Bibi Boom's Blog - Posts Tagged "hekserij"

Moederkoren

Jacob kwam thuis in een uitzonderlijk slechte bui. Agnes zag het aan zijn rood aangelopen gezicht en de opgetrokken schouders. Ze deed er verstandig aan hem deze avond vooral niet te irriteren. Voorzichtig vroeg ze hoe zijn dag was geweest. Ze plantte haar beide voeten stevig op de grond en zette zich schrap voor een scheldkanonnade. Ze had zich aangeleerd zich af te sluiten voor de godslastering en het gevloek. Maar Jacob hield zich in, alsof hij besefte dat zij er ook geen invloed op had. De oogst dreigde te mislukken en al zijn harde werk was voor niets geweest.

Jacob zeeg neer op de houten bank en schopte zijn laarzen uit. De modder vormde zwarte klodders op de stenen vloer. Haastig nam Agnes de laarzen in haar ene hand en veegde met haar andere de modder weg voor deze opdroogde. Daarna zette ze de laarzen bij het vuur. De modder zou snel drogen en eraf vallen, waarna ze het leer kon opwrijven. Ze zag dat Jacobs kousen gestopt moesten worden, maar zweeg. Dit was niet het moment om erover te beginnen.

‘Ik had nooit naar boer Herman moeten luisteren,’ verzuchtte Jacob. Je moet boerenkool verbouwen, had die gezegd. Daar kan niets mee misgaan. De kool was vliegensvlug opgekomen, maar nu vertoonden de bladeren gele vlekken. Rupsen vraten de rest aan. Het was een catastrofe. Gelukkig bleven de andere gewassen vooralsnog onaangetast, maar daarvan had Jacob dit jaar minder gezaaid om ruimte te maken voor de boerenkool. Was hij er maar nooit aan begonnen.

Agnes maakte zich zorgen. Hoe moest dat gaan, nu ze in het voorjaar een derde mond zouden hebben om te voeden? De hele dag was Agnes opgewonden geweest. Ongedurig had ze uit het raam gekeken in gespannen afwachting van Jacobs thuiskomst. Ze had gepopeld om hem het heugelijke nieuws te vertellen: ze was in verwachting. Eindelijk.

Agnes was al negentien jaar oud toen ze eindelijk trouwde, welhaast té oud. Ze mocht van geluk spreken dat er nog een man was die haar wilde hebben. Vier jaren waren geruisloos verstreken. Ze had aan haar huwelijkse plichten voldaan, maar de blijde komst van een kindje was almaar uitgebleven. Wat was er toch mis met haar? Was ze geen goede echtgenote? Ze werkte hard, zorgde goed voor haar man en voor hun knusse boerderij aan de rand van het bos. Werd ze ergens voor gestraft? Jacobs onvrede over het uitblijvende nageslacht uitte zich in woede-uitbarstingen. Al het werk op het land deed hij eigenhandig, te krenterig als hij was om een knecht aan te nemen. Hij rekende op sterke, gezonde zonen om met de arbeid op het land te helpen.

Met de jaren sloeg Jacobs frustratie om in een constante staat van prikkelbaarheid. Agnes’ hele wezen irriteerde hem. Wat ze ook deed, hij stoorde zich eraan. De kleinste ergernissen hoopten zich op tot hij er bijna van uit elkaar spatte. Een minuscuul gebaar, een verkeerd geplaatste blik, een onverwacht geluid, er was nauwelijks iets voor nodig om Jacob tot ontploffen te brengen. Agnes moest het ontgelden. Steeds langer deden de blauwe plekken erover om te verdwijnen ze weer in aanraking was gekomen met Jacobs vuisten. Agnes, eens zo vrolijk en onbezorgd, werd stil en somber. Diepe groeven tekenden zich af in haar voorhoofd van het fronsen en haar schouders waren gaan hangen. Haar huid werd grauw, haar ogen dof. Ze neuriede niet langer en als Jacob thuis was, sloop ze als een kat door het huis, bang om zijn razernij over zich af te roepen.

