste land van ons continent had moeten worden.

Dat land heeft immers langer van de Atlantische slavenhandel en slavernij geprofiteerd dan enig andere Europese natie. In werkelijkheid echter was Portugal na vier eeuwen slavenhandel en koloniale slavernij een van de armste landen van West-Europa, terwijl Zwitserland het rijkste land werd zonder ooit noemenswaardig te hebben geprofiteerd van de slavenhandel of van de plantagekolonies.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Bovendien is het opvallend dat het IISG geheel voorbijgaat aan het feit dat de slavenhandel en slavernij ons land niet alleen maar voordeel hebben gebracht, maar ook grote financiële schade hebben veroorzaakt, want in de loop van de achttiende eeuw staakten de meeste slavenhandelsrederijen in Nederland hun activiteiten, gingen de meeste plantage-eigenaren in de Nederlandse West failliet en hebben de beleggers in de Nederlandse plantagehypotheken het grootste deel van hun geld nooit teruggezien.  

Percentages zeggen echter niet alles. Op den duur produceerden de slaven ook katoen en als percentage van jaarlijkse invoer in Groot-Brittannië mag het aandeel van dit gewas bescheiden zijn geweest, katoen heeft wel disproportioneel veel bijgedragen aan de Industriële Revolutie in Engeland.

Dat gaat niet op voor Nederland, want ons land industrialiseerde pas ver na de afschaffing van de slavernij. In Nederland beperkte de economische en maatschappelijke ‘spin-off’ van de door slaven geproduceerde suiker en tabak zich tot tandbederf en longkanker. Hoezo kurk?

IISG is uitstekende souffleur

Terug naar de excuses van de Amsterdamse burgemeester. Die zijn sympathiek, maar waren ze ook nodig? Het staat buiten kijf dat de economie van haar stad in de zeventiende en achttiende eeuw onder meer heeft geprofiteerd van de slavenhandel en de slavernij. Dat geldt overigens ook voor de grootschalige kinderarbeid en de lage arbeidslonen.

Dat gebeurde in alle Europese steden en het zou vreemd zijn geweest als de Amsterdammers dat als enigen in de wereld anders hadden gedaan. Maar de gemeenteraad had nu eenmaal besloten excuses aan te bieden voor de slavernij en dan kun je geen betere souffleur vinden dan het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis.     

Piet Emmer  is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk  HIER . Hartelijk dank!

Het bericht ‘Sociale’ historici hebben ongelijk: slavernij was niet de kurk van de Nederlandse economie verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on June 13, 2023 21:50

May 2, 2023

Werd wel iedereen beter van de afschaffing van de slavernij?

Tegenwoordig vieren we ieder jaar op 1 juli de afschaffing van de slavernij, waardoor de verre voorouders van – ruim geschat – drie procent van de huidige Nederlandse bevolking in vrijheid werden gesteld; de overgrote meerderheid van de Nederlanders uit die tijd heeft dus niet van die maatregel geprofiteerd. Voor hen bleek daarentegen het verbod op kinderarbeid uit 1874 een grote stap voorwaarts.

Dat verbod maakte het mogelijk dat kinderen in plaats van te werken langer naar school konden gaan. Daardoor steeg het opleidingsniveau en die stijging heeft Nederland de afgelopen anderhalve eeuw tot een rijk land gemaakt en de basis gelegd voor onze huidige welvaart. Toch wordt dat verbod niet jaarlijks herdacht.

Beide maatregelen kenden overigens een beperking. De meerderheid van de voormalige slaven in Suriname en alle ex-slaven op de Nederlandse Antillen waren na 1 juli 1863 weliswaar vrij om te gaan en te staan waar ze wilden, maar in Suriname was tussen 1863 en 1873 een minderheid – de vroegere veldslaven – verplicht elk jaar een arbeidscontract met een werkgever te sluiten.  

