Het gat in zijn borst is zo klein dat het alleen zichtbaar is door de rode vlek op zijn shirt. Het gat in zijn rug, waar de kogel naar buiten kwam, is zo groot als ik zelf ben. De kogel ging door mijn linkerkamer en verwoestte Nico’s aortaklep. Al weet ik dat het vergeefs is, mijn eerste reactie is om zo lang mogelijk te blijven doorpompen.
Vaak genoeg ben ik gebroken, maar nog nooit eerder doorboord. Het is een bijzondere ervaring, maar wel een onprettige. Hoe lang kan ik het pompen blijven volhouden? Tot er hulp komt? Komt er eigenlijk wel hulp?
Ergens is de gedachte dat het straks over is een opluchting. Al tweeënveertig jaar pomp ik dag en nacht het bloed rond in dit lichaam. Een ondankbare taak. Vaak heb ik het gevoel dat Nico me als vanzelfsprekend beschouwt. Hij rookt en drinkt en doet te weinig aan lichaamsbeweging. Soms denk ik dat Nico niet echt om me geeft.
De hersenen dreigen in shock te raken. Denk aan iets leuks, Nico. Iets waar je rustig door wordt. Hoe harder je me laat pompen, des te korter heb je te leven.
De pijn. Ik moet hem onderdrukken. Anders raakt Nico alsnog in shock. Ik moet sterk zijn, maar de hersenen zeggen me iets anders. Je kunt de pijn niet wegdrukken. Hij verdwijnt niet. Je moet hem verwelkomen. Je hoeft de pijn niet te vrezen.
Houd op, zeg ik tegen Nico’s hersenen. Anders stop ik met pompen en snijd ik je zuurstoftoevoer af. Dan zullen we eens zien wie de baas is in dit lichaam.
Nico’s longen ademen snel en kort. Maar ik heb er de kracht niet meer voor om de zuurstof, die ze naar binnen halen, naar de hersenen te pompen. En wanneer je hersenen geen bloed meer krijgen, verlies je het bewustzijn en ga je dood, Nico. Als ik stop, dan stopt alles. Vecht, Nico. Vecht!
Nico’s hersenen zwijgen. Eindelijk. Ik ben niet bang, prevelen de lippen nog. Ik prevel met ze mee en klop steeds trager. Ik ben niet bang. Ik ben niet-
Het laatste wat ik hoor is de krijsende sirene van de ambulance.
Dan. Stop. Ik.
Published on May 23, 2018 01:03