Danny Vandenberk's Blog

August 26, 2018

NOBODY'S PERFECT

Zomaar ergens op een terras. ‘Veel beter dan dit gaat het niet worden’, zeg ik tegen mijn vrouw terwijl ik aan mijn Duvel Tripel Hop nip. Ze vindt duidelijk dat ik overdrijf en ze heeft misschien wel gelijk. Ik mag best een beetje kritischer zijn. Een jobstudent kwam onze drankjes brengen nadat we bijna een kwartier op de uitkijk stonden om een glimp van hem op te vangen. Hij knikte toen we hem gespot hadden, doelend op het feit dat hij ons opgemerkt had, maar verzuimde het om onze bestelling te komen opnemen. Spotte hij met ons? Nee, want bij een tweede schreeuw om aandacht sloeg hij zich letterlijk tegen het hoofd, ten teken van ‘Ik was jullie straal vergeten’. We bestelden, hij noteerde apathisch en vijf minuten later stonden de consumpties voor onze neus. Ijskoud. Net als de bediening. ‘Dat is dan achttien euro en zeventig cent’, zei de lange jobstudent emotieloos, terwijl hij de andere kant op keeZk. Boter bij de vis. Zelf hou ik er niet zo van, want ik laat het meestal niet bij één drankje en het is telkens zo’n gedoe met je portefeuille en je geld en geven en ontvangen en kriebelig, onhygiënisch aangeraak van handen. Alsof geld trouwens zo belangrijk is. De slungelachtige jobstudent volgt ook maar zijn instructies, dacht ik zo, terwijl ik hem geen fooi gaf. Nee, dat zou al te mooi zijn, na elk rondje het wisselgeld maar laten zitten en op die manier het bedienend personeel al te zeer beboteren. Zo bedienend zijn ze hier geeneens. Mijn vrouw had gelijk. Gaan terrassen is tegenwoordig hoe langer hoe onpersoonlijker geworden en de gezelligheid en professionaliteit is ver zoek. Waarschijnlijk hebben ze hier al vaak te kampen gehad met terrasspurters. Mensen die hun drankje nuttigen en het daarna zonder te betalen weer afbollen. Een fenomeen dat ontstaan is door de schaarse aanwezigheid van kelners, garçons, patrons of hoe je de drankjesbrengers ook noemt. Het ene brengt het andere met zich mee.
Zo, even genoeg azijn gepist, dacht ik toen ik mijn rits dichtte na de plasbeurt. Mijn straal zou die amateuristische, quasi geheugenloze jobstudent trouwens NIET vergeten. Man, het was te merken dat het al een paar uur geleden was. De nepvlieg in het urinoir had ik er bijna afgestraald. Met mijn prostaat is niks mis en ik hoop dat er een nieuw drankje voor me klaarstaat als ik mijn plaats op het terras weer ga opeisen. Dat was zo. Een dikke meevaller, rekening houdend met de gemiddelde levertermijn in dit etablissement. Oei, even teruglopen, want mijn jongste zoon zat nog op het toilet. Zo gaat dat als ouder van vier kinderen, je gaat pas als één van je kinderen moet, al begeleidend, wegwijzend, wc-bril proper vegend, poepafkuisend. Schandalig, van pure dorst en straalfierheid was ik even mijn eigen kind vergeten. Handjes wassen nog en hop, op naar de Duvel Tripel Hop en naar het springkasteel. Hij dan. Mijn schuldgevoelens had ik ineens ook van me af gewassen.
‘Wat een mooie plantjes! Toch dé manier om het terrasgedeelte van de speelweide af te scheiden’, zei ik naar waarheid. Opnieuw was mijn vrouw kritischer dan ik. ‘Inderdaad mooi, maar die plantjes zijn nep. Dat zie je aan hun perfectie. Die is erover. Mooi, maar artificieel, dat zijn ze.’ Ik herbekeek het hele zaakje. De plantenbakken waren trendy en de plantjes waren dat ook. Niet dat ik aan de woorden van mijn vrouw begon te twijfelen. Ze heeft groene vingers en oog voor de schoonheid van ongerepte natuur. Ik veel te weinig. Ik vind perfect prima, zij niet. Iets kan perfect zijn, maar iemand niet. Mensen die zich willen voordoen als zijnde perfect, zijn alleen maar lachwekkend. Om te beginnen moet je al een perfect uiterlijk hebben om perfect te zijn en daar loopt het bij negenennegentig percent van de aspiranten al helemaal mis, net terwijl uiterlijke schijn voor hun zelf het allerbelangrijkste is. Goh, wat rijm ik er weer filosofisch op los.
