Dietske Geerlings's Blog
December 25, 2024
kosteloze download van mijn e-books
Van al mijn boeken kun je kosteloos het e-book downloaden vanaf mijn website (tabblad 'e-books'). Van sommige boeken is er een epub-bestand én een pdf beschikbaar, van andere boeken alleen een pdf, in verband met de bijzondere lay-out.
Published on December 25, 2024 07:46
Bombyx mori; of de eerste uren van de schepping
Het dode kind wilde ik midden in de kamer. Ook al lukte het me nauwelijks ernaar te kijken, ik kon er niet omheen.
Een poosje geleden belandde ik op een zondagochtend na een mooie column van Stevo Akkerman in Trouw via wat berichten op NOS en wat achtergrondartikelen in een oud filmpje van juni of juli , waarin een klein meisje Dareen voor de camera vertelde dat zij in één dag haar complete familie was kwijtgeraakt. Het ging om een onvoorstelbaar groot aantal familieleden. Zelf was ze als enige onder het puin vandaan gehaald. Ze liet op haar telefoon de foto's van haar familieleden zien. Elke avond voor ze ging slapen, kuste ze hen, zei ze. Ze was blij dat ze binnenkort weer naar school mocht, al waren wel haar vriendinnen allemaal dood. Dat had haar juf gezegd.
Mijn adem stokte. Mijn gezin was, net als ik, nog half aan het wakker worden. Ik schaamde me dat ik achter mijn mobiel aan het huilen was om een klein meisje dat ik niet eens kende. Ik probeerde mijn tranen te verbergen en sloop naar beneden om wat fruit klaar te maken. Ik deed mijn oortjes in om naar muziek te luisteren, maar wat ik hoorde was het stemmetje van Dareen, nu zonder ondertiteling, maar ik herkende haar stem en wist wat ze vertelde. Ik had het filmpje niet goed afgesloten, denk ik. Het was opnieuw begonnen. Ik raakte verstrikt in de vervreemding van het fruit snijden voor mijn ontbijt en het stemmetje van Dareen in mijn oren, dat ik niet meer uit kon zetten, alsof ik het zelf was, of een van mijn kinderen.
Iets meer dan een jaar geleden vroegen de ouders van een van mijn oud-mentorleerlingen of ik iets wilde zeggen op het afscheid van hun zoon, die een einde aan zijn leven had gemaakt, omdat hij zijn gedachten had willen stoppen, die dag en nacht doorratelden. Die dag leek het niet meer op te houden met regenen.
Iedere dag heb ik tientallen kinderen in mijn klas met allemaal verschillende achtergronden. Ze komen en gaan. Sommige kinderen hebben last van paniekaanvallen, omdat ze te veel prikkels binnenkrijgen op een dag, zich continu zorgen maken over hun werk, een broer of zus, ouders, het klimaat, de keuze voor een studie, of ze later wel een huis kunnen vinden. Sommige kinderen hebben familie of vrienden in Gaza, in Syrië en maken zich de hele dag zorgen. Anderen wonen nog niet zo lang in Nederland en gaan iedere dag alleen naar huis.
En ik? Ik ben een volwassene die het goede voorbeeld wil geven en hen wil bemoedigen, maar hoe? Ik schaam me dood dat ik een volwassene ben. Weet je wat voor zooitje die ervan maken? Kijk naar waar de meerderheid van de volwassenen in ons land voor gekozen heeft: angst, een weerzin in eerst even rustig nadenken, buitensluiting van hele groepen mensen, ongenuanceerde uitspraken, bezuinigingen in de zorg, in onderwijs en duurzaamheid, de hand boven het hoofd blijven houden van de allerrijksten, de grootste vervuilers. Dat eindeloze uitputten van onze bronnen door ons vol te blijven vreten, terwijl aan de andere kant van de wereld mensen niet eens water hebben. Wie kan onze kinderen troosten?
Op een ochtend heb ik aan mijn mentorgroep gevraagd wat zij doen met alles waar ze zich zorgen over maken, of zich schuldig over voelen. Ik kreeg mooie antwoorden: een paar gingen sporten, een paar vonden steun in hun geloof, er was een meisje dat meeliep in demonstraties. Er was iemand die verhalen schreef en iemand die alles met haar vriendinnen deelde. Er was er een die zei dat ze dan ging gamen, maar dat het niet hielp, dat de gedachten gewoon doorgingen. Er waren er ook een paar die er niet over wilden nadenken.
Mijn eigen gedachten ratelen ook onophoudelijk door. Ik denk dat ik daarom boeken blijf schrijven. Ik wil iets moois maken, maar wat bij mij vanbinnen groeit en groeit en groeit, blijkt een dood kind. In mijn nieuwe boek 'Bombyx mori' heb ik het dode kind midden in de kamer gelegd. En, wat misschien nog erger is, ik heb het daar laten liggen. Ik wilde geen kist, ik wilde een lijkwade weven, maar zoiets duurt wel even, met alle nare gevolgen van dien. Ontbinden gaat immers sneller dan weven. Ook heb ik het kleine meisje dat mij al zo lang zo zwaar op het hart ligt, de naam Irina gegeven en in het verhaal laten opblazen, want dat is wat er met onze kinderen gebeurt. Ik kan het niet mooier maken helaas. Ook aan mijn eigen handen en mijn eigen pen kleeft bloed.