Er waren ook verliezers

Overigens wist een aantal vrijgelatenen daar onderuit te komen of door te trouwen met een voormalige slaaf of slavin, die niet aan deze verplichting hoefde te voldoen, of door een contract af te sluiten met een nep-plantage in de buurt van Paramaribo, waar nauwelijks werk was. Ook de wet tegen de kinderarbeid kon niet voorkomen dat er daarna nog steeds veel kinderen lange dagen thuis moesten werken of in het bedrijf van hun familie. Bovendien werd het ‘kinderwetje’- anders dan de afschaffing van de slavernij – vaak ontdoken, want aanvankelijk was er geen enkele controle.

Langzaam kwamen de economische en sociale gevolgen van de afschaffing van de slavernij aan het licht en toen bleken er niet alleen maar winnaars te zijn. maar ook verliezers. Jonge, gezonde ex-slaven gingen er in inkomen meestal op vooruit, want hun lonen waren hoger dan de waarde van het loon in natura ten tijde van de slavernij. Daarentegen raakten kinderen alsmede zwakke en zieke ex-slaven hun voedseluitdelingen en huisvesting kwijt en werden ze gedwongen een beroep te doen op hun familie.

Mannen verlieten vrouw en kind

Dat laatste kritiseerden de Herrnhutse zendelingen, die in de decennia voor de afschaffing vele bekeerlingen op de plantages hadden gemaakt. Zij juichten het uiteraard toe dat mannen en vrouwen, die vroeger op verschillende plantages verbleven, nu bij elkaar konden wonen, maar de zendelingen wezen er ook op dat de nieuwe vrijheid een schaduwkant kende. Na de afschaffing van de slavernij verlieten namelijk veel mannelijke ex-slaven de plantages en lieten hun vrouw en kinderen in de steek.

Ook de koopkracht van de ex-slavengezinnen ging achteruit, omdat veel vrouwen en kinderen niet langer op de plantages wilden werken en dus niet langer bijdroegen aan het gezinsinkomen. Het inkomensverlies werd bevestigd in de berichten van de Herrnhutse zendelingen, die zagen dat de kinderen vaak onvoldoende gekleed en hongerig naar school kwamen. Daarbij speelde ook de stijging van de voedselprijzen een rol. Voor hun eten waren de slaven aangewezen op de nieuwe winkels, die hogere prijzen rekenden dan de importeurs, waar de plantages het slavenvoedsel kochten.       

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Al voor de vrijverklaring maakte het bestuur van Suriname zich grote zorgen over de toekomst van de zieke en bejaarde vrijgelatenen. Wie zou er na de afschaffing van de slavernij voor hen zorgen? Het magere budget van de koloniale overheid was nauwelijks toereikend om een paar ambtenaren, politieagenten en soldaten te betalen en dus veel te klein om grote groepen ex- slaven financiële bijstand te verlenen. Maar om jonge en krachtige ex-slaven aan te trekken, waren veel plantagedirecteuren bereid – zij het tandenknarsend – voor hun niet werkende kinderen en ouders toch huisvesting, voedsel en doktershulp te betalen.   

De afschaffing maakte echter een einde aan de gewoonte om iedere slaaf of slavin van voedsel, huisvesting en medische zorg te voorzien ongeacht leeftijd en inzetbaarheid. Voortaan werden de meeste vrijgelatenen net als in Nederland beloond naar hun arbeidsprestatie. Sommigen van hen betreurden dat, zoals een aantal ex-slaven uit Martinique, die gedesillusioneerd terugkeerden, na eerst met een gestolen boot ontsnapt te zijn naar het nabij gelegen Engelse Dominica, waar ze vrij waren, omdat daar de slavernij daar al was afgeschaft. Deze spijtoptanten vertelden de Franse autoriteiten dat ze toch liever voor een slaveneigenaar werkten, die hen niet als inwisselbare werknemers zag, maar als deel van zijn vermogen.  

Prof Piet Emmer  is de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.

Het zijn de  donateurs  die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk  HIER . Hartelijk dank!