We hebben geen vat op de tijd, dus geven we maar op tijd een vat. Wat een slogan zou dat zijn voor een jeugdbeweging of zo. Er slenterde er net één voorbij op straat in de vorm van een hoop opgeschoten lusteloze, onverschillige, slome tieners (een veelgevraagd profiel voor jobstudenten in de horeca), vandaar waarschijnlijk deze gedachte, samen met het besef dat we hier al een uur zaten te zitten. De tijd vliegt, net als dat hyperkleine scheetje dat ik net liet ontsnappen. Ooit reïncarneer ik als windhond. Lekker mager ook, zodat ik nooit nog op mijn lijn moet letten. Ik heb zopas in één vloeiende beweging een handjevol gezouten pinda’s in mijn persoonlijke vermaler gestoken, alweer met schuldgevoelens.
Op de tijd hebben we inderdaad geen vat. Ik herinner me dat ik hier twintig jaar geleden ook al zat. Stop met dat rijmen! Wat is er een hoop veranderd. In 1998 zat ik hier als vrijgezel, samen met mijn nicht en haar vriend. In gezelschap, maar toch alleen. In 2018 amuseer ik me met vrouw en vier kinderen, twee zonen en twee dochters. De beleving is anders. In 1998 was hier ook al een speeltuintje, maar ik was er me niet echt van bewust. Over plantjes werd niet gediscussieerd. Pinda’s gingen erin zonder schuldgevoelens. Er werd pas afgerekend als je aanstalten maakte om weer naar huis te gaan. De patron maakte grapjes, deelde hier en daar een knipoogje uit en ontving een mooie fooi, Frankrijk was pas wereldkampioen voetbal geworden, al is dat in 2018 niet anders. Eigenlijk ben ik zelf ook niet zo anders, zij het ietsje meer levensbeschouwend.
Een ouder koppel gaat samen met hun kleinzoon wat verderop zitten. In 1998 vond ik mensen met hun kleinkind aan de hand per definitie stokoud. Nu vind ik ze soms nog verbazend kwiek en jong van uiterlijk en geest. Leg ik de lat minder hoog of word ik zelf oud en relativeer ik leeftijd en aftakeling weg? Doodskistvrees of crematiebenauwdheid? Gelukkig geloof ik tijdelijk in reïncarnatie. Het kleinkind van de jonge grootouders gaat naar mijn dochters op de trampoline en samen amuseren ze zich al springend rot. De opa geniet van het geluk van zijn kleinzoon, nipt van de koffie die hij na tien minuten wanhopig aandacht vragen aan de rijzige jobstudent had bekomen (samen met een citroenthee voor oma en een Fristi voor de zoon van zijn dochter of zoon) en knabbelde smaakvol aan zijn speculaasje. De capriolen van de spelende kinderen deden hem proesten van het lachen, waardoor zijn kunstgebit loskwam en hij het hele zaakje paniekerig weer in zijn mond frommelde, als waren het gezouten pinda’s. Zijn kunstgebit was uiteraard artificieel, maar niet perfect. Het kwam los. Net als de lange jobstudent. Zijn shift zat erop. Hij lebberde als een bezetene aan één van de meisjes van de jeugdbeweging. Hij was minstens één meter negentig en aldus opgeschoten, maar hij had beter tijdens zijn jobuitoefening wat opgeschoten, dacht ik, terwijl ik twee cola zero’s, twee Fristi’s, een koffie en een laatste Duvel Tripel Hop bestelde bij de plaatsvervangende, al even ongemotiveerde jobstudent en net geen plaatsvervangende schaamte gewaarwerd. Ik frommelde nog een hoopje pinda’s in m’n mond. Niemand is perfect.
-----
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 26, 2018 12:41