De vorige winter kwam er eindelijk een lichtpuntje in de somberheid. Agnes stond die ochtend op met de verwachting dat het een dag als alle andere zou worden. Jacob was al vroeg het land opgegaan en Agnes begon haar dag met het voeren van de kippen en het melken van hun enige koe. Toen ze klaar was, veegde ze haar handen af aan haar schort en streek een sliert haar weg die aan haar bezwete voorhoofd plakte. Ze hees het juk op haar schouders en sjouwde terug naar het woonhuis. De warme, schuimige melk klotste heen en weer in de emmers. Bij de deur bleef ze met een schok staan. Ze was zo in gedachten verzonken geweest, dat ze niet had opgemerkt dat er iemand bij de deur stond: een vrouw in bontgekleurde rokken en een vuurrode omslagdoek. De vrouw droeg een rieten mand in haar ranke handen en keek haar onderzoekend aan.

`Gaat het wel goed met je, kind?’

Agnes knikte. De vrouw hield haar hoofd scheef en keek Agnes aan, niet overtuigd.

De vrouw kneep haar ogen tot spleetjes. `Weet je het zeker?’ De blik van de vrouw gleed naar Agnes’ ontblote onderarmen. Haastig schoof die de mouwen van haar jurk omlaag om de blauwe plekken te verbergen. Pas toen zag ze dat de mand van de vrouw vol lag met bosjes gedroogde kruiden en kleine aardewerken potjes en flesjes.

`Als je me vertelt wat eraan scheelt, kan ik je misschien helpen.’ Er was iets aan de manier waarop de vrouw naar haar keek, een blik van medeleven en begrip, waardoor Agnes haar problemen aan haar wilde toevertrouwen. Ze liet de vrouw binnen en hing een ketel water boven het vuur. Even later zette Agnes twee dampende kommen kamillethee op de wiebelige tafel. De vrouw was gaan zitten en had de mand naast haar op de houten bank gezet.

`Ik heb wel wat voor je,’ zei de vrouw nadat Agnes haar had verteld dat het maar niet lukte om zwanger te raken. Ze rommelde wat in de mand en haalde toen twee linnen zakjes tevoorschijn, elk met een rafelig touwtje dichtgebonden, en legde ze voor Agnes op tafel.

`Plant deze zaadjes als de dagen weer langer worden en de nachten minder koud. De rode klaver is voor jou.’ Ze schoof één van de zakjes over de tafel naar Agnes toe. ‘Wanneer de plant volgroeid is, zet dan thee van de bladeren en de bloemen. Stop met de kamillethee en eet geen venkel.’

Ze had de venkelstronken in de mand naast de vuurplaats zien liggen.

`Die hebben een kwade invloed op je vruchtbaarheid. De rode klaver zal de natuurlijke balans van je lichaam verbeteren.’ Ze schoof het andere zakje naar voren. `De duivelsdoorn is voor je man. Verwerk het in zijn eten en hij hoeft er niets van te weten.’

Agnes schrok bij het horen van die naam. Duivelsdoorn, dat klonk wel heel akelig.

`Maak je geen zorgen, het is ongevaarlijk. Maar de meeste mannen vatten het niet zo goed op als gesuggereerd wordt dat het wel eens aan hun zou kunnen liggen.’ De linker mondhoek van de vrouw krulde op tot een sardonisch lachje. ‘Je kunt het beste de wortel fijnsnijden en in zijn eten verwerken als je hem wel venkel voorzet. De smaak valt daar vrijwel helemaal tegen weg.’

Toen de kruidenvrouw vertrokken was, dacht Agnes na hoe ze kon vermijden zelf venkel te eten wanneer ze dat wel voor Jacob kookte. Venkel en witte kool waren de enige gewassen die Jacob met succes op hun land verbouwde. Diep in gedachten speelden haar vingers met de maansteen aan het leren koordje die ze ook van de vrouw had gekocht en die haar ontvankelijker moest maken voor bevruchting.

`We moeten het doen met wat God ons heeft gegeven, maar soms moet je de natuur een handje helpen,’ had de vrouw gezegd.

Toen het voorjaar aanving met de voorzichtige belofte dat de winter niet eeuwig zou duren en de bomen vol bloesem stonden, plantte Agnes de zaadjes die ze van de vrouw had gekocht. Na verloop van tijd ontsproten hier plantjes uit met roze bloemen.

Agnes roerde in de soep. Jacob keek ongedurig in haar richting waar het eten bleef. Zijn boze bui zal wel wegebben als ik hem vertel dat ik eindelijk zwanger ben, dacht Agnes. De maansteen voelde warm aan tegen haar borst. Ze gloeide van spanning.

`Wat!’ was Jacobs reactie toen ze het nieuws met hem deelde. `Hoe kan dat opeens, na al die tijd? Je hebt je lichaam aan een ander gegeven, is het niet? Jij verdorven serpent.’