Het bericht Werd wel iedereen beter van de afschaffing van de slavernij? verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on May 02, 2023 21:48

February 3, 2023

Tweede Kamer maakt historische hutspot van racisme en slavernij

De Nederlandse regering heeft bij monde van premier Rutte excuses gemaakt voor het Nederlandse aandeel in de wereldwijde slavenhandel en voor de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën.  Die excuses vormden de aanleiding voor een plenair debat in de Tweede Kamer.  Slavernijhistoricus Piet Emmer luisterde op verzoek van Wynia’s Week mee.

Voor de meeste leden was het debat over de slavernij-excuses even wennen, want in plaats van over actuele problemen moesten ze plotseling discussiëren over een fenomeen dat al meer dan 150 jaar geleden is afgeschaft. Geen wonder dat veel sprekers nog meningen waren toegedaan, die het wetenschappelijke slavernijonderzoek al tientallen jaren geleden naar de prullenbak heeft verwezen.  

Kuzu: ‘onafhankelijkheidsstrijders’

Het debat werd geopend door de heer Kuzu namens Denk. Zijn bijdrage wemelde van de historische fouten, hoewel hij als enige spreker – aardig detail – citeerde uit het Tweede Kamerdebat uit 1860 over de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën. Kuzu lijkt te geloven dat de huidige activisten de opheffing van de slavernij ‘op het netvlies hebben gebracht’ en niet de Engelse abolitionisten tweehonderd jaar geleden. Die waren volgens Kuzu niet van belang, want het verzet van de slaven zelf (die hij raadselachtig als ‘onafhankelijkheidsstrijders’ omschreef) was volgens hem de belangrijkste reden om de slavernij af te schaffen.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Daarmee gaf Kuzu de slaven op Cuba en in Brazilië een trap na, want in die landen waren de ‘onafhankelijkheidsstrijders’ blijkbaar zo ineffectief dat de slavernij daar pas tegen het einde van de negentiende eeuw werd afgeschaft. Bovendien lijkt Kuzu de overtuiging toegedaan dat de Nederlanders de door hen vervoerde 600.000 Afrikanen stuk voor stuk tot slaaf hebben gemaakt. Zou hij niet weten dat alle door Afrikanen te koop aangeboden slaven die status al in hun eigen continent bezaten? 

De Turkse en Marokkaanse slavernij?

Omdat Denk veel aanhang heeft onder Nederlanders met Turkse en Marokkaanse wortels, zou je verwachten dat Kuzu ook iets zou zeggen over de omvangrijke slavernij in die herkomstlanden. Maar daarover zweeg hij als het graf, wellicht omdat hij er dan op had moeten wijzen dat de slavernij in Turkije pas in 1924 is afgeschaft, na de val van het sultanaat en in Marokko in 1925 onder druk van kolonisator Frankrijk.

Onder de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in ons land zullen zich ongetwijfeld nakomelingen van die Turkse en Marokkaanse slaven bevinden, maar die lijken zich voorlopig verder door het leven te moeten slaan zonder excuses van hun regeringen.   

Komt racisme van slavernij?

Toch moeten we de heer Kuzu niet te hard vallen over al deze historische misvattingen, want de overige sprekers deden het niet veel beter. Zo twijfelden de dames Belhaj (D66) en Piri (PvdA) er niet aan, dat het racisme het unieke gevolg was van slavernij. Was het eeuwenoude antisemitisme in ons land dan ook te wijten aan slavernij? Voorts zou de doorwerking van het slavernijverleden er de oorzaak van zijn dat ‘mensen van kleur’ in Nederland worden gediscrimineerd. Zou dat dan niet gelden voor de eveneens zwarte nakomelingen van de Afrikaanse slavenhandelaren onder de grote Ghanese gemeenschap in Amsterdam?     

Hadden slaven geen familie?