WERK AAN DE WINKEL

Soms moet je gewoon eens een leeg Word-documentje openen, niet te veel nadenken en gewoon even noteren wat in je opkomt, zoals in een dagboek. Dat kan verdomd therapeutisch werken in deze tijden van ‘Schneller! Alles muss schneller!’, waarin je nooit eens tot rust komt. Voor mij werkt het althans. Schrijven werkt kalmerend, ook al ben ik niet eens wild, opgejaagd of een combinatie van de twee.
Zo ging ik vanochtend met mijn jongste dochter even winkelen. Heel erg veel hadden we niet nodig, omdat mijn verlof begonnen is en er aldus tijd zat is om inkopen te doen. Desnoods dagelijks. Vakantiewinkelen is anders. We zijn thuis met z’n zessen, dus is enige budgettaire voorzichtigheid geboden. Van nature ben ik een kwaliteitskoper, maar door omstandigheden ben ik een kwantiteitskoper geworden. Die omstandigheden zijn een leuke vrouw en vier knotsgekke kinderen, dus mij hoor je niet klagen.
Op een bepaald moment in mijn leven leek het nochtans alsof ik vrijgezel ging blijven. Het was een totaal andere levensinvulling. Nu beschouw ik het als een levensOPvulling. Onbewust mis je bepaalde dingen, terwijl je ze helemaal niet lijkt te missen. Je prioriteiten zijn ik-gebonden, op het egocentrische af, al voel je dat niet zo aan in dat stadium. Merkkledij, exclusieve parfums, wisselende kapsels en kappers, de nieuwste muziekjes, flashy gadgets,... Het lijken allemaal onbenullige, betekenisloze details nu.
Zoals ik al zei, tijdens mijn verlof winkelen we zonder al te veel remmingen. Op het spontane af. Goestingskes inwilligend. Vatbaar voor aanbiedingen die ik in september, oktober, november en andere werkmaanden totaal zou negeren. Omdat ik dan gevoelloos ben voor elke vorm van marketingtrucjes en impulsieve aankopen mijd als de pest.
Ik relativeer me normaal gezien nochtans kapot. Momenteel is iedereen vol van de Rode Duivels, maar als ze niet via een lucky goal van Jan Vertonghen op tijd tegenscoren tegen de Jappen, liggen ze er keihard uit en is heel het land in diepe rouw, terwijl we zweren nooit nog rauwe vis te zullen eten omdat dat die spleetogen zal leren, met hun onnatuurlijk geblondeerd haar, hun alom gekende spleetogen en hun snelle beentjes. Een dikke week later staat het land op z’n kop door diezelfde duivelse voetballers. Terecht! België scoorde zestien doelpunten tijdens het WK in Rusland en even vaak was ik uitzinnig van vreugde, vooral bij het tweede doelpunt tegen Brazilië, dat van Kevin De Bruyne. Voetbal is immers als het leven zelf: verrassend, oneerlijk, keihard en onrechtvaardig, maar soms o zo mooi. Vooral die laatste gelegenheden moet je vastgrijpen, koesteren en intens beleven. Je hoeft daarom je gezicht niet helemaal zwart, geel en rood te verven, je lazarus te drinken en te kwelen als een zeehond met astma. Nee, het kan ook ingetogen. ’t Hangt er maar van af waar je zelf de meeste voldoening uit haalt. Duivelse spontaniteit.
Een doosje pikante tonijnsla. Lekker! Gooien we in het mandje. Mijn kleine nakomeling-winkelgezel wijst naar een puddinkje met snoepjes in allerlei kleurtjes erbovenop, apart verpakt zodat je kan kiezen of je die dingetjes apart opvreet of ze nonchalant over die pudding pleurt. Ze trekt totaal nodeloos een pruillipje en kijkt me met zielige oogjes aan, alsof ze dessertgewijs nog nooit een zulke lekkernij heeft mogen degusteren. Kopen! We checken wel even de houdbaarheidsdatum, want er zijn hoe dan ook grenzen aan zuivelse spontaniteit, zo eerlijk moeten we wel zijn.
We kopen lichtzinnig een uitgebreid assortiment aan broodjes, in alle vormen en maten, al dan niet bestrooid met zaden en begeven ons aan een toeristisch tempo richting kassa. Daar worden we afgerekend door een vakantiewerkerig, overgewichtig meisje met een opgewekt gezichtje. Op financieel vlak en qua boodschappen dan, want een oordeel over onze verschijning, persoonlijkheid en gedragingen lijkt ze niet te maken. Ze is nog te nieuw in de job, mentaal te zwaar belast met haar bezigheden en misschien niet eens van het opmerkzame of beoordelende type. Ik ben, zoals gewoonlijk, vrij afstandelijk doch vriendelijk en zeg haar in gedachten ‘Grazie, bella!’, omdat ik vermoed dat ze van Italiaanse afkomst is. Extern zeg ik gewoon: ‘Fijne dag nog!’, terwijl ik mijn bankkaart weer netjes opberg. Als vrijgezel zou deze ‘Ciao, bella!’ sarcastisch bedoeld zijn. Bij de ‘bella’ zou ik niet denken aan een schoonheid, maar aan een koe, zoals Jommeke dat destijds deed. Het zou een buitenkans zijn voor een sarcastisch binnenpretje omtrent haar lichaamsgewicht en haar ongetwijfeld veelvuldige consumptie van dessertjes met veelkleurige snoepjes. None of the above, ik ben geëvolueerd in mijn leven, in vakantiemodus en bovendien tot de essentie komend: voor mij zit een obees en lief meisje, zonder bijbedoelingen, trachtend een centje bij te verdienen. Uiterst vriendelijk bovendien, terwijl ze haar job niet eens helemaal onder de knie heeft. Misschien houdt ze net genoeg over om binnenkort naar Pukkelpop te gaan met haar vriendinnetjes. Iets wat ik nooit zou doen. Ze knipoogt lachend naar mijn dochter, terwijl ze me de rekening overhandigt. Ze is mooi, maar vooral genietend van het moment. Ze leeft met volle teugen. Ik kan nog veel van haar leren, vooral in september, oktober en november.
-----
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 26, 2018 12:36