Het boek verschijnt in januari.
Een poosje geleden belandde ik op een zondagochtend na een mooie column van Stevo Akkerman in Trouw via wat berichten op NOS en wat achtergrondartikelen in een oud filmpje van juni of juli , waarin een klein meisje Dareen voor de camera vertelde dat zij in één dag haar complete familie was kwijtgeraakt. Het ging om een onvoorstelbaar groot aantal familieleden. Zelf was ze als enige onder het puin vandaan gehaald. Ze liet op haar telefoon de foto's van haar familieleden zien. Elke avond voor ze ging slapen, kuste ze hen, zei ze. Ze was blij dat ze binnenkort weer naar school mocht, al waren wel haar vriendinnen allemaal dood. Dat had haar juf gezegd.
Mijn adem stokte. Mijn gezin was, net als ik, nog half aan het wakker worden. Ik schaamde me dat ik achter mijn mobiel aan het huilen was om een klein meisje dat ik niet eens kende. Ik probeerde mijn tranen te verbergen en sloop naar beneden om wat fruit klaar te maken. Ik deed mijn oortjes in om naar muziek te luisteren, maar wat ik hoorde was het stemmetje van Dareen, nu zonder ondertiteling, maar ik herkende haar stem en wist wat ze vertelde. Ik had het filmpje niet goed afgesloten, denk ik. Het was opnieuw begonnen. Ik raakte verstrikt in de vervreemding van het fruit snijden voor mijn ontbijt en het stemmetje van Dareen in mijn oren, dat ik niet meer uit kon zetten, alsof ik het zelf was, of een van mijn kinderen.
Iets meer dan een jaar geleden vroegen de ouders van een van mijn oud-mentorleerlingen of ik iets wilde zeggen op het afscheid van hun zoon, die een einde aan zijn leven had gemaakt, omdat hij zijn gedachten had willen stoppen, die dag en nacht doorratelden. Die dag leek het niet meer op te houden met regenen.
Iedere dag heb ik tientallen kinderen in mijn klas met allemaal verschillende achtergronden. Ze komen en gaan. Sommige kinderen hebben last van paniekaanvallen, omdat ze te veel prikkels binnenkrijgen op een dag, zich continu zorgen maken over hun werk, een broer of zus, ouders, het klimaat, de keuze voor een studie, of ze later wel een huis kunnen vinden. Sommige kinderen hebben familie of vrienden in Gaza, in Syrië en maken zich de hele dag zorgen. Anderen wonen nog niet zo lang in Nederland en gaan iedere dag alleen naar huis.
En ik? Ik ben een volwassene die het goede voorbeeld wil geven en hen wil bemoedigen, maar hoe? Ik schaam me dood dat ik een volwassene ben. Weet je wat voor zooitje die ervan maken? Kijk naar waar de meerderheid van de volwassenen in ons land voor gekozen heeft: angst, een weerzin in eerst even rustig nadenken, buitensluiting van hele groepen mensen, ongenuanceerde uitspraken, bezuinigingen in de zorg, in onderwijs en duurzaamheid, de hand boven het hoofd blijven houden van de allerrijksten, de grootste vervuilers. Dat eindeloze uitputten van onze bronnen door ons vol te blijven vreten, terwijl aan de andere kant van de wereld mensen niet eens water hebben. Wie kan onze kinderen troosten?
Op een ochtend heb ik aan mijn mentorgroep gevraagd wat zij doen met alles waar ze zich zorgen over maken, of zich schuldig over voelen. Ik kreeg mooie antwoorden: een paar gingen sporten, een paar vonden steun in hun geloof, er was een meisje dat meeliep in demonstraties. Er was iemand die verhalen schreef en iemand die alles met haar vriendinnen deelde. Er was er een die zei dat ze dan ging gamen, maar dat het niet hielp, dat de gedachten gewoon doorgingen. Er waren er ook een paar die er niet over wilden nadenken.
Mijn eigen gedachten ratelen ook onophoudelijk door. Ik denk dat ik daarom boeken blijf schrijven. Ik wil iets moois maken, maar wat bij mij vanbinnen groeit en groeit en groeit, blijkt een dood kind. In mijn nieuwe boek 'Bombyx mori' heb ik het dode kind midden in de kamer gelegd. En, wat misschien nog erger is, ik heb het daar laten liggen. Ik wilde geen kist, ik wilde een lijkwade weven, maar zoiets duurt wel even, met alle nare gevolgen van dien. Ontbinden gaat immers sneller dan weven. Ook heb ik het kleine meisje dat mij al zo lang zo zwaar op het hart ligt, de naam Irina gegeven en in het verhaal laten opblazen, want dat is wat er met onze kinderen gebeurt. Ik kan het niet mooier maken helaas. Ook aan mijn eigen handen en mijn eigen pen kleeft bloed.
Het boek verschijnt in januari.
Published on December 25, 2024 06:57