De bijdrage van de heer Ceder van de ChristenUnie bevatte een praktisch voorstel: noem een van de vergaderzalen in het gerestaureerde Tweede Kamergebouw naar een slaaf of slavin, die verzet heeft gepleegd. Hoewel Ceder er de nadruk op legde dat zijn voorouders slaven waren, beweerde hij dat ‘veel mensen hun familieleden [werden] ontzegd, waardoor mensen nadat ze vrij werden geen identiteit hadden, geen erfgenamen hadden’.

Historisch onderzoek toont juist aan dat de slaven nauwe familiebanden kenden, vaak over de plantagegrenzen heen, maar dat die banden vaak verbroken werden na de afschaffing, toen veel ex-slaven gingen trekken en zich niet meer om hun partner, kinderen of ouders bekommerden. Dat had nadelige gevolgen, want kinderen en ouden van dagen kregen tijdens de slavernij voedsel en huisvesting van hun eigenaar, maar na de afschaffing van de slavernij werden ze plotseling afhankelijk van hun familie. Daar maakte het koloniale bestuur van Suriname zich grote zorgen over, want de zeer beperkte inkomsten van de koloniale overheid maakten het onmogelijk om aan al die groepen steun te verlenen. Van dat alles lijkt de heer Ceder geen weet te hebben.  

‘Bewustwording’ of boetdoening voor 200 miljoen?

Tijdens het debat werd er veel gesteggeld over het op te richten ‘bewustwordingsfonds’ van maar liefst 200 miljoen (!) belastinggeld.  De heer Van Strien (VVD) vond dat veel, de heer Kuzu weinig en mevrouw Simons ( Bij1) was van mening dat die 200 miljoen juist niet in een fonds moesten worden gestort, maar dienden te worden uitgekeerd aan de nakomelingen van de slaven.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Blijkbaar had mevrouw Simons niet in de gaten dat elke nakomeling dan maar een paar euro per persoon zou krijgen, want ook in de voormalige Nederlandse slavernijkoloniën Zuid-Afrika, Indonesië, Sri Lanka en Guyana zullen zich honderdduizenden gegadigden voor zo’n uitkering melden. Die wil de fractievoorzitter van BIJ1 toch in met lege handen laten staan?     

Komt lagere AOW van slavernij?

Daar bleef het niet bij, want mevrouw Simons ziet de slavernij blijkbaar ook als oorzaak van de lagere AOW-uitkeringen aan Surinaamse Nederlanders, die nog geen vijftig jaar in ons land hebben gewoond. Bovendien stelde ze een ‘holistische aanpak’ van het analfabetisme voor zonder uit te leggen wat dat met de slavernij te maken had. Zij lijkt niet op de hoogte van het feit dat het hoogste percentage analfabeten in de voormalige slavernijkolonies op Haïti woont, hoewel de slavernij daar juist veel eerder werd afgeschaft dan elders.

Mevrouw Koekoek, die het woord voerde namens Volt, bleek nog steeds de lang achterhaalde maar hardnekkige mythe aan te hangen dat Europa rijk geworden was van de slavernij. Ze lijkt niet te beseffen een aantal van de rijkste landen in Europa (Duitsland, Scandinavië) nauwelijks iets met slavenhandel en slavernij te maken hadden en dat juist de continenten, waar veel slavernij voorkwam, vandaag de dag de laagste inkomens per hoofd van de bevolking laten zien.    

Hoe meet je ‘doorwerking’?

Spelbederver was de heer Bisschop van de SGP, die de vraag stelde hoe je de voortdurend benadrukte ‘doorwerking’ van het slavernijverleden precies kunt meten en wat precies de zin is van het vele geld, dat wordt uitgetrokken voor ‘bewustwording’. Dat viel absoluut niet goed. De heer Klaver (GroenLinks) haastte zich op bestraffende toon op te merken dat er over de bestemming van de 200 miljoen belastinggeld niet moet worden gediscussieerd. ‘Niet doen. We kunnen niet alles met een weegschaaltje wegen en overal een meetlatje naast leggen om te zien wat er gebeurt.’ 