Met opgeheven hand, klaar om haar een klap te verkopen, torende Jacob boven Agnes uit. Angstig kromp ze ineen.

`Nee, ik zweer het!’

In horten en stoten vertelde Agnes hem over de rode klaver en de duivelsdoorn.

`Duivelsdoorn? Duivels bedstro! Je weet toch wel wat ze daarover in de kerk zeggen? Dat de duivel op de aarde kwam en nergens rust kon vinden behalve in die stekelige planten. En jij hebt mij dat te eten geven? Mij vergiftigd met die duivelse plant. Domme koe. Die vrouw was een heks en jij hebt haar binnengelaten.’ Hij stopte even om adem te halen en liet zijn hand zakken.

‘Dat gedrocht in jouw buik zal ook duivelsgebroed zijn.’ Jacob stond zo plotseling op dat de houten bank omviel en op de stenen vloer klapte. In twee passen stond hij bij Agnes en greep haar pols vast. `Ik zal je zuiveren. Het kwaad uit je branden!’

Toen stak hij haar hand in het laaiende vuur. Agnes krijste het uit van de pijn. De geur van verschroeide huid kroop in Jacobs neusgaten en een ogenblik lang verslapte zijn grip op haar armen.

Agnes worstelde zich los en greep het hengsel van de soepketel. Ze slingerde ze hem in Jacobs richting om hem bij haar weg te houden. De dikke smurrie plakte aan zijn baard en verbrandde de huid van zijn gezicht. Jacob schreeuwde het uit. De kokende soep liep in zijn ogen en verblind maaide hij met zijn armen om zich heen.

Agnes maakte zich uit de voeten. Zonder omkijken stormde ze de deur uit, het besneeuwde landschap door en verdween in de bosrand. Pas toen ze zich ervan vergewist had dat Jacob niet achter haar aankwam, stopte ze met rennen. Uitgeput viel ze op haar knieën. Hete tranen biggelden over haar gezicht. Ze rustte haar verbrande handen in de sneeuw. Een weldadige verkoeling.

Pas toen ze kalmeerde en haar hoofd weer helder werd, drong de werkelijkheid tot haar door. Ze zou nooit meer terug kunnen naar huis. Waar moest ze heen? Duisternis omsloot haar en het leek alsof er overal ogen op haar loerden. Angstig dwaalde verder, tot het woud om haar heen dunner leek te worden. Op een open plek stond een schamele hut. Aarzelend klopte ze aan. Tot haar blijde verrassing zwaaide de deur open.

`Nee maar, lieve kind, wat is er met jou gebeurd?’

In de deuropening stond de kruidenvrouw die haar de vorige winter de kruiden had verkocht. De vrouw sloeg haar arm om Agnes heen en leidde haar naar binnen. Ze zette haar op een houten bank waarop een dikke schapenvacht lag en gaf haar een kom sterke thee. Dankbaar deed Agnes uit de doeken wat er was voorgevallen.

Agnes bleef bij Hilla, de kruidenvrouw, die blij was om wat gezelschap te hebben. Ze hielp haar met het plukken en drogen van kruiden en leerde de verschillende soorten van elkaar te onderscheiden.

`Zie je die gelige bloemen met een beetje paars in het hart?’ wees Hilla een plant aan, `Dat is bilzekruid. Heel nuttig voor genezing, maar nooit om in te nemen. Het kan gevaarlijk giftig zijn als het gegeten wordt.’

`Wat gebruik je ervan? De wortels?’

`Niet alleen. Wortels, bladeren, zaden.’

Hilla raakte de fijne haartjes op de bladeren van de plant aan, terwijl Agnes aandachtig toekeek. Vervolgens plukte de kruidenvrouw een blad en wreef het tussen haar vingertoppen tot een rolletje.

`Ruik eens,’ zei ze. Agnes snoof. Het blad gaf een bedwelmende geur af.
`Die geur verdwijnt na het drogen. De verschillende delen van de plant gebruik je voor verschillende doeleinden, maar ze zijn allemaal goed tegen pijn. Het is erg sterk, je hebt er niet veel van nodig.’

De zwangerschap vorderde probleemloos. De zalfjes en tincturen van Hilla waren een godsgeschenk. De bessen groeiden al aan de braamstruiken toen de eerste weeën kwamen. Twee dagen en twee nachten lag Agnes op haar strobrits in het kleine hutje met vreselijke krampen; het kind kwam maar niet. Ze had het koud, maar het zweet stond op haar voorhoofd.