July 23, 2018

EI

Schrijven is mijn ding. Altijd al geweest. In elke vorm. Voor elke reden. Als er geen reden tot schrijven was, verzon ik die. Soms ben ik een echte verzinner. Soms ook niet. Zolang ik maar kan schrijven.

Sinterklaas, de paashaas, de kerstman, mijn meter en peter en mijn ouders brachten en gaven me honderden balpennen en schriftjes. In allerlei soorten en maten. Voetballen vond ik ook wel leuk, maar terwijl ik voetbalde of net gevoetbald had, voelde ik een onweerstaanbare drang om hierover een verslag te schrijven, scores te noteren, te registreren. Ik legde het spel er zelfs voor stil, indien mogelijk. Misschien is schrijven voor mij wel vasthouden aan leuke momenten, ze optekenen om mezelf op die manier in staat te stellen ze te herbeleven.

Geboren ben ik in 1972. Ideaal. Ik heb de mechanische schrijfmachine nog meegemaakt. Een handige Harry ben ik nooit geweest (understatement!), maar met mijn schrijfmachine was ik in de jaren tachtig een tovenaar. Het was dan ook mijn lievelingsinstrumentje. Urenlang kon ik ermee bezig zijn. Een lettertje inhouden en kijken hoe het hamertje zich richting blad bewoog, het gevoel van de spatiebalk, de wagen die bij elke toetsaanslag een beetje naar links schoof, de trots om een hele bladzijde foutloos te kunnen typen... Voor mij in die dagen het equivalent van onevenaarbaar genot.

Met Tipp-ex had ik een haat-liefdeverhouding. Aanvankelijk vond ik het vooral lekker ruiken en een fantastische uitvinding, want van een typfout kon ik wel rotten en het witte verfje was destijds het enige redmiddel tijdens momenten van tikpaniek. Doorstrepen was o zo slordig. Verven met Tipp-ex camoufleerde, maar als je achteraf je blad naar het licht hield en je zag 27 vlekjes, voelde je je niet bepaald happy.