Sylvana Simons vond het ook ongepast, want volgens haar bouwde de heer Bisschop ‘een rationele muur’. Logisch nadenken was in dit debat blijkbaar niet aan de orde. Ook mevrouw Belhaj had geen duidelijk idee wat er met al die miljoenen moest gebeuren, maar deze bedragen moeten er in ieder geval toe leiden dat ‘mensen er een goed gevoel van overhouden’. ‘Targets’ stellen zou maar tegen dat gevoel ingaan. Blijkbaar zien deze afgevaardigden al die miljoenen niet als overheidsuitgave maar als boetedoening, waarbij het normale budgetrecht van het parlement geen rol dient te spelen.

Overal slavernijmonumenten, ook als ze er al zijn?

In haar reactie kwam Hanke Bruins Slot, de minister van Binnenlandse Zaken, nog met een nieuw idee: in die gebieden, waar er onder Nederlands gezag slavernij had bestaan, dienen door ons land betaalde monumenten te worden neergezet, zowel in Suriname als op de Antillen. Blijkbaar beseft de minister niet dat er veel meer standbeelden nodig zijn, want ook Zuid-Afrika, Ceylon, Indonesië, West-Afrika en Brazilië moeten worden bedacht. Laten we dus hopen dat één model volstaat en dat het zich leent voor machinale fabricage. Of zou dat ook ongepast zijn?

Overigens bewees dit punt dat van een echt debat geen sprake was, want de heer Bosma (PVV) had erop gewezen dat er in Suriname al lang en breed een slavernijmonument staat, dat echter ‘geheel vervallen is en overwoekerd’ door onkruid, omdat geen Surinamer daar belangstelling voor heeft. Op zijn vraag of al die vroegere Nederlandse slavernijgebieden dus wel zaten te wachten op zulke monumenten, kwam geen antwoord. 

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Aan het einde van het debat beloofde de minister-president dat de Nederlandse regering Suriname zou steunen bij de aanvraag in Brussel om visumvrij reizen naar Nederland mogelijk te maken, want daar kon Nederland niet zelf over beslissen. Weer bleef onduidelijk of de bestaande visumplicht voor inwoners van Suriname ook een gevolg is van de slavernij van eeuwen geleden.

Prof Piet Emmer is de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!

Het bericht Tweede Kamer maakt historische hutspot van racisme en slavernij verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on February 03, 2023 21:50

January 3, 2023

Je kunt geen excuses aanbieden voor onrecht dat je niet goed begrijpt

Wat gebeurt na het maken van excuses? Daarmee is normaal gesproken een heikele kwestie uit de wereld geholpen en gaan zowel degenen die excuses hebben gemaakt als degenen aan wie ze zijn aangeboden over tot de orde van de dag. Maar ik weet bijna zeker dat de huidige stilte na de excuses voor het slavernijverleden niet lang zal aanhouden. Al jaren lang worden er namelijk ‘berekeningen’ gemaakt over de omvang van de financiële schade, die de nakomelingen van de slaven kunnen claimen bij de Nederlandse overheid.

379 miljard

De voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname (NRCS), Armand Zunder, lijkt van dit soort sommen zelfs zijn levenswerk te hebben gemaakt. Schrik niet: alleen al voor de slavernij in Suriname heeft Zunder de vergoeding berekend op ! Over schadeclaims voor de omvangrijke interne slavernij in Afrika, Azië en Indiaans Amerika heb ik nooit iets van hem vernomen en evenmin over een veelvoud van die honderden miljarden voor een vergoeding aan de verre nakomelingen van de slaven in de voormalige Nederlandse bezittingen in Guyana, Brazilië, Zuid-Afrika, Sri Lanka, Indonesië, India, West-Afrika en Noord-Amerika. Op zulke bedragen zijn de meeste Nederlanders vast nog niet voorbereid, gelet op de paniek, die alleen al de relatief bescheiden verhoging van de energierekening teweegbrengt.   