`Je hebt koorts,’ constateerde Hilla. `Die kleine moet er snel uit, anders gaat het mis met je. Ik zal je iets geven.’

Hilla nam een bosje gedroogde tarwe dat aan een dakspant bundelde en trok er één enkele halm uit. Ze stampte de graankorrels fijn en vermengde ze met water.

`Hier, drink dit,’ zei ze, ‘het is moederkoren, een schimmel die op tarwe en rogge groeit en de weeën opwekt. Iets wat je nooit aan een zwangere vrouw moet geven, tenzij je onmiddellijk een bevalling op gang wilt helpen. Wees er zuinig mee, het is uiterst giftig in te grote hoeveelheden.’

Gretig werkte Agnes de drank naar binnen. Vrijwel onmiddellijk werden de krampen heviger en korte tijd later kon zij haar zoontje al in haar armen sluiten.

De bladeren verkleurden en vielen van de bomen. De bosgrond was bezaaid met oranje en bruine bladeren en leek in brand te staan. Agnes genoot van dit jaargetijde en snoof de koele, vochtige boslucht diep in haar longen. Hilla en Agnes kleedden zich warm aan en maakten zich klaar voor de lange wandeling naar de jaarmarkt. Agnes wikkelde de kleine in een doek om hem te beschermen tegen de gure wind.

In de stad schuifelden Agnes en Hilla door de menigte en verhandelden zoveel mogelijk van de gedroogde kruiden en elixers waar ze de hele zomer aan hadden gewerkt. Bij de kramen ruilden ze hun waren voor kaas, eieren of meel om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien. Agnes had het naar haar zin. Zij en Hilla waren in die maanden van hard werken onafscheidelijk geworden.

De twee vrouwen zorgden dat ze uit de buurt van de kerk bleven. Als ze een geestelijke in het oog kregen, sloegen ze snel een andere weg in om hem niet tegen te hoeven komen. Die bekrompen lieden konden hun middeltjes wel eens aanzien voor hekserij. En met vrouwen die van hekserij werden beticht, liep het nooit goed af.

Plotseling bleef Agnes als aan de grond genageld staan. Hilla botste bijna tegen haar op. Op de rand van de stoep zat een man. De rechterhelft van zijn gezicht vertoonde een groot, glimmend litteken. Er zaten kale plekken in zijn baard aan die zijde van zijn gezicht en het rechteroog was een nietsziende, melkachtige bol. Er ging een rilling over Agnes’ rug toen ze de man herkende. Hij zag er verslagen uit en Agnes werd vervuld met medelijden. Ze liep naar hem toe en hurkte naast hem neer.

‘Jacob,’ fluisterde ze haast onhoorbaar.

De man keek op en toen hij haar herkende, lichtte zijn gezicht op.

‘Agnes, je bent teruggekomen.’ Hij stak zijn hand uit naar haar gezicht en streek liefkozend over haar wang. ‘Blijf je bij me?’

‘Nee, Jacob, ik hoor nu bij Hilla.’ Ze gebaarde naar de kruidenvrouw in haar kleurige jurk.

Jacob fronste. ‘Wie is dat?’

‘Hilla heeft voor mij gezorgd toen ik niemand anders had. Ze heeft me geholpen met de bevalling en me verzorgd toen ik dat zelf niet kon.’

Toen pas zag Jacob de kleine die in een kleurige doek gewikkeld op Agnes’ rug was gebonden. Hij reikte om het kindje – zijn kindje, begreep hij – aan te raken, maar Agnes deinsde terug, haar armen beschermend om het kind heen gevouwen. Jacobs gezicht vertrok in een boosaardige grimas.

‘Zij is de heks, is het niet?’ gromde hij en gebaarde met een knik van zijn hoofd naar Hilla, die op enige afstand was blijven staan. ‘Degene die voor dit alles verantwoordelijk is.’

Agnes zweeg, haar blik op de straat gericht.

‘Zij houdt je met opzet bij mij weg. Daar heeft ze het recht niet toe. Je hoort bij mij!’

Jacob stond ineens op en wees met een priemende vinger naar Hilla.

‘Heks!’ riep hij luid. De andere mensen op straat keken geschrokken om. ‘Heks!’

Hilla keek paniekerig om zich heen.

‘Nee, Jacob, laat haar met rust! Ze is onschuldig.’