De elektronische typemachine vond ik nog niet half zo leuk. Ik had er nauwelijks een band mee, want voor ik het wist was er de tekstverwerker! Zonder schaamtegevoelens fouten verbeteren, lettertypes veranderen, woordjes terugzoeken, backspacen,... Noem maar op. Een openbaring! Ik blijf al eens graag in het verleden hangen, maar soms is de evolutie der techniek toch o zo prachtig.

Soms gluur ik naar mijn scherm, knijp ik m’n ogen even dicht en geniet ik van de indeling in alinea’s, de lettertjes op zich, het totaalbeeld. Heel veel inhoud hoeft het hele ding dan geeneens te hebben. Ik noem het Chinees staren. ‘Ik wil turen, Ik Will Tura!’ zeg ik dan tegen mezelf en dan kijk ik spleetgewijs naar mijn geproduceerde teksten, terwijl ik een live-versie van ‘Mooi, ’t leven is mooi!’ ten berde breng. De zon, muziek en de kinderen (toch een beetje een rare, enigszins pedofiele song als je ’t mij vraagt) vervang ik dan door een alternatieve tekst, naargelang de mood. Woorden, bier en leestekens bijvoorbeeld.

‘Schrijven met de hand’ lijkt hoe langer hoe meer gereserveerd voor speciale gebeurtenissen. Op die momenten kan ik ervan genieten om heel hard mijn best te doen om heel mooi te schrijven. Als ik een beetje moeite doe, heb ik een heel verzorgd, bijna perfect handschrift. Ik krabbel wel nog dagelijks allerlei ditjes en datjes in mijn agenda. Het is mijn logboek. Erg vaak vind je die heel dicht in mijn buurt. Agenda-nabijheid biedt veiligheid. Noteren, weet je wel. Ingevingen. Ze vasthouden. Als ik TV kijk, ligt mijn agenda liefst naast me, zodat ik eventueel kan optekenen wat mij prikkelt, gedachten kan noteren of nog meer van dat fraais. Soms ook gewoon praktische zaken.

Naargelang mijn gemoedsgesteldheid past mijn geschrift zich aan. Als ik boos ben, schrijf ik hoekig. Vrolijk is zwierig, nonchalant (gebeurt zelden) is vrij slordig en in de andere negentig procent van de gevallen gewoon uiterst netjes en mijn best doend.

Is schrijven blijven? Wellicht niet. Iedereen lult maar raak op de sociale media en ik doe er lustig aan mee, al lijk ik net iets meer moeite te doen dan de doorsnee-tokkelaar. Ik ben een schrijfkip. Ik tok en tokkel. Opeens vind ik het een beetje jammer dat ik de tijd van de schrijfveer niet heb meegemaakt. Och ja, ik weet niet eens wat mijn DRIJFveer tot schrijven is, maar mijn ei is weer gelegd. Kan me weinig schelen wie het vindt, leest of opeet.

----------
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 23, 2018 00:51

LELLEBEL

Oordelen, en dan bedoel ik niet de gehoorgang, het trommelvlies, de buis van Eustachius, de oorschelp en dat soort zaken, maar eerder het (levens)beschouwelijke, is toevallig één van mijn specialiteiten. Nochtans heeft het woord een negatieve bijklank. Je kan ‘te snel’ oordelen, iemand onterecht afrekenen op iets, veroordelen, vonnissen.

In mijn leefwereld is het nu net verhelderend. Het verduidelijkt, geeft structuur en op een bepaalde manier ook veiligheid.

Als je streng bent voor jezelf, ben je vaak ook veeleisend voor je omgeving. Dat is bij mij niet anders, maar ik heb intussen geleerd dat zulks frustrerend en op den duur onhoudbaar is. Ik zou me intussen zelfs tolerant noemen, op het nonchalante af.

Ik beoordeel alles wat op mijn pad komt. Daarmee bedoel ik geenszins dat ik een kikkerachtige bezit waarop andere dieren of mensen orgasmes beleven. Lap, daar gebeurt het weer. Ik wijk af door mijn ziekelijk brein, dat constant vunzige verbanden legt. Ik wed dat velen me al veroordeeld hebben tot vetzak van de bovenste plank. Daar kan ik mee leven en anderen slagen daar inmiddels ook hoe langer hoe beter in.