Racisme

Wat is eigenlijk precies de ‘doorwerking’ van de koloniale slavernij in het Nederland van vandaag?  Het meest gehoorde argument is racisme. Dat zou betekenen dat de nakomelingen van de vroegere Ghanese slavenhandelaren in ons land niet worden gediscrimineerd, maar wel de nakomelingen van de slaven uit Suriname en de Nederlandse Antillen. Is die discriminatie dan niet alleen gebaseerd op uiterlijk maar ook op de familiegeschiedenis? Hoe werkt dat precies?

Er bestaat bovendien geen unieke band tussen discriminatie en het slavernijverleden. Bij het eeuwenoude antisemitisme is van slavernij geen sprake.    

Analfabetisme

En racisme is niet het enige overblijfsel van de slavernij. De Organisatie van Caribische Landen (CARICOM) heeft een hele lijst van nadelen gemaakt, waarmee de nakomelingen van de slaven uit die regio worden geconfronteerd. Zo zouden ze lijden aan het hoogste percentage chronische ziekten ter wereld.  Bovendien is een groot aantal nakomelingen analfabeet en is het percentage gebroken gezinnen groot.

(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});

Sommige van deze claims zijn statistisch moeilijk te bewijzen, maar in vergelijking met andere delen van de wereld kent het Caribische gebied met slechts 10 procent juist relatief weinig analfabeten. Alleen in Haïti is dat percentage vijf keer zo hoog, hoewel daar de slavernij veel vroeger is afgeschaft dan elders in de regio. Bestaat er eigenlijk wel een band tussen slavernij en analfabetisme?

Gebroken gezinnen

Dat verband lijkt in ieder geval afwezig als het gaat om slavernij en levensverwachting, want ondanks de eeuwenlange plantageslavernij blijken de bevolkingen van Cuba en Barbados de hoogste levensverwachting in de regio te hebben. Die is weliswaar wat lager dan in Europa, maar hoger dan in veel andere landen in het tropische deel van de wereld. Ook die cijfers duiden niet op een band met het slavernijverleden, maar met het tropische ziektemilieu.  

Zijn gebroken gezinnen een gevolg van de slavernij? Mannen, vrouwen en kinderen konden immers apart worden verkocht en dat maakte een gezinsband op de plantages toch vrijwel onmogelijk? Daarvoor is in de boekhouding van de Surinaamse plantages geen bewijs te vinden. Heel zelden werd een individuele slaaf verkocht. Alleen bij een faillissement ging de hele ‘slavenmacht’ over naar een nieuwe eigenaar, maar de slavengezinnen hoefden in zo’n geval meestal niet te verhuizen en konden bij elkaar blijven. Verwarren degenen die dit argument naar voren schuiven Suriname niet met de Nederlandse Antillen? Op de eilanden hadden de meeste slaveneigenaren maar een paar slaven en ze waren waarschijnlijk veel sneller gedwongen hun slaaf of slavin te verkopen vanwege een economische tegenslag. Overigens betekende verschillende eigenaren niet automatisch het einde van de gezinsband onder hun slaven. Hoewel man en vrouw soms op verschillende plantages woonden, konden ze elkaar in het weekend bezoeken.  

Al deze details tonen aan dat je eigenlijk geen excuses kunt aanbieden voor onrecht, dat je niet goed begrijpt. Zou het samen met de excuses beloofde ‘bewustwordingsfonds’ van 200 miljoen euro (!) bedoeld zijn om daar verandering in te brengen?  

Prof Piet Emmer  is de meest vooraanstaande kenner van de Nederlandse slavernijgeschiedenis.  Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.

De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. Zij maken het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt – ook in 2023. Doneren kan op verschillende manieren, kijk  HIER . Hartelijk dank !

Het bericht Je kunt geen excuses aanbieden voor onrecht dat je niet goed begrijpt verscheen eerst op Wynia's Week.

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on January 03, 2023 21:53

P.C. Emmer's Blog

P.C. Emmer
P.C. Emmer isn't a Goodreads Author (yet), but they do have a blog, so here are some recent posts imported from their feed.
Follow P.C. Emmer's blog with rss.