‘Heks!’ riep Jacob nogmaals, nu luider. Aan weerszijden van Hilla verschenen stadswachten die op Jacobs uitroepen waren afgekomen.

‘Jacob, niet doen!’ Agnes rukte aan de wijzende arm, maar Jacob bleef onvermurwbaar. Ruw duwde hij haar aan de kant. Ze verloor haar evenwicht en viel hard tegen de straatkeien. Het kindje huilde hartverscheurend. Hilla werd bij haar armen vastgepakt en afgevoerd.

Machteloos zakte Agnes ineen en liet haar tranen lopen. Omstanders staarden naar de vrouw op de straat die haar huilende kind niet troostte. Agnes sloeg er geen acht op. Het deed er niet toe. Morgen zou de hele stad uitlopen voor het spektakel en zich op het marktplein verzamelen, wist ze. Dan zou er een rechtszaak plaatsvinden. En daarna een heksenverbranding. Er was niets dat ze kon doen om het tegen te houden.

De herfst ging over in de winter en Agnes zette haar leven in eenzaamheid voort. Nu Hilla er niet meer was, zorgde ze zelf voor het drogen van de kruiden, het maken van de tincturen en het mengen van de zalfjes. Het hutje was niet zo gezellig meer als toen Hilla er nog was geweest, maar Agnes kweet zich van haar taken, in Hilla’s nagedachtenis.

De seizoenen kwamen en gingen. Het kindje groeide op tot een gezonde en verstandige jongen en Agnes bracht hem alles bij wat ze van Hilla had geleerd. De natuurlijke aanleg en interesse die het kind toonde voor de kruidenkennis, vertederde haar. Zo was Hilla toch nog een beetje bij haar.

In een volgend najaar was er weer jaarmarkt in de stad. Het had de laatste weken veel geregend en de rivier was buiten haar oevers getreden. Agnes moest een andere weg nemen om niet door de rivier te hoeven waden, en zo kwam het dat ze langs de boerderij liep, waar ze vroeger had gewoond. De rode klaver en de duivelsdoorn stonden in bloei. Een poosje staarde ze in gedachten verzonken naar de planten. Al het plezier was uit Agnes’ leven verdwenen, dat zelfs de onvoorwaardelijke liefde van haar zoontje niet kon terugbrengen. Ze had niets kunnen doen om Hilla te beschermen, die zo goed voor haar was geweest. De onmacht en wraakgevoelens knaagden aan haar. Een zachte stem deed haar opschrikken.

‘Dag mevrouw, kan ik iets voor u doen?’ De stem was van een jonge vrouw met een lelijk maar vriendelijk gezicht. Haar hand streek liefkozend over haar bolle buik. Ze moest al minstens zes maanden zwanger zijn. Een kwaadaardig plan borrelde in Agnes op. De jonge vrouw nodigde haar binnen voor een weldadige kom thee.

‘Ik zie dat je een kleine op komst hebt,’ zei Agnes.

De jonge vrouw glunderde van trotse moedergevoelens. ‘Mijn man Jacob en ik zijn zo gelukkig. Het is onze eerste. We zijn amper een jaar getrouwd en het was gelijk raak.’

Agnes’ maag kneep samen.

‘Laat me je wat geven om ervoor te zorgen dat je zwangerschap zonder problemen verloopt,’ vermande ze zich.

Ze rommelde in de mand die Hilla op die ene dag ook bij zich had gehad en haalde een bosje gedroogde tarwearen tevoorschijn en een kleine vijzel. Gespannen maalde ze de graankorrels van fijn en schudde de vijzel leeg boven de theekom van de vrouw die haar leven had gestolen. Toen schoof ze de kom naar de vrouw en gebaarde dat ze het moest drinken. Vol van vertrouwen dronk de vrouw de kom tot op de bodem leeg. Agnes merkte pas dat ze haar adem had ingehouden toen ze hem sissend liet ontsnappen. Daarna stond ze op.

‘Ik moet weer verder. Dankjewel.’

De vrouw liet haar uit en keek haar na tot Agnes in de bosrand verdween. Toen ging ze terug naar binnen. Agnes hield zich schuil in de bosrand en hurkte achter een struik in afwachting van de uitwerking van haar wraakmiddel. De maansteen aan het koordje om haar nek hield ze stevig in haar hand geklemd. Ze grijnsde wreed.

Toen weerklonk de ijzingwekkende schreeuw van een vrouw die haar ongeboren kind verloor.
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 17, 2018 03:21 Tags: hekserij, kort-verhaal