Het makkelijkst te vellen oordeel is natuurlijk het uiterlijk oordeel. Als peuter en kleuter speelde ik nooit met kindjes die geen controle hadden over hun snotproductie en die de snottebellen bijgevolg zomaar wat lieten rondbungelen. Als puber begon ik seksueel te oordelen. Iets in de zin van ‘die zou ik doen’ en ‘die zou ik niet doen’, een ja/nee-oordeel. Zo makkelijk was dat, al was het louter theoretisch, want in die tijd kwam ik niet erg vaak aan seks toe. Gezicht, borsten en billen waren de belangrijkste parameters. Deze werden aan de hand van een hormonale hitsigheidsformule afgewogen, samengeteld, vermenigvuldigd en uiteindelijk werd vooral de vierkantswortel getrokken.

Bij oudere, liefst bejaarde mensen bestudeer ik altijd de oorlellen. Vaak zijn deze helemaal uitgelebberd, of liever uitgeleurd en lekker harig. Dat komt omdat ze je hele leven lang blijven doorgroeien en door de ietwat slinkende discipline in het scheergebeuren van zo’n oudje, dat waarschijnlijk andere besognes heeft dan de regelmatige ontharing van een oorlel of twee.

Zelf heb ik ook ooit een oorlel gekregen, of beter gezegd een flinke lel tegen mijn oor. Ze werd me toegediend door een zekere juffrouw Van Belle in de derde kleuterklas. Ik noem haar bij naam omdat de feiten verjaard zijn en omdat ze ervoor zorgde dat mijn vertrouwen in het onderwijzend personeel voorgoed verdween. Ik was een braaf kind, dat nooit klappen kreeg, maar juffrouw Van Belle vond het nodig om mij een fikse optater te geven omdat ik de snelste van de klas wilde zijn bij het lusjes maken, een schrijfvoorbereidende oefening. Het was allemaal goedbedoeld en bijgevolg bijzonder onrechtvaardig in mijn kinderlijke beleving. Ze maakte een verkeerde inschatting van een al bij al schattig, puur en ongeremd ding, zijnde ikzelf. Dat blijft bij. Juffrouw Van Belle was een waardeloze juf, daar blijf ik ook bij, omdat ze mijn spontaniteit beteugelde met de boksbeugel. Een blijvend waardeoordeel over een monster zonder waarde.

Uitendelijk werd ik volwassen, al twijfelt mijn omgeving daar heel sterk aan, en begon ik meer en meer naar het innerlijke te kijken. A Good Heart Is Hard To Find zong Feargal Sharkey in 1985 en ik kweelde het luidkeels mee als 13-jarige, maar de betekenis drong pas vele jaren later tot me door. Ik bekeek het destijds waarschijnlijk allemaal wat letterlijk, wat medisch en transplantatie-achtig.

Inmiddels ben ik uitgegroeid tot een gevoelsmens. Nog steeds deel ik graag alles en iedereen in. In vakjes, hokjes, schuifjes en klassementjes. Het overzicht is belangrijk, maar tegelijkertijd is er het besef dat mensen uniek zijn en ze een eigen schuifje hebben. Dat schuifje steek ik vol met persoonlijke informatie van de desbetreffende persoon. Hoe nauwer het contact, hoe groter de schuif. Euh, tja, dat kwam er weer even heel verkeerd uit. Ik zal nooit veranderen. Of toch. Ik zal meer en meer Shar-Peirimpels in mijn gezicht en nek krijgen, ik zal vergrijzen, mijn haar zal dunner worden, mijn tanden minder talrijk of vervangen door een kunstgebit. Mijn oren steken momenteel nog een beetje uit, maar door de indrukwekkende groei van mijn oorlellen zal het misschien wel beginnen lijken alsof mijn oren eindelijk weer toenadering zoeken tot mijn hoofd. Een beetje zoals jij, de lezer.

-----
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on July 23, 2018 00